Inhoudsopgave
[Deel 1]
Klinkdichten
[1] Grafdicht op Dukdalf.
[2] Spanjes en Hollands orakel.
[3] Seegesangh over de neederlaagh der Spaansche vloote in Duins.
[4] Aan de sark van myn vaader en broeder.
[5] Op geld.
[6] Troost in de sterflykheit.
[7] Beklagh over de dood van Joachim Hiddingh.
[8] Op de wedloop van Tobias de Hem.
[9] Kristus geboorte en leeven gewoogen teegen syn lyden.
[10] Proef van liefde aan Roselle.
[11] Op twistige steeghjes gebuuren.
[12] Op de aangenaame stilligheit des nachts.
[13] Troost aan Juffrouw.
[14] Geboortvermaaninge aan iuffrouw Susanna Simons vander Loef, mijne moeije.
[15] Dank aan Hendrik Laurents Spiegel, voor een mandeken met persen.
[16] Het begin des leevens is het begin des stervens.
[17] Aan Gerrit Brand den ouden.
Om myn uurwerkje.
[18] Antwoord aan Gerrit Brand den iongen.
[19] Op kennep.
[20] Op Kersnacht.
[21] Aan Roselle. De liefden verraadt sich selve.
[22] Aan Roselle. De liefde waart altijd om het geliefde.
[23] Op Kristus heemelvaart.
[24] Droom aan myne meederymers.
[25] Op een servet, aan de schouwmantel van Roselle.
[26] Beede om gunst, aan S.L.
[27] Op de schoonicheit van Roselle, aan de selve.
[28] De schoongheit van Roselles gemoed, booven haar gelaat gepreesen, aan de selve.
[29] Op den oploop te Parys, om een drukker van een lasterschrift, op de kooninginne en kardinal, door 't volk van de galge verlost.
[30] Op een schilderye aan de solderinge eenes kaamers te Fonteinebleau.
[31] Op myne eensaame reise, een groot stuk weeghs door Vrankryk.
[32] Myne onversaadlikheit van Roselles schoonigheit. Aan de selve.
[33] Op d'uitsteekende hoedaanicheeden van Roselle.
[34] Myne wanhoop aan Roselle.
[35] Op het koopergeld in Spanje.
[36] Op des kooninghs weigeringe aan syn soon, versoekende om dry uuren te moogen regeeren.
[37] Hoe nietich dat de pracht der kooningen zy.
[38] Blyde welkomst der kooninginne te Madrid.
[39] Schrobbe aan een onweetenden Spanjaard.
[40] Sluikerye in Spanje door behulpsaamheit der paapen.
[41] Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje.
I.
[42] [Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje.]
II.
[43] [Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje.]
III.
[44] [Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje.]
IV.
[45] [Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje.]
V.
[46] [Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje.]
VI.
[47] [Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje.]
VII.
[48] [Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje.]
VIII.
[49] [Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje.]
IX.
[50] [Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje.]
X.
[51] Op de ongelykmaaticheit der bruggen oover de rivieren van Sivilie en Madril.
[52] Op het voorspreekerschap van Abraham Grenier den iongen van Middelburgh, te Angiers verdient.
[53] Aan Abraham Grenier den jongen, rechtsgeleerden van Middelburgh, teegenwoordigh te Angiers.
[54] Sucht naa het vaaderland, op de reise door het geberghte Morena.
[55] Aanvechtinge geleeden te S. Lukas.
[56] Aandacht op myn dertighjaarigen ouderdom en quellycke miltsucht.
[57] Op myne doolreise tusschen Port S. Marye, en Granade.
[58] Aademscheppinge langhs de riviere Dauro.
[59] Afbeeldinge en wydinge van Roselle, en haare bestraffinge.
I.
[60] [Afbeeldinge en wydinge van Roselle, en haare bestraffinge.]
II.
[61] [Afbeeldinge en wydinge van Roselle, en haare bestraffinge.]
III.
[62] [Afbeeldinge en wydinge van Roselle, en haare bestraffinge.]
IV.
[63] [Afbeeldinge en wydinge van Roselle, en haare bestraffinge.]
V.
[64] [Afbeeldinge en wydinge van Roselle, en haare bestraffinge.]
VI.
[65] Aan de rivier Genyl.
[66] Op het mirakel van een schielyken storm te Granade, aan onse Lievrouwe.
[67] Afscheid van Granade.
[68] Op de sodomiterye van Florencen.
[69] Aan Florencen.
[70] Aan Raimond de Smeth.
[71] Aan Abraham Grenier den iongen rechtgeleerden te Middelburgh.
[72] Aan Hendrik Laurents Spiegel.
[73] 't Leeven van meenigh reiselingh in Italien, aan een vaader.
[74] Aan Pieter Klaaver.
[75] Verklaaringe teegen arghwaan, oover myn dicht ter eere van den kooningh van Spanje.
[76] Op het ontbeeren van den waaren godsdienst.
[77] Rome wel besiens waardich.
[78] Op een ontsegh my gedaan.
[79] Op den bergh Vesuvius, en het Swaaveldal.
[80] Afscheid uit Rome van R. Anslo. aan den selven.
[81] Aan T.D.
[82] Op het aanhooren van oovereenstemmend gesangh en snaarspel.
[83] Aan den brandenden Vesuvius.
[84] Aan myne vrienden.
[85] Op de vastelaavond te Venecie, aan de selve.
[86] Berouw op de weeromreis van Venecie, aan Michiel Soetens schilder.
[87] Op het overlyden van Fredericus Kesselerus. Leeraar der Gereformeerde Gemeinte.
[88] Aan N. v. Liebergen.
[89] Op de dood van Pieter Wachtendorp, Gereformeert Leeraar.
[90] Laatste eere aan Katarina Jehev. Weduwe wylent Ioost Iuliens.
[91] Dwaasen roem.
[92] Amsterdam aan Joannes Rulitius, Leeraar der Gereformeerde Hooghduitsche gemeinte, op syn afscheid van haar.
[94] Ontroeringe van geest op het besichtigen van myn vaaders en broeders lyken.
[95] Dank aan Joan Rademacher, voor het leenen van C. Huigens oogenblikken.
Het tweede boek
Vyf gedichten
[96] 's Amsterdammers Winter.
[97] Schetse van Venecie.
[98] Afraadinge van vreede, met de teegenwoordige regeeringe van Engeland.
[99] Gierigheits wooninge en gestaltenisse.
[100] Eklips of verduisteringe der sonne, aan de schrikkigen voor den dagh des oordeels.
Het derde boek
waar in Spadichten
[101] Leeven te Spa.
[102] Om geneesinge myner miltsiekte, aan de Spafonteinen.
[103] Ter eere van de fonteine Saveniere.
[104] Ter eere van de fonteine Pouhon.
[105] Ter eere van de fonteine Geronster.
[106] Ter eere van de fonteine Tonnelet, of Tonneken.
[107] Ter eere van de fonteine Nieuwe Geronster of Klein Tonneken.
[108] Spasangh. Op de wyse vanden 6. psalm.
[109] Wild tuilken, aan Raimond de Smeth.
[110] Op het dooden van een slangh.
[111] Van 't schaapevleisch te Spa, aan Raimond de Smeth.
[112] Trouwen raad om naa het Spa te koomen aan Katarina Six &c. myne suster [en] Ioanna Iuliens, huisvrouw van Dr. Wilhelm Boogaard, [en] Susanna Iuliens, huisvrouw van Kornelis Simons vander Loef, myne moeijen.
[113] Tydkortingh te Spa, aan Raimond de Smeth.
[114] Raad om naa 't Spa te koomen, aan alle miltsuchtigen.
[115] Verantwoordinge, oover een bruiloftdicht, berispt door Raimond de Smeth, aan den selven.
[116] Aan Simon Dilman geneesheer t'Amsterdam.
[117] Dankbaarheit, en afscheid aan 't Spa.
[118] Vaar wel, aan t Spa.
Het vierde boek
genaamt Dichtbosch
Het eerste deel
[119] Het boek, aan den leeser.
[120] Afscheid aan myn rymen.
[121] Begin met God.
[122] Toorenbouw, aan de graavers.
[123] Troost aan Sirikzee, oover 't verlies van Pieter Wittewrongel, Kerkenleeraar, hier beroepen.
[124] Brandmerk, aan Niklaas Follyn.
[125] Op doodshoofden, en geraamten van beesten, ten huise van Jan Gerritsen Indies heelmeester. Aan den selven.
[126] Op de soete stem van Susanna le Fever.
[127] Aan Roselle.
[128] Het ooverleeden soontje van Gerrit Paapenbroek, aan syn vaader.
[129] Aan het nachtegaaltjen.
[130] Prente van een gierigen ambassadeur.
[131] Bruiloftnacht van Kaspar van Keulen, en Katarina Opmeer.
[132] Myn vaaders lyk my toespreekende.
[132] Nooddruft is genoegh.
[134] Weeromslach aan W.B. oover syn laster teegen my, neeven dry andren.
[135] Dank, aan Manuel Spranger. Voor kaaviaar.
[136] Beklagh oover de schierlyke en ongesiene dood mynes vaaders. Aan myne oogen.
[137] Meedelyden, met Joanna Juliens, huisvrouwe van Dr. Wilhelm Boogaard.
[138] Kontrefeytsel van Roselle.
[139] Grafdicht, op myn vaader.
[140] Treurdicht oover de dood van myn broeder Jakob.
[141] Aan J.A.
[142] Dankdicht, aan Simon Dilman, geneesheer.
[143] Troost aan mijn moeder, oover 't verlies van myn broeder Iakob.
[144] Op tweelingen, malkander seer gelykende.
[145] Bruids inhaal. Aan Francois de Koster, en Anna van Baseroode.
[146] Steetuinkroon aan Joannes Snippendal.
[147] Kroone des deughds.
[148] Mooi weer, aan Simon Dilman Geneesheer.
[149] Op langhduurigen reegen.
[150] Trouw, van Samuel Kaffart, met Sofia Dorhout.
[151] Op Spadonem.
[152] Aan Venus.
[153] Op het kontrefeitsel van Susanna Bex lijk: aan heuren man Jan de Neufville, myn neef.
[154] Moed aan het Fransche heeir op den intocht in Vlaanderen.
[155] Lesse aan het mesje van Roselle.
[156] Reisgeluk, aan het jacht Griffioen, vaarende, met myn broeder Joost, naa Nieuw Batavie.
[157] Engelsche raasernye.
[158] Rariteiten te koop.
[159] Vraage, om aaderlaatinge, aan Simon Dilman, Geneesheer.
[160] Weerstuit, aan T.D.
[161] De Diemermeir, aan Marten van Halewyn den ouden.
[162] Op de Pinxterbloem der straatkinderen.
[163] Val van Haarlems Flora.
[164] Engelsche staatsucht.
[165] Dankdicht, aan Jakob Breine te Dantsich, voor een paar barnsteene hechten.
[166] Aan Arnoud van Someren.
[167] Grafschrift.
[168] Ander.
[169] Kooninghlyk schavot te Londen, in plaat gesneeden, door Krispyn van de Pas.
[170] Misleide onnooselheit.
[171] Bruiloftsangh, aan Joannes Abeels getrouwt met Anna de Bra.
[172] Oostkappele, aan Abraham Grenier den Jongen.
[173] Huldekroon, aan den heer Geerard Bikker, Drost te Muiden, Baljuw van Gooiland, en Weesperkarspel.
[174] Vischmaal, aan Manuel Spranger.
[175] Klaghte aan Simon Dilman geneesheer.
[176] Roosekrans, aan Roselle.
[177] Verrukkinge der sinnen, aan Joannes Hoorenbeek, dr., profr., en predikant t'Uitrecht: en Simon Dilman geneesheer.
[178] Eerste steen van het stadthuis t'Amsterdam,
waar in gehouwen staat:
deesen eersten fondamentsteen geleght,
Door Gerbrant Pankras, Jakob de Graaf,
Sybrand Valkonier, Pieter Schaap, der
heeren burgemeesteren soonen, en neeven.
Op den 28 octobris 1648.
[179] Lykklaghte, oover Roelof Pieterse, Kerkenleeraar.
[180] Op den tooren te Middelburgh.
[181] Rouwe van A.K. oover M.v.H.
[182] Wensch des Eenhoorns.
[183] Op Titus Andronikus. Van Jan Vos. Aan den selven.
[184] Dankoffer, aan Gesondheit.
[185] Afkeer van Isabelle.
[186] Op het H. Nachtmaal.
[187] Vrouwen macht.
[188] Op Roselles oogen.
[189] Kusje.
[190] Bruiloft van Jan de Neufville, en Elisabeth Brouwer.
[191] Vrysangh.
[192] Aan J.v.K.
[192] Heugenisse, aan een heuveltjen, buiten Naarden.
[194] Geboortuur, aan Johanna Dilman, myn nichte.
[195] Blaame van gemaakte schoonheit.
[196] Aan de meestresse van N.S.
[197] Vergenoeginge met Roselle, aan de selve.
[198] Brief aan Roselle.
[199] Roselles oogen.
[200] Aan Roselle oover een stuk meloen.
[201] Aan Geeraard Vossius.
[202] Grafschrift.
[203] Pinxterfeest. Op de wyse van den 30 psalm.
[204] Op het boek Euthanasia, of Welsterven, van Joannes Hoorenbeek.
[205] Nieuwjaar, aan Roselle.
[206] Gekroonde schryfkonst.
[207] Moed teegen Portugal.
[208] Kusje.
[209] Antwoord, aan vrienden, waarom ik niet trouwe.
[210] Rykdom des gemoeds.
[211] Brief aan Hans Baard te Haarlem.
[212] Fooi.
[213] Beraad, of het niet goed waar Vreede met Spanje.
[214] Kristelyk geloof.
[215] Hooghloffelijke gedachtenisse, van Freedrik Henrik, Prince van Oranje.
[216] Wisselbank.
[217] Paardegraf.
[218] Toewydinge aan de Vreegodinne.
[219] Vreughdesangh, oover den eeuwigen Vreede, met Spanje.
[220] Vreedelof.
[221] Kraampracht.
[222] Myns leevens sukkelinge. Op de wyse van Mariaas Lofsangh.
[223] Spanjes Vreede.
[224] Op het boeck, Het lof des Heilgen Geests, van Roelof Pieterse.
[225] Grafschrift op - -
[226] Op het heiligh graf.
[227] Op het bontgenootschap van Spanje, en 't vereenight Neederland.
[228] Aan Margarite.
[229] Op quaade tongen.
Het vyfde boek
genaamt Dichtbosch
Het tweede deel
[230] Afscheid, aan het boek.
[231] Klachte oover ingenoomen artsenye, aan Simon Dilman, geneesheer.
[232] Koddenaartje.
[233] Grafschrift, op Klaas Jansen Vischer.
[234] Op het boek, Examen bullae papalis, quâ P. Innocentius abrogare nititur pacem Germaniae, Van Joannes Hoorenbeek.
[235] Schrikspiegel, om niet naa Engeland te reisen.
[236] Brief, aan Joannes Hoornbeek, te Uitrecht.
[237] Nahuiswensch.
[238] Onweer, op de grensen van Spanjen.
[239] Kinderschutterye, aan Spanje.
[240] Beedelmusyk, te Tholouse.
[241] Blyde inkomste te Madrid, van Maria Anna van Oostenryk, kooninglyke bruid van Spanje.
[242] Geboortekrans van Amaranth, aan Katarina J eheu, weduwe wylent Joos Juliens.
[243] Eigenwysheit, dwaasheit.
[244] Uitroep om hoornafsetters.
[245] Vraage, van een Spanjaard, aan den Turkschen ambassadeur, en syne antwoorde.
[246] Tempel, aan den kooningh van Spanje.
[247] Opdracht van den tempel, aan den Kooningh van Spanje.
[248] Op d'aanstaande wandelinge van de kooninginne, na Casa del Campo, of het landhuis.
[249] Spanjes heerschappye, afgebeeldt aan een der triumfboogen.
[250] Op de schoonheit van de Kooninginne, aan de selve.
[251] Op een torssend bultenaartjen.
[252] Brief, aan Theodore Dodeur.
[253] Jooden kerkhof te Livorno.
[254] Anders.
[255] Schenk van Italjaanen, aan een Hooghduitschaard.
[256] Damspel, om geld teegen ooverblyfselen van heiligen, van Kapucynen, met den scheepskoopman, op zee tusschen Alikante en Genua.
[257] Antwoord, op mijn klinkdicht, van Rynbrand Anslo, te Rome.
[258] Myn antwoord, aan den selven.
[259] Op het beeldenkontrefeitsel van Hendrik Bakker, schilder, van Koppenhagen, te Rome, aan den selven.
[260] Op het schelden van J.O. te Rome, van de schilders Virgilius gedoopt.
[261] Geheim in den misbouw van Sint Pieters kerck, te Rome.
[262] Op het koopre beeld van Sinte Pieter, in de groote kerk, hem toegewydt, te Rome.
[263] Welkomste in Rome.
[264] Beklagh oover de dood van Jakob Holbeek, F. Kesseleer, en R. Pieterse, predikanten. Aan Katarina Jeheu.
[265] Op den toenaam van Adriaan Geldhof.
[266] Op den selven.
[267] Op het kontrefeitsel, van R. Anslo. Door Bronkhorst, te Venecie, aan den selven.
[268] Grafschrift.
[269] Op een boetsenmaaker.
[270] Op Amsterdam.
[271] Aan Rafäel - - -
[272] Op myn half hembd, aan H.B.
[273] Een stuk van een meloen, aan Manuel Spranger.
[274] Grafschrift, op Aris Elbertse Snoek.
[275] Grafschrift op I.V.
[276] Op de komste der Vreegodinne in het Stadhuis.
[277] Lauwer en olyfkrans om 't Princenhoofd.
[278] Op het afgebrooken dicht van Frankus, door P. Ronsard.
[279] Goudsucht.
[280] Een gebrek t'Amsterdam.
[281] Aan Simon Dilman geneesheer.
[282] Borgerkroonen voor de Bikkers.
[283] Op het graf, der dry Princen van Orangjen.
[284] Begroetenisse oover de eerstgeboorte van Joannes Hoorenbeek, doctr, professor, en predikant te Uitrecht.
[285] Op de verdronken Diemermeer, aan den reiser.
[286] Op de reise door Tirool, met Michiel Soetens schilder: aan den selven.
[287] t'Huisblyvens beede, aan Jan Druivestein, te Venecie.
[288] Op geschildert marmer, door Michiel Soetens.
[289] Schetse van Venecie, opgedraagen aan Jan van Aalst, Jan Druivestein, Pieter Sluijer, Jan van Uffele, en Abraham Heirmans, kooplieden aldaar.
[290] Grafschrift.
[291] Op d'Olifantsbrugh.
[292] Op het Pesthuis.
[293] Op het selve.
[294] Aan myn neef.
[295] Lauwerier, aan Joannes Dilman, beweert hebbende de inleidinge der geneeskonste.
[296] Grafschrift.
[297] Op een roomer, by A. van Heeden, aan den selven.
[298] Booven onse tuindeur.
[299] Sinnebeeld op een tamboers silvere borstplaat. Op het versoek van Manuel Spranger.
[300] Op den rouw der erfgenaamen van Joannes Lowis.
[301] Antwoord aan Isaak Fokquier.
[302] Geluk op reis, aan Antoni Duivelaar.
[303] Lyktraanen, oover Andries Bikker, heer van Engeleburgh, raad, en oud burgemeester, &c.
[304] Koude in de hondsdaagen.
[305] Stadhuisbrand.
[306] Teegen 't lasterschrift op Gerrit Brand.
[307] Dankdicht, aan Kornelis Sladus, regeerder der Latynsche schoolen, aan d'oude syde.
[308] Opdracht van de Amsterdamsche winter, aan Simon Dilman, Geneesheer.
[309] Op kostelyke kleeren.
[310] Inval, op het besichtigen van het kooninglyke graf Pantheon, in 't Eskuriaal.
[311] Reegenrym, in de Diemermeer, op de hofstee van Katarina Jeheu.
[312] Op de hartseerige dood van Francois K.
[313] Op H.S.
[314] Blyde begroetinge, aan Abraham Grenier den ouden, oover de weederwelvaarentheit van synen soone.
[315] Rad van aaventuur.
[316] Klachte, oover het ooverlyden van Wilhelm Bakker, raad, tresorier, en oud burgemeester, &c, en Henrik
Geldorp, kerkenleeraar, en de rampsaaligheeden deeser staat.
[317] Brief, neevens eenige rymen, aan Joannes Hoorenbeek, doctr, profr, en predikant te Uitrecht.
[318] Op den Herstelden Leeuw.
[319] Sorgeloos leeven.
[320] Op het kontrefeitsel van myn vaader saaliger.
[321] Eerste steen, van de Nieuwe Kerks tooren, geleit, door Kornelis Bakker, soone van den heer Wilhelm Bakker, burgemeester.
[322] Kusje.
[323] Op de woorden: My dorst. Aan Jesus Kristus aan 't kruys.
[324] Begraavenisbrief aan myn Neef Joannes Hoorenbeek.
[325] Rouwmantel achter het lyk van Kasper van Baarle.
[326] Eigenselfs spiegel.
[327] Prins Freedrik Hendrik, de schild des vaaderlands.
[328] Op het geestigh dochtertjen, van Simon Dilman, geneesheer.
[329] Voor de Diakonye.
[330] Grafschrift van Petrus Tulp.
[331] Ervaarentheit, meestresse van weetenschap.
[332] Neetelen.
[333] Aan I.B. voor I.S.
[334] Dank aan Jakob Breine te Dantsich, voor verscheide geschenken van barnsteene konst, door syn Soon Jakob meegebracht.
[335] Zielmisse, aan Pieter van Alteren Fiskaal der Admiraaliteit.
[336] Hangelroede, aan Arnoud van Someren.
[337] Op de kusjes, van Joannes Sekundus.
[338] Op het barsten van myn pistool, teegens buskruid.
[339] Braamen.
[340] Verdorventheit der Natuure.
[341] Grafschrift, op Geeraard Vossius.
[342] Scheepskroon, voor Marten Harpertse Tromp, ridder, L. Admiraal van Holland en Zeeland.
[343] Wraake.
[344] Geboortlaurier, aan Joanna Dilman.
[345] Papierebeen voor Jan van Galen, bevelhebber, en vryheer van de middellandsche zee.
[346] Wanhoop om vruchtverlies, aan de sonne.
[347] Lange mantel, achter het lyk van Jan Bikker burgemeester.
[348] Bruyloftbed van Joos de Smeth den Jongen, en Maria Fassin.
[349] Kontrefeitsel van Olivier Kromwel.
[350] Op den bidaavond.
[351] Voogelroer aan Pieter Loones.
[352] Ydel ooghmerk van boekschryven.
[353] Troost aan Abraham Grenier, rechtsgeleerden, oover de dood van syn vaader.
[354] Uitvaard van Marten Harpertse Tromp, ridder, L. Admiraal van Holland, en Zeeland &c.
[355] Heemelrouwe, oover de dood van den selven.
[356] De koninghlyke regeeringe, met de byen, vergeleeken.
[357] Dank, voor een gerookten salm, aan Pieter Loones.
[358] Geluk, aan den weleedlen Jakob van Wassenaar, heer van Obdam, Hensbroek, Spierdyk, Suidwyk, Schoonouwen, Kerkem, &c, Gouverneur en drossaard van stad, kasteel, en de landen van Heusden, mitsgaaders de forten langhs de Maase, ridmeester, koronel van een regiment Ruiteren, &c. met het l. admiraalschap, oover Holland en Westvriesland.
[359] Voor een huis, in de Diemermeer.
[360] S. Martyn.
[361] Duitschlands vreede, aan Kristina der Sweeden, gotten, en wenden kooninginne.
[362] Op de dood, van Jan Klaasse de dood.
[363] Horatius Liersangen, in Hollands vertaalt door J.v. Vondel. Aan den selven.
[364] Voorspel van vreede, tusschen Holland, en Engeland, onder de regeeringe der heeren Frans Banningh Kok, Kornelis Bikker, Johan Huidekooper, en Nikolaas Tulp, burgemeesteren.
[365] Sucht oover de dood, van Jakob Breine Den Ouden, te Dantsich.
[366] Troost aan W. Kodde vander Burgh, scheepsgebieder, oover het afsterven van syn soone Johan, voor raad naa Oostindie gevaaren. voor M. Smits.
[367] Dank voor gesonde geneesmiddelen, aan Abraham Grenier rechtsgeleerden te Middelburgh.
[368] Erkentenisse, aan Amandus Fabius, priester in st. Kornelis Klooster, en opsiender des hofs daar aan geleegen, te Nineve.
[369] Versoek, aan Karel Boele, pensionaris, en griffier te Nineve, om het voorigh rym te doen bestellen.
[370] Op K. Boom, burgemeester.
[371] Aan Jan van Mansdale.
[372] Aan K.I.
[373] Grafschrift, op Francois de Koster.
[374] Voorwind, naa nieuw Batavie, aan 't Schip de Paarle, voerende Geeraard Hulft, rechtsgeleerden, uit het sekretarisschap van Amsterdam, beroepen tot hoogeraad van Oostindie.
[375] Op het seggen, dat ik gepoeetiseert had, en poeeten leugenaars zyn, aan Geeraard Hulft.
[376] Grafschrift op Abraham le Fever, bewindhebber der Noordsche maatschappye.
[377] Antwoord aan Abraham Grenier, rechtsgeleerden, te Middelburgh, op het volgende koppel vaarsen my gesonden.
[378] Op burgemeester Albert Bas.
[379] Olyfkrans, oover de verbonde handen, van Engeland, en 't vereenight Neederland.
[380] Liefdes voorbeeld, afgebeeldt door P. Rubbens.
[381] Welkomst, aan Joannes Dilman, van Leiden, naa hy geneesheer was gemaakt, alvooren hebbende beweert, wat raasernye was.
[382] Amsterdamsche rondheit.
[383] Bussekruid vervloekt. Aan myn moeder.
[384] Vermaaninge.
[385] Op Jan Jansen de Dood, smid t'Amsterdam, die sich selven van den steen heeft gesneeden, afgebeeldt door Savooi.
[386] Heemelvaardssangh. Op de wyse van den 68. Psalm.
[387] Op de dry ysre kouwen, van Jan van Leiden, en syne medschuldigers, booven aan St. Lamberts tooren, te Munster.
[388] Aan Venus.
[389] Schilderye, van Mucius Scevola.
[390] Muisenjaar.
[391] Op Blaamrym.
[392] Onbeschoftheit van Jan Rap en maat, onder de lesse oover eklips, geleesen door Alexander de Bie, profesoor in de starrekonst.
Het seste boek genaamt Dichtbosch Het derde deel
[393] Raad aan den geenen, die myn rymen mishaagen.
[394] Londensche Cipressen, op het graf van Kornelis Bikker, heere van Swieten, &c. Burgemeester, en raad t' Amsterdam.
[395] Beleeftheits schaaduw, aan den eedlen Jan Gournei, heere te Houghton.
[396] Buskruids donder, en blixem, te Delft.
[397] Prognostikaaci.
[398] Aan het bierglas.
[399] Trouw van Robbert Kaffart, en Maria Wyntjens.
[400] Aan P.K.
[401] Verrukkinge van sinnen.
[402] Op D.E.
[403] Trouw van Joannes Dilman geneesheer, met Elisabeth de Vry.
[404] De waarom, van myne vrymoedige reise, naa Engeland.
[405] Lykbalsem.
[406] Op het vryen van Abraham Grenier, rechtsgeleerden, aan den selven.
[407] Antwoord, aan den selven.
[408] Op de leedige uuren, van C. Huigens, ridder &c.
[409] Noodiginge ten Avondmaal. Op de wyse van den 24 Psalm.
[410] Trouwdagh, van Abraham Grenier, rechtsgeleerden.
[411] Toemaate, onder Abraham Greniers antwoorde.
[412] Antwoord op de toemaate, aan den selven.
[413] Boerde, aan den selven.
[414] Waarschouwinge, aan den selven.
[415] Meely, met den selven.
[416] Savooische tirannye.
[417] Op het burgemeesterschap, van den heer Hendrik Dirkse Spiegel.
[418] Droom.
[419] Lof der werken des Heeren.
[420] Schyn bedrieght.
[421] Kracht des gelds.
[422] Deughd, en ondeughd.
[423] Op de reedenstryd, oover de kooninghlyke siekte, te Leiden gehouden, door Geeraard Worst, voor syn geneesheerschap.
[424] Verjaardagh, van Kornelis Simons vander Loef.
[425] Hoovaardyes dwaasheit.
[426] Geusemirakel.
[427] Muggejacht.
[428] Op het Latynsche dankdicht, van Amandus Fabius, Norbertyn te Nineve, voor het geschenk van syne Hoogheit Leopold Wilhelm, aertshertoch van Oostenryk, steedehouder der Spaansche Nederlanden.
[429] Op myne reise, naa Londen, aan myne suster, Katarina.
[430] Aan D.D.
[431] Gedachtenisse, aan Susanna Simons vander Loef.
[432] Intree der regeeringe van Amsterdam in het Stadhuis. ten tyde der ed: heeren Joan Huidekooper, ridder heer van Maarseveen, Neerdyk &c,
Kornelis de Graaf, vryheer van Suidpolsbroek &c, Joan van de Pol, en Hendrik Dirkse Spiegel, burgemeestren en raaden.
[433] Onweer te Vlissingen.
[434] Klachte, oover Ypren.
[435] Duinkerken in swym.
[436] Mildicheit, aan Tomas Alein, Sjerif van Londen.
[437] Slachtmaand t' Amsterdam, in pesttyd.
[438] Lesse, aan myn broeder Wilhelm.
[439] Op K. Huigens Oogenblikken.
[440] Andwoord, aan Joan Radermacher.
[441] Weederandwoord, aan den selven, op het halve vaars, onder syn dicht:
[442] Derde antwoord, aan den selven.
[443] Afbeeldinge, van Abraham Balde, door Vincentius Malo.
[444] Dank, aan Bonavontura Koegelen van Dortmond, geneesheer, voor het geneesen mynes hands.
[445] Seldsaame dronkenschap, van V.M.
[446] Leste antwoord, aan Joan Radermacher.
[447] Op de reedenstryd, van de lydinge des krunkeldarms, door Bonaventura Koegelen van Dortmond, alvooren hy, t'Uitrecht, geneesheer wierd.
[448] Op versmaade erkentenisse voor het geneesen mynes hands, door Bonaventura Koegelen van Dortmond, aan den selven.
[449] Afbeeldinge van Eduward Gournei, door Vincentius Malo.
[450] Oesters te Kolchester.
[451] De vreese des Heeren, het begin der wysheit.
[452] Beede, aan Karel Gabry, om syn geselschap ter middaghmaal.
[453] Klachte oover ondankbaare vrinden.
[454] Brief, aan myne moeder.
[455] Op het vuilbekken van A.B.
[456] Afscheid van Engeland.
[457] Onweer, op weeromreis, uit Engeland, aan matroos.
[458] Godt meest te laaten sorgen. Op de wyse van den 21 Psalm.
[459] Zeelaurier der heerschappye van Venecie.
[460] Op het nimmer verjaaren van G. Houvast.
[461] Ontrouwe vrienden. Op de wyse van den 88 Psalm.
[462] Brand van Aken.
[463] Godsaalicheit voor grootsheit.
[464] Roosenfestoen van Daniel Segers schilder, vereert aan syne Hoogheit Freedrik Hendrik.
[465] Aandacht, op Kristdagh, aan myn suster Katarina, op heur geboortdagh.
[466] De droes, uit myn paard gedreeven.
[467] Dank, aan Isaak de Bra. Voor een besoarsteen, van Rio de Plata meegebracht, en my vereert.
[468] Brief, aan R. Anslo, te Rome.
[469] Op een paar silvere kandelaaren, van Francois van Emmerik vereert, aan Adriaan Goverts.
[470] Verjaargety, van myne moeder.
[471] Boetsangh. Op de wyse van den 130 Psalm.
Opschriften
[472] Op my selven.
[473] Hebreeusche spraake.
[474] Heemel, helle, en aarde.
[475] Eeuwigheit.
[476] Luis.
[477] Toovenaar.
[478] Voogel.
[479] Aarend.
[480] Moffel.
[481] Engeland.
[482] Kat.
[483] Fasant.
[484] Duif.
[485] Bewaar uw vuur, en kaarsen wel.
[486] Vier uuren heeft de klok.
[487] Struis.
[488] Kraan.
[489] Vergulde kop.
[490] Vastelaavend.
[491] Penne.
[492] Scheermes.
[493] Leeuw.
[494] Spreeuw.
[495] Nachtegaal.
[496] Houtsnep.
[497] Waatersnep.
[498] Bedde.
[499] Brood.
[500] Jong lyk.
[501] Spiegel.
[502] Vischnet.
[503] Menschwerdinge.
[504] Henne, en ei.
[505] Gans.
[506] Hoorndraager.
[507] Beedelaar, op de poortsbrugge.
[508] Tongh.
[509] Harnaschmaaker.
[510] Varsche pruimen.
[511] Kaapers.
[512] Kanarievoogel.
[513] Leven, na d'oude spellinge.
[514] Vink.
[515] Sim.
Meerkat.
[516] Blaauwe scheen.
[517] Rome.
[518] De vyf sinnen.
[519] Gesicht.
[520] Gehoor.
[521] Reuk.
[522] Smaak.
[523] Gevoelen.
[524] De werld uitgeschildert.
[525] Meloen.
[526] Geld, en goed stopt geen gierigheit.
[527] Reiger.
[528] Exter.
[529] Raave.
[530] Gelas.
[531] Inkt.
[532] Gedrukt Boek.
[533] Waapenen.
[534] Aardkloot.
[535] Sonnewyser.
[536] Joffrouw, en paap.
[537] Blanketsel.
[538] Beste kleed.
[539] Afbreekinge der Blokhuisen.
[540] Dronken rym.
[541] Vrywilligh rasphuis.
[542] Afbeeldingen.
[543] Loth op t geberghte Soar.
[544] Waardicheit der sprake.
[545] Konkommers.
[546] Kiekendief.
[547] Spinnewebbe.
[548] Kraai.
[549] Konynen.
[550] Adams val.
[551] Tangh.
[552] Blaase.
[553] Aader.
[554] Seenuwe.
[555] Been.
[556] Penmes.
[557] Sleutel.
[558] Oost, en Westindische maatschappye.
[559] Schimpvoogel.
[560] Pieter K. Hoofd.
[561] Bril.
[562] Heemelkloot.
[563] Laïs schoonigheit.
[564] Hoenderhok, in de Diemermeer.
[565] Nacht, en dagh.
[566] Vaarsenmaaker.
[567] Misdaadiger.
[568] Jan Vos.
[569] K.P.
[570] Slot.
[571] Klooster.
[572] Langhduurigheit der schilderye.
[573] Kalkoet.
[574] Raap.
[575] Slangevel.
[576] Abels lyk afgebeeldt.
[577] Geloof.
[578] K. Huigens.
[579] J.v. Vondel.
[580] Lam.
[581] Koekkoek.
[582] Kraanen.
[583] Danäe geschildert.
[584] Haan.
[585] Sponse.
[586] Hei.
[587] Sydeworm.
[588] Anders.
[589] 's Werrelds vorm.
[590] Dagh des oordeels.
[591] Paapegaai.
[592] Kapitool.
[593] Kartouw.
[594] Schip.
[595] Slangh.
[596] Aadel.
[597] Haase.
[598] Vyge.
[599] Vleermuis.
[600] De paauw.
[601] Sondagh.
[602] Een paap.
[603] Engelsche sop.
[604] Grootheit der sonde.
[605] Staateesels.
[606] Myn uiterste wil.
[607] Besluit.
Ongebundelde gedichten
[608] Iaar-Dicht [Over den eeuwigen Vreede, tusschen Spangien en de Vereenighde Nederlanden] toen 't zelve sluyten is geschiet op den 28 ianuarij:
[609] Het tweede gezangh.
[610] Spanjes voordeel uyt haar schande.
[611] Onderdanigste dank, aan de edele heeren Korneelis de Graaf, vryheer van Suidpolsbroek, &c. Joan Huidekooper, ridder, heer van Maarseveen, Neerdijk, &c.
Henrik Spiegel, en mr. Simon van Hooren, burgemeesteren t'Amsterdam.
[612] Prinsselijk inhaal, t'Amsterdam, van mevrouwe, Ameelia, oudprincesse van Oranje, &c. en doorluchtigheeden van dat huis, van Anhalt, en Nassouw.
[613] Vierpylen, opgeschooten onder het prinsselyk aavondmaal.
[614] Schuldoffer, aan mevrouw Ameelia, oudprincesse van Oranje, &c.
[615] Troost aan mevrouwe Ameelia, oudprincesse van Oranje, &c.
[616] Staaten krygsloon, de goude of de ysere kettingh.
[617] Op de heldinnen van den Briel.
[618] De gekneusde hoogmoed des heerschaps van de zee.
[619] Londen in assche.
[620] Medaalie, der twee zeeslaagen van den doorluchtigen heer Michiel A. de Ruiter, L. Admiraal der vereenigde Neederlanden, teegen de kooningen van Engeland, en Vrankryk.
[621] Zeegepilaar, oover den vierden zeeslag van den eedelen doorluchtigen heer Michiel A. de Ruiter, L. Admiraal der vereenigde Neederlanden, teegen de kooningen van Engeland, en Vrankryk.
[622] Den gestoorden heemel.
[623] Op de beededaagen.
[624]
[625] Erkentenisse, aan den eedelen heer Joan Six, heer van Vromaade, oudscheepen, voor synen Muiderberg.
[626]
[Deel 2]
Woord vooraf
Inleiding
1. De tekst en de editie
2. De commentaar bij historische teksten
3. De commentaar bij gedichten van Six van Chandelier
4. De dichter en zijn gedichten
5. Enkele praktische aanwijzingen en opmerkingen vooraf
Commentaar
[Klinkdichten]
[1] Grafdicht op Dukdalf (p. 3)
[2] Spanjes en Hollands orakel (p. 4)
[3] Seegesangh over de neederlaagh der Spaansche vloote in Duins (p. 5)
[4] Aan de sark van myn vaader en broeder (p. 6)
[5] Op geld (p. 7)
[6] Troost in de sterflykheit (p. 8)
[7] Beklagh over de dood van Joachim Hiddingh (p. 9)
[8] Op de wedloop van Tobias de Hem (p. 10)
[9] Kristus geboorte en leeven gewoogen teegen syn lyden (p. 11)
[10] Proef van liefde aan Roselle (p. 12)
[11] Op twistige steeghjes gebuuren (p. 13)
[12] Op de aangenaame stilligheit des nachts (p. 14)
[13] Troost aan juffrouw (p. 15)
[14] Geboortvermaaninge aan iuffrouw Susanna Simons vander Loef, mijne moeije (p. 16)
[15] Dank aan Hendrik Laurents Spiegel, voor een mandeken met persen (p. 17)
[16] Het begin des leevens is het begin des stervens (p. 18)
[17] Aan Gerrit Brand de ouden. Om myn uurwerkje (p. 19)
[18] Antwoord aan Gerrit Brand den iongen (p. 20)
[19] Op kennep (p. 21)
[20] Op Kersnacht (p. 22)
[21] Aan Roselle. De liefde verraadt sich selve (p. 23)
[22] Aan Roselle. De liefde waart altijd om het geliefde (p. 24)
[23] Op Kristus heemelvaart (p. 25)
[24] Droom aan myne meederymers (p. 26)
[25] Op een servet, aan de schouwmantel van Roselle (p. 27)
[26] Beede om gunst, aan S.L. (p. 28)
[27] Op de schoonicheit van Roselle, aan de selve (p. 29)
[28] De schoonigheit van Roselles gemoed, booven haar gelaat gepreesen, aan de selve (p. 30)
[29] Op den oploop te Parys, om een drukker van een lasterschrift, op de kooninginne en kardinaal, door 't volk van de galge verlost (p. 31)
[30] Op een schilderye aan de solderinge eenes kaamers te Fonteinebleau (p. 32)
[31] Op myne eensaame reise, een groot stuk weeghs door Vrankryk (p. 33)
[32] Myne onversaadlikheit van Roselles schoonigheit. Aan de selve (p. 34)
[33] Op d'uitsteekende hoedanicheeden van Roselle (p. 35)
[34] Myne wanhoop aan Roselle (p. 36)
[35] Op het koopergeld in Spanje (p. 37)
[36] Op des kooninghs weigeringe aan syn soon, versoekende om dry uuren te moogen regeeren (p. 38)
[37] Hoe nietich dat de pracht der kooningen zy (p. 39)
[38] Blyde welkomst der kooninginne te Madrid (p. 40)
[39] Schrobbe aan een onweetenden Spanjaard (p. 41)
[40] Sluikerye in Spanje door behulpsaamheit der paapen (p. 42)
[41] Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje. I (p. 43)
[42] II (p. 44)
[43] III (p. 45)
[44] IV (p. 46)
[45] V (p. 47)
[46] VI (p. 48)
[47] VII (p. 49)
[48] VIII (p. 50)
[49] IX (p. 51)
[50] X (p. 52)
[51] Op de ongelykmaaticheit der bruggen oover de rivieren van Sivilie en Madril (p. 53)
[52] Op het voorspreekerschap van Abraham Grenier den iongen van Middelburgh, te Angiers verdient (p. 54)
[53] Aan Abraham Grenier den iongen, rechtsgeleerden van Middelburgh, tegenwoordigh te Angiers (p. 55)
[54] Sucht naa het vaaderland, op de reise door het geberghte Morena (p. 56)
[55] Aanvechtinge geleeden te S. Lukas (p. 57)
[56] Aandacht op myn dertighjaarigen ouderdom en quellycke miltsucht (p. 58)
[57] Op myne doolreise tusschen Port S. Marye, en Granade (p. 59)
[58] Aademscheppinge langhs de riviere Dauro (p. 60)
[59] Afbeeldinge en wydinge van Roselle, en haare bestraffinge. I (p. 61)
[60] II (p. 62)
[61] III (p. 63)
[62] IV (p. 64)
[63] V (p. 65)
[64] VI (p. 66)
[65] Aan de rivier Genyl (p. 67)
[66] Op het mirakel van een schielyken storm te Granade, aan onse Lievrouwe (p. 68)
[67] Afscheid van Granade (p. 69)
[68] Op de sodomiterye van Florencen (p. 70)
[69] Aan Florencen (p. 71)
[70] Aan Raimond de Smeth (p. 72)
[71] Aan Abraham Grenier den iongen rechtgeleerden te Middelburgh (p. 73)
[72] Aan Hendrik Laurents Spiegel (p. 74)
[73] 't leeven van meenigh reiselingh in Italien, aan een vaader (p. 75)
[74] Aan Pieter Klaaver (p. 76)
[75] Verklaaringe teegen arghwaan, oover myn dicht ter eere van den kooningh van Spanje (p. 77)
[76] Op het ontbeeren van den waaren godsdienst (p. 78)
[77] Rome wel besiens waardich (p. 79)
[78] Op een ontsegh my gedaan (p. 80)
[79] Op den bergh Vesuvius, en het Swaaveldal (p. 81)
[80] Afscheid uit Rome van R. Anslo. aan den selven (p. 82)
[81] Aan T.D. (p. 83)
[82] Op het aanhooren van oovereenstemmend gesangh en snaarspel (p. 84)
[83] Aan den brandenden Vesuvius (p. 85)
[84] Aan myne vrienden (p. 86)
[85] Op de vastelaavond te Venecie, aan de selve (p. 87)
[86] Berouw op de weeromreis van Venecie, aan Michiel Soetens schilder (p. 88)
[87] Op het overlyden van Fredericus Kesselerus. Leeraar der Gereformeerde Gemeinte (p. 89)
[88] Aan N. v. Liebergen (p. 90)
[89] Op de dood van Pieter Wachtendorp, Gereformeert Leeraar (p. 91)
[90] Laatste eere aan Katarina Jehev. Weduwe wylent Ioost Iuliens (p. 92)
[91] Dwaasen roem (p. 93)
[92] Amsterdam aan Joannes Rulitius, Leeraar der Gereformeerde Hooghduitsche gemeinte, op syn afscheid van haar (p. 94)
[93] Beede aan Eolus, om goeden wind, en seegen, voor onse vloote (p. 95)
[94] Ontroeringe van geest op het besichtigen van myn vaaders en broeders lyken (p. 96)
[95] Dank aan Joan Rademacher, voor het leenen van C. Huigens oogenblikken (p. 97)
[Vyf gedichten]
[96] 's Amsterdammers Winter (p. 101)
[97] Schetse van Venecie (p. 126)
[98] Afraadinge van vreede, met de teegenwoordige regeeringe van Engeland (p. 138)
[99] Gierigheits wooninge en gestaltenisse (p. 144)
[100] Eklips of verduisteringe der sonne, aan de schrikkigen voor den dagh des oordeels (p. 154)
[Spadichten]
[101] Leeven te Spa (p. 163)
[102] Om geneesinge myner miltsiekte, aan de Spafonteinen (p. 174)
[103] Ter eere van de fonteine Saveniere (p. 177)
[104] Ter eere van de fonteine Pouhon (p. 178)
[105] Ter eere van de fonteine Geronster (p. 179)
[106] Ter eere van de fonteine Tonnelet, of Tonneken (p. 181)
[107] Ter eere van de fonteine Nieuwe Geronster of Klein Tonneken (p. 182)
[108] Spasangh. Op de wyse vanden 6. Psalm (p. 184)
[109] Wild tuilken, aan Raimond de Smeth (p. 186)
[110] Op het dooden van een slangh (p. 188)
[111] Van 't schaapevleisch te Spa, aan Raimond de Smeth (p. 189)
[112] Trouwen raad om naa het Spa te koomen [...] (p. 191)
[113] Tydkortingh te Spa, aan Raimond de Smeth (p. 192)
[114] Raad om naa 't Spa te koomen, aan alle miltsuchtigen (p. 195)
[115] Verantwoordinge, oover een bruiloftdicht, berispt door Raimond de Smeth, aan den selven (p. 196)
[116] Aan Simon Dilman geneesheer t'Amsterdam (p. 198)
[117] Dankbaarheit, en afscheid aan 't Spa (p. 199)
[118] Vaar wel, aan 't Spa (p. 202)
[Dichtbosch, het eerste deel]
[119] Het boek, aan den leeser (p. 205)
[120] Afscheid aan myn rymen (p. 208)
[121] Begin met God (p. 210)
[122] Toorenbouw, aan de graavers (p. 212)
[123] Troost aan Sirikzee, oover 't verlies van Pieter Wittewrongel, Kerkenleeraar, hier beroepen (p. 214)
[124] Brandmerk, aan Niklaas Follyn (p. 217)
[125] Op doodshoofden, en geraamten van beesten, ten huise van Jan Gerritsen Indies heelmeester. Aan den selven (p. 219)
[126] Op de soete stem van Susanna le Fever (p. 220)
[127] Aan Roselle (p. 221)
[128] Het ooverleeden soontje van Gerrit Paapenbroek, aan syn vaader (p. 222)
[129] Aan het nachtegaaltjen (p. 223)
[130] Prente van een gierigen ambassadeur (p. 225)
[131] Bruiloftnacht van Kaspar van Keulen, en Katarina Opmeer (p. 226)
[132] Myn vaaders lyk my toespreekende (p. 228)
[133] Nooddruft is genoegh (p. 229)
[134] Weeromslach aan W.B. oover syn laster teegen my, neeven dry andren (p. 231)
[135] Dank, aan Manuel Spranger. Voor kaaviaar (p. 232)
[136] Beklagh oover de schierlyke en ongesiene dood mynes vaaders. Aan myne oogen (p. 233)
[137] Meedelyden, met Joanna Juliens, huisvrouwe van dr. Wilhelm Boogaard (p. 235)
[138] Kontrefeytsel van Roselle (p. 236)
[139] Grafdicht, op myn vaader (p. 239)
[140] Treurdicht oover de dood van myn broeder Jakob (p. 240)
[141] Aan J.A. (p. 241)
[142] Dankdicht, aan Simon Dilman, geneesheer (p. 242)
[143] Troost aan mijn moeder, oover 't verlies van myn broeder Iakob (p. 244)
[144] Op tweelingen, malkander seer gelykende (p. 246)
[145] Bruids inhaal. Aan Francois de Koster, en Anna van Baseroode (p. 247)
[146] Steetuinkroon aan Joannes Snippendal (p. 249)
[147] Kroone des deughds (p. 250)
[148] Mooi weer, aan Simon Dilman geneesheer (p. 251)
[149] Op langhduurigen reegen (p. 253)
[150] Trouw, van Samuel Kaffart, met Sofia Dorhout (p. 255)
[151] Op Spadonem (p. 257)
[152] Aan Venus (p. 258)
[153] Op het kontrefeitsel van Susanna Bex lijk: aan heuren man Jan de Neufville, myn neef (p. 259)
[154] Moed aan het Fransche heeir op den intocht in Vlaanderen (p. 261)
[155] Lesse aan het mesje van Roselle (p. 264)
[156] Reisgeluk, aan het jacht Griffioen, vaarende, met myn broeder Joost, naa Nieuw Batavie (p. 267)
[157] Engelsche raasernye (p. 269)
[158] Rariteiten te koop (p. 272)
[159] Vraage, om aaderlaatinge, aan Simon Dilman, geneesheer (p. 277)
[160] Weerstuit, aan T.D. (p. 279)
[161] De Diemermeir, aan Marten van Halewyn den ouden (p. 280)
[162] Op de Pinxterbloem der straatkinderen (p. 282)
[163] Val van Haarlems Flora (p. 283)
[164] Engelsche staatsucht (p. 285)
[165] Dankdicht, aan Jakob Breine te Dantsich, voor een paar barnsteene hechten (p. 286)
[166] Aan Arnoud van Someren (p. 288)
[167] Grafschrift (p. 289)
[168] Ander (p. 290)
[169] Kooninghlyk schavot te Londen, in plaat gesneeden, door Krispyn van de Pas (p. 291)
[170] Misleide onnooselheit (p. 294)
[171] Bruiloftsangh, aan Joannes Abeels getrouwt met Anna de Bra (p. 296)
[172] Oostkappele, aan Abraham Grenier den Jongen (p. 298)
[173] Huldekroon, aan den Heer Geerard Bikker, Drost te Muiden, Baljuw van Gooiland, en Weesperkarspel (p. 301)
[174] Vischmaal, aan Manuel Spranger (p. 303)
[175] Klaghte aan Simon Dilman geneesheer (p. 305)
[176] Roosekrans, aan Roselle (p. 306)
[177] Verrukkinge der sinnen, aan Joannes Hoorenbeek, dr., profr., en predikant t'Uitrecht: en Simon Dilman geneesheer (p. 307)
[178] Eerste steen van het stadthuis t' Amsterdam, [...] (p. 311)
[179] Lykklaghte, oover Roelof Pieterse, Kerkenleeraar (p. 313)
[180] Op den tooren te Middelburgh (p. 315)
[181] Rouwe van A.K. oover M.v.H. (p. 316)
[182] Wensch des Eenhoorns (p. 318)
[183] Op Titus Andronikus. Van Jan Vos. Aan den selven (p. 319)
[184] Dankoffer, aan Gesondheit (p. 320)
[185] Afkeer van Isabelle (p. 322)
[186] Op het H. Nachtmaal (p. 323)
[187] Vrouwen macht (p. 324)
[188] Op Roselles oogen (p. 325)
[189] Kusje (p. 326)
[190] Bruiloft van Jan de Neufville, en Elisabeth Brouwer (p. 327)
[191] Vrysangh (p. 329)
[192] Aan J.v.K. (p. 330)
[193] Heugenisse, aan een heuveltjen, buiten Naarden (p. 331)
[194] Geboortuur, aan Johanna Dilman, myn nichte (p. 333)
[195] Blaame van gemaakte schoonheit (p. 334)
[196] Aan de meestresse van N.S. (p. 335)
[197] Vergenoeginge met Roselle, aan de selve (p. 337)
[198] Brief aan Roselle (p. 338)
[199] Roselles oogen (p. 339)
[200] Aan Roselle oover een stuk meloen (p. 340)
[201] Aan Geeraard Vossius (p. 341)
[202] Grafschrift (p. 342)
[203] Pinxterfeest. Op de wyse van den 30 Psalm (p. 343)
[204] Op het boek Euthanasia, of Welsterven, van Joannes Hoorenbeek (p. 345)
[205] Nieuwjaar aan Roselle (p. 346)
[206] Gekroonde schryfkonst (p. 348)
[207] Moed teegen Portugal (p. 350)
[208] Kusje (p. 351)
[209] Antwoord, aan vrienden, waarom ik niet trouwe (p. 353)
[210] Rykdom des gemoeds (p. 354)
[211] Brief aan Hans Baard te Haarlem (p. 355)
[212] Fooi (p. 356)
[213] Beraad, of het niet goed waar Vreede met Spanje (p. 359)
[214] Kristelyk geloof (p. 362)
[215] Hooghloffelijke gedachtenisse, van Freedrik Henrik, Prince van Oranje (p. 363)
[216] Wisselbank (p. 366)
[217] Paardegraf (p. 368)
[218] Toewydinge aan de Vreegodinne (p. 370)
[219] Vreughdesangh, oover den eeuwigen Vreede, met Spanje (p. 371)
[220] Vreedelof (p. 374)
[221] Kraampracht (p. 376)
[222] Myns leevens sukkelinge. Op de wyse van Mariaas Lofsangh (p. 377)
[223] Spanjes vreede (p. 378)
[224] Op het boeck, Het lof des Heilgen Geests, van Roelof Pieterse (p. 379)
[225] Grafschrift op - - (p. 380)
[226] Op het heiligh graf (p. 381)
[227] Op het bontgenootschap van Spanje, en 't vereenight Neederland (p. 382)
[228] Aan Margarite (p. 383)
[229] Op quaade tongen (p. 384)
[Dichtbosch, het tweede deel]
[230] Afscheid, aan het boek (p. 387)
[231] Klachte oover ingenoomen artsenye, aan Simon Dilman, geneesheer (p. 388)
[232] Koddenaartje (p. 389)
[233] Grafschrift, op Klaas Jansen Vischer (p. 391)
[234] Op het boek, Examen bullae papalis, quâ P. Innocentius abrogare nititur pacem Germaniae, van Joannes Hoorenbeek (p. 392)
[235] Schrikspiegel, om niet naa Engeland te reisen (p. 393)
[236] Brief, aan Joannes Hoornbeek, te Uitrecht (p. 395)
[237] Nahuiswensch (p. 397)
[238] Onweer, op de grensen van Spanjen (p. 400)
[239] Kinderschutterye, aan Spanje (p. 406)
[240] Beedelmusyk, te Tholouse (p. 408)
[241] Blyde inkomste te Madrid, van Maria Anna van Oostenryk, kooninglyke bruid van Spanje (p. 409)
[242] Geboortekrans van Amaranth, aan Katharina Jeheu, weduwe wylent Joos Juliens (p. 411)
[243] Eigenwysheit, dwaasheit (p. 413)
[244] Uitroep om hoornafsetters (p. 414)
[245] Vraage, van een Spanjaard, aan den Turkschen ambassadeur, en syne antwoorde (p. 416)
[246] Tempel, aan den kooningh van Spanje (p. 419)
[247] Opdracht van den Tempel, aan den kooningh van Spanje (p. 423)
[248] Op d'aanstaande wandelinge van de kooninginne, na Casa del Campo, of het Landhuis (p. 424)
[249] Spanjes heerschappye, afgebeeldt aan een der triumfboogen (p. 425)
[250] Op de schoonheit van de kooninginne, aan de selve (p. 426)
[251] op een torssend bultenaartjen (p. 427)
[252] Brief, aan Theodore Dodeur (p. 428)
[253] Jooden kerkhof te Livorno (p. 432)
[254] Anders (p. 433)
[255] Schenk van Italjaanen, aan een Hooghduitschaard (p. 434)
[256] Damspel, om geld teegen ooverblyfselen van heiligen, van Kapucynen, met den scheepskoopman, op zee tusschen Alikante en Genua (p. 435)
[257] Antwoord, op mijn klinkdicht, van Rynbrand Anslo, te Rome (p. 438)
[258] Myn antwoord, aan den selven (p. 439)
[259] Op het beeldenkontrefeitsel Van Hendrik Bakker, schilder, van Koppenhagen, te Rome, aan den selven (p. 441)
[260] Op het schelden van J.O. te Rome, van de schilders Virgilius gedoopt (p. 442)
[261] Geheim in den misbouw van Sint Pieters Kerck, te Rome (p. 443)
[262] Op het koopre beeld van Sinte Pieter, in de groote kerk, hem toegewydt, te Rome (p. 444)
[263] Welkomste in Rome (p. 445)
[264] Beklagh oover de dood van Jakob Holbeek, F. Kesseleer, en R. Pieterse, predikanten. Aan Katarina Jeheu (p. 447)
[265] Op den toenaam van Adriaan Geldhof (p. 450)
[266] Op den selven (p. 452)
[267] Op het kontrefeitsel, van R. Anslo. Door Bronkhorst, te Venecie, aan den selven (p. 453)
[268] Grafschrift (p. 454)
[269] Op een boetsenmaaker (p. 455)
[270] Op Amsterdam (p. 456)
[271] Aan Rafäel - - - (p. 457)
[272] Op myn half hembd, aan H.B. (p. 458)
[273] Een stuk van een meloen, aan Manuel Spranger (p. 459)
[274] Grafschrift, op Aris Elbertse Snoek (p. 460)
[275] Grafschrift op I.V. (p. 461)
[276] Op de komste der Vreegodinne in het Stadhuis (p. 462)
[277] Lauwer en olyfkrans om 't Princenhoofd (p. 463)
[278] Op het afgebrooken dicht van Frankus, door P. Ronsard (p. 464)
[279] Goudsucht (p. 465)
[280] Een gebrek t'Amsterdam (p. 467)
[281] Aan Simon Dilman geneesheer (p. 468)
[282] Borgerkroonen voor de Bikkers (p. 469)
[283] Op het graf, der dry Princen van Orangjen (p. 471)
[284] Begroetenisse oover de eerstgeboorte van Joannes Hoorenbeek, doctr, professor, en predikant te Uitrecht (p. 472)
[285] Op de verdronken Diemermeer, aan den reiser (p. 473)
[286] Op de reise door Tirool, met Michiel Soetens schilder: aan den selven (p. 474)
[287] t'Huisblyvens beede, aan Jan Druivestein, te Venecie (p. 480)
[288] Op geschildert marmer, door Michiel Soetens (p. 482)
[289] Schetse van Venecie, opgedraagen aan Jan van Aalst, Jan Druivestein, Pieter Sluijer, Jan van Uffele, en Abraham Heirmans, kooplieden aldaar (p. 483)
[290] Grafschrift (p. 485)
[291] Op d'Olifantsbrugh (p. 486)
[292] Op het Pesthuis (p. 487)
[293] Op het selve (p. 488)
[294] Aan myn neef (p. 489)
[295] Lauwerier, aan Joannes Dilman, beweert hebbende de inleidinge der geneeskonste (p. 490)
[296] Grafschrift (p. 492)
[297] Op een roomer, by A. van Heeden, aan den selven (p. 493)
[298] Booven onse tuindeur (p. 494)
[299] Sinnebeeld op een tamboers silvere borstplaat. Op het versoek van Manuel Spranger (p. 495)
[300] Op den rouw der erfgenaamen van Joannes Lowis (p. 496)
[301] Antwoord aan Isaak Fokquier (p. 497)
[302] Geluk op reis, aan Antoni Duivelaar (p. 500)
[303] Lyktraanen, oover Andries Bikker, heer van Engeleburgh, raad, en oud burgemeester, &c. (p. 502)
[304] Koude in de hondsdaagen (p. 504)
[305] Stadhuisbrand (p. 505)
[306] Teegen 't lasterschrift op Gerrit Brand (p. 510)
[307] Dankdicht, aan Kornelis Sladus, regeerder der Latynsche schoolen, aan d'oude syde (p. 514)
[308] Opdracht van de Amsterdamsche Winter, aan Simon Dilman, geneesheer (p. 520)
[309] Op kostelyke kleeren (p. 523)
[310] Inval, op het besichtigen van het kooninglyke graf Pantheon, in 't Eskuriaal (p. 524)
[311] Reegenrym, in de Diemermeer, op de hofstee van Katarina Jeheu (p. 525)
[312] Op de hartseerige dood van Francois K. (p. 526)
[313] Op H.S. (p. 527)
[314] Blyde begroetinge, aan Abraham Grenier den ouden, oover de weederwelvaarentheit van synen soone (p. 528)
[315] Rad van aaventuur (p. 531)
[316] Klachte, oover het ooverlyden van Wilhelm Bakker, raad, tresorier, en oud burgemeester, &c, en Henrik Geldorp, kerkenleeraar, en de rampsaaligheeden deeser staat (p. 534)
[317] Brief, neevens eenige rymen, aan Joannes Hoorenbeek, doctr, profr, en predikant te Uitrecht (p. 537)
[318] Op den Herstelden Leeuw (p. 538)
[319] Sorgeloos leeven (p. 540)
[320] Op het kontrefeitsel van myn vaader saaliger (p. 542)
[321] Eerste steen, van de Nieuwe Kerks tooren, geleit, door Kornelis Bakker, soone van den heer Wilhelm Bakker, burgemeester (p. 543)
[322] Kusje (p. 545)
[323] Op de woorden: My dorst. Aan Jesus Kristus aan 't kruys (p. 546)
[324] Begraavenisbrief aan myn neef Joannes Hoorenbeek (p. 547)
[325] Rouwmantel achter het lyk van Kasper van Baarle (p. 548)
[326] Eigenselfs spiegel (p. 550)
[327] Prins Freedrik Hendrik, de schild des vaaderlands (p. 551)
[328] Op het geestigh dochtertjen, van Simon Dilman, geneesheer (p. 552)
[329] Voor de Diakonye (p. 553)
[330] Grafschrift van Petrus Tulp (p. 554)
[331] Ervaarentheit, meestresse van weetenschap (p. 555)
[332] Neetelen (p. 557)
[333] Aan I.B. voor I.S. (p. 561)
[334] Dank aan Jakob Breine te Dantsich, voor verscheide geschenken van barnsteene konst, door syn soon Jakob meegebracht (p. 562)
[335] Zielmisse, aan Pieter van Alteren Fiskaal der Admiraaliteit (p. 564)
[336] Hangelroede, aan Arnoud van Someren (p. 565)
[337] Op de kusjes, van Joannes Sekundus (p. 568)
[338] Op het barsten van myn pistool, teegens buskruid (p. 569)
[339] Braamen (p. 572)
[340] Verdorventheit der Natuure (p. 573)
[341] Grafschrift, op Geeraard Vossius (p. 575)
[342] Scheepskroon, voor Marten Harpertse Tromp, ridder, L. Admiraal van Holland en Zeeland (p. 576)
[343] Wraake (p. 581)
[344] Geboortlaurier, aan Joanna Dilman (p. 582)
[345] Papierebeen voor Jan van Galen, bevelhebber, en vryheer van de Middellandsche zee (p. 583)
[346] Wanhoop om vruchtverlies, aan de sonne (p. 585)
[347] Lange mantel, achter het lyk van Jan Bikker burgemeester (p. 586)
[348] Bruyloftbed van Joos de Smeth den jongen, en Maria Fassin (p. 588)
[349] Kontrefeitsel van Olivier Kromwel (p. 591)
[350] Op den bidaavond (p. 594)
[351] Voogelroer aan Pieter Loones (p. 597)
[352] Ydel ooghmerk van boekschryven (p. 599)
[353] Troost aan Abraham Grenier, rechtsgeleerden, oover de dood van syn vaader (p. 601)
[354] Uitvaard van Marten Harpertse Tromp, ridder, L. Admiraal van Holland, en Zeeland &c. (p. 604)
[355] Heemelrouwe, oover de dood van den selven (p. 606)
[356] De koninghlyke regeeringe, met de byen, vergeleeken (p. 607)
[357] Dank, voor een gerookten salm, aan Pieter Loones (p. 610)
[358] Geluk, aan den weleedlen Jakob van Wassenaar, [...] (p. 612)
[359] Voor een huis, in de Diemermeer (p. 615)
[360] S. Martyn (p. 616)
[361] Duitschlands vreede, aan Kristina der Sweeden, Gotten, en Wenden kooninginne (p. 617)
[362] Op de dood, van Jan Klaasse de Dood (p. 619)
[363] Horatius Liersangen, in Hollands vertaalt door J. v. Vondel. Aan den selven (p. 620)
[364] Voorspel van vreede, [...] (p. 622)
[365] Sucht oover de dood, van Jakob Breine den Ouden, te Dantsich (p. 625)
[366] Troost aan W. Kodde vander Burgh, [...] (p. 627)
[367] Dank voor gesonde geneesmiddelen, aan Abraham Grenier rechtsgeleerden te Middelburgh (p. 630)
[368] Erkentenisse, aan Amandus Fabius, priester in St. Kornelis klooster, en opsiender des hofs daar aan geleegen, te Nineve (p. 632)
[369] Versoek, aan Karel Boele, pensionaris, en griffier te Nineve, om het voorigh rym te doen bestellen (p. 634)
[370] Op K. Boom, burgemeester (p. 635)
[371] Aan Jan van Mansdale (p. 636)
[372] Aan K.I. (p. 637)
[373] Grafschrift, op Francois de Koster (p. 638)
[374] Voorwind, naa Nieuw Batavie, [...] (p. 639)
[375] Op het seggen, dat ik gepoeetiseert had, en poeeten leugenaars zyn, aan Geeraard Hulft (p. 642)
[376] Grafschrift op Abraham le Fever, bewindhebber der Noordsche maatschappye (p. 643)
[377] Antwoord aan Abraham Grenier, [...] (p. 644)
[378] Op burgemeester Albert Bas (p. 645)
[379] Olyfkrans, oover de verbonde handen, van Engeland, en 't vereenight Neederland (p. 646)
[380] Liefdes voorbeeld, afgebeeldt door P. Rubbens (p. 648)
[381] Welkomst, aan Joannes Dilman, van Leiden, naa hy geneesheer was gemaakt, alvooren hebbende beweert, wat raasernye was (p. 650)
[382] Amsterdamsche rondheit (p. 652)
[383] Bussekruid vervloekt. Aan myn moeder (p. 653)
[384] Vermaaninge (p. 655)
[385] Op Jan Jansen de Dood, smid t'Amsterdam, die sich selven van den steen heeft gesneeden, afgebeeldt door Savooi (p. 657)
[386] Heemelvaardssangh. Op de wyse van den 68. Psalm (p. 658)
[387] Op de dry ysre kouwen, van Jan Van Leiden, en syne medschuldigers, booven aan St. Lamberts tooren, te Munster (p. 660)
[388] Aan Venus (p. 662)
[389] Schilderye, van Mucius Scevola (p. 664)
[390] Muisenjaar (p. 665)
[391] Op Blaamrym (p. 666)
[392] Onbeschoftheit van Jan Rap en maat, onder de lesse oover eklips, geleesen door Alexander de Bie, professoor in de starrekonst (p. 668)
[Dichtbosch, het derde deel]
[393] Raad aan den geenen, die myn rymen mishaagen (p. 671)
[394] Londensche cipressen, op het graf van Kornelis Bikker, heere van Swieten, &c. Burgemeester, en raad t'Amsterdam (p. 672)
[395] Beleeftheits schaaduw, aan den eedlen Jan Gournei, heere te Houghton (p. 674)
[396] Buskruids donder, en blixem, te Delft (p. 675)
[397] Prognostikaaci (p. 678)
[398] Aan het bierglas (p. 679)
[399] Trouw van Robbert Kaffart, en Maria Wyntjens (p. 681)
[400] Aan P.K. (p. 684)
[401] Verrukkinge van sinnen (p. 685)
[402] Op D.E. (p. 686)
[403] Trouw van Joannes Dilman geneesheer, met Elisabeth de Vry (p. 687)
[404] De waarom, van myne vrymoedige reise, naa Engeland (p. 690)
[405] Lykbalsem (p. 692)
[406] Op het vryen van Abraham Grenier, rechtsgeleerden, aan den selven (p. 694)
[407] Antwoord, aan den selven (p. 699)
[408] Op de leedige uuren, van C. Huigens, ridder & c. (p. 700)
[409] Noodiginge ten Avondmaal. Op de wyse van den 24 Psalm (p. 701)
[410] Trouwdagh, van Abraham Grenier, rechtsgeleerden (p. 702)
[411] Toemaate, onder Abraham Greniers antwoorde (p. 705)
[412] Antwoord op de toemaate, aan den selven (p. 706)
[413] Boerde, aan den selven (p. 709)
[414] Waarschouwinge, aan den selven (p. 710)
[415] Meely, met den selven (p. 711)
[416] Savooische tirannye (p. 712)
[417] Op het burgemeesterschap, van den heer Hendrik Dirkse Spiegel (p. 717)
[418] Droom (p. 719)
[419] Lof der werken des Heeren (p. 720)
[420] Schyn bedrieght (p. 722)
[421] Kracht des gelds (p. 723)
[422] Deughd, en ondeughd (p. 724)
[423] Op de reedenstryd, oover de kooninghlyke siekte, te Leiden gehouden, door Geeraard Worst, voor syn geneesheerschap (p. 725)
[424] Verjaardagh, van Kornelis Simons vander Loef (p. 727)
[425] Hoovaardyes dwaasheit (p. 728)
[426] Geusemirakel (p. 729)
[427] Muggejacht (p. 731)
[428] Op het Latynsche dankdicht, van Amandus Fabius, [...] (p. 733)
[429] Op myne reise, naa Londen, aan myne suster, Katarina (p. 735)
[430] Aan D.D. (p. 737)
[431] Gedachtenisse, aan Susanna Simons vander Loef (p. 738)
[432] Intree der regeeringe Van Amsterdam in het Stadhuis. [...] (p. 740)
[433] Onweer te Vlissingen (p. 742)
[434] Klachte, oover Ypren (p. 744)
[435] Duinkerken in swym (p. 745)
[436] Mildicheit, aan Tomas Alein, Sjerif Van Londen (p. 746).
[437] Slachtmaand t'Amsterdam, in pesttyd (p. 749)
[438] Lesse, aan myn broeder Wilhelm (p. 751)
[439] Op K. Huigens Oogenblikken (p. 753)
[440] Andwoord, aan Joan Radermacher (p. 754)
[441] Weederandwoord, aan den selven, [...] (p. 755)
[442] Derde antwoord, aan den selven (p. 756)
[443] Afbeeldinge, van Abraham Balde, door Vincentius Malo (p. 757)
[444] Dank, aan Bonavontura Koegelen van Dortmond, geneesheer, voor het geneesen mynes hands (p. 758)
[445] Seldsaame dronkenschap, van V.M. (p. 760)
[446] Leste antwoord, aan Joan Radermacher (p. 761)
[447] Op de reedenstryd, van de lydinge des krunkeldarms, door Bonaventura Koegelen van Dortmond, alvooren hy, t'Uitrecht, geneesheer wierd (p. 762)
[448] Op versmaade erkentenisse voor het geneesen mynes hands, door Bonaventura Koegelen van Dortmond, aan den selven (p. 763)
[449] Afbeeldinge van Eduward Gournei, door Vincentius Malo (p. 764)
[450] Oesters te Kolchester (p. 765)
[451] De vreese des Heeren, het begin der wysheit (p. 766)
[452] Beede, aan Karel Gabry, om syn geselschap ter middaghmaal (p. 768)
[453] Klachte oover ondankbaare vrinden (p. 769)
[454] Brief, aan myne Moeder (p. 770)
[455] Op het vuilbekken van A.B. (p. 772)
[456] Afscheid van Engeland (p. 773)
[457] Onweer, op weeromreis, uit Engeland, aan matroos (p. 774)
[458] Godt meest te laaten sorgen. Op de wyse van den 21 Psalm (p. 776)
[459] Zeelaurier der heerschappye van Venecie (p. 778)
[460] Op het nimmer verjaaren van G. Houvast (p. 781)
[461] Ontrouwe vrienden. Op de wyse van den 88 Psalm (p. 782)
[462] Brand van Aken (p. 784)
[463] Godsaalicheit voor grootsheit (p. 787)
[464] Roosenfestoen van Daniel Segers schilder, vereert aan syne Hoogheit Freedrik Hendrik (p. 789)
[465] Aandacht, op Kristdagh, aan myn suster Katarina, op heur geboortdagh (p. 790)
[466] De droes, uit myn paard gedreeven (p. 791)
[467] Dank, aan Isaak de Bra. Voor een besoarsteen, van Rio de Plata meegebracht, en my vereert (p. 792)
[468] Brief, aan R. Anslo, te Rome (p. 793)
[469] Op een paar silvere kandelaaren, van Francois van Emmerik vereert, aan Adriaan Goverts (p. 797)
[470] Verjaargety, van myne moeder (p. 798)
[471] Boetsangh. Op de wyse van den 130 Psalm (p. 799)
Opschriften (p. 803-850)
[472] Op my selven (p. 805)
[473] Hebreeusche spraake (p. 805)
[474] Heemel, helle, en aarde (p. 805)
[475] Eeuwigheit (p. 806)
[476] Luis (p. 806)
[477] Toovenaar (p. 806)
[478] Voogel (p. 807)
[479] Aarend (p. 807)
[480] Moffel (p. 807)
[481] Engeland (p. 808)
[482] Kat (p. 808)
[483] Fasant (p. 808)
[484] Duif (p. 809)
[485] Bewaar uw vuur, en kaarsen wel (p. 809)
[486] Vier uuren heeft de klok (p. 809)
[487] Struis (p. 810)
[488] Kraan (p. 810)
[489] Vergulde kop (p. 810)
[490] Vastelaavend (p. 811)
[491] Penne (p. 811)
[492] Scheermes (p. 811)
[493] Leeuw (p. 812)
[494] Spreeuw (p. 812)
[495] Nachtegaal (p. 812)
[496] Houtsnep (p. 813)
[497] Waatersnep (p. 813)
[498] Bedde (p. 813)
[499] Brood (p. 814)
[500] Jong lyk (p. 814)
[501] Spiegel (p. 814)
[502] Vischnet (p. 815)
[503] Menschwerdinge (p. 815)
[504] Henne, en ei (p. 815)
[505] Gans (p. 816)
[506] Hoorndraager (p. 816)
[507] Beedelaar, op de poortsbrugge (p. 816)
[508] Tongh (p. 817)
[509] Harnaschmaaker (p. 817)
[510] Varsche pruimen (p. 817)
[511] Kaapers (p. 818)
[512] Kanarievoogel (p. 818)
[513] Leven, na d'oude spellinge (p. 818)
[514] Vink (p. 819)
[515] Sim en Meerkat (p. 819)
[516] Blaauwe scheen (p. 819)
[517] Rome (p. 820)
[518] De vyf sinnen (p. 820)
[519] Gesicht (p. 820)
[520] Gehoor (p. 821)
[521] Reuk (p. 821)
[522] Smaak (p. 821)
[523] Gevoelen (p. 822)
[524] De werld uitgeschildert (p. 822)
[525] Meloen (p. 822)
[526] Geld, en goed stopt geen gierigheit (p. 823)
[527] Reiger (p. 823)
[528] Exter (p. 823)
[529] Raave (p. 824)
[530] Gelas (p. 824)
[531] Inkt (p. 824)
[532] Gedrukt boek (p. 825)
[533] Waapenen (p. 825)
[534] Aardkloot (p. 825)
[535] Sonnewyser (p. 826)
[536] Joffrouw, en paap (p. 826)
[537] Blanketsel (p. 826)
[538] Beste kleed (p. 827)
[539] Afbreekinge der Blokhuisen (p. 827)
[540] Dronken rym (p. 827)
[541] Vrywilligh rasphuis (p. 828)
[542] Afbeeldingen (p. 828)
[543] Loth op 't geberghte Soar (p. 828)
[544] Waardicheit der sprake (p. 829)
[545] Konkommers (p. 829)
[546] Kiekendief (p. 829)
[547] Spinnewebbe (p. 830)
[548] Kraai (p. 830)
[549] Konynen (p. 830)
[550] Adams val (p. 831)
[551] Tangh (p. 831)
[552] Blaase (p. 831)
[553] Aader (p. 832)
[554] Seenuwe (p. 832)
[555] Been (p. 832)
[556] Penmes (p. 833)
[557] Sleutel (p. 833)
[558] Oost, en Westindische maatschappye (p. 833)
[559] Schimpvoogel (p. 834)
[560] Pieter K. Hoofd (p. 834)
[561] Bril (p. 834)
[562] Heemelkloot (p. 835)
[563] Laïs schoonigheit (p. 835)
[564] Hoenderhok, in de Diemermeer (p. 835)
[565] Nacht, en dagh (p. 836)
[566] Vaarsenmaaker (p. 836)
[567] Misdaadiger (p. 836)
[568] Jan Vos (p. 837)
[569] K.P. (p. 837)
[570] Slot (p. 837)
[571] Klooster (p. 838)
[572] Langhduurigheit der schilderye (p. 838)
[573] Kalkoet (p. 838)
[574] Raap (p. 839)
[575] Slangevel (p. 839)
[576] Abels lyk afgebeeldt (p. 839)
[577] Geloof (p. 840)
[578] K. Huigens (p. 840)
[579] J. v. Vondel (p. 840)
[580] Lam (p. 841)
[581] Koekkoek (p. 841)
[582] Kraanen (p. 841)
[583] Danäe geschildert (p. 842)
[584] Haan (p. 842)
[585] Sponse (p. 842)
[586] Hei (p. 843)
[587] Sydeworm (p. 843)
[588] Anders (p. 843)
[589] 's Werrelds vorm (p. 844)
[590] Dagh des oordeels (p. 844)
[591] Paapegaai (p. 844)
[592] Kapitool (p. 845)
[593] Kartouw (p. 845)
[594] Schip (p. 845)
[595] Slangh (p. 846)
[596] Aadel (p. 846)
[597] Haase (p. 846)
[598] Vyge (p. 847)
[599] Vleermuis (p. 847)
[600] De paauw (p. 847)
[601] Sondagh (p. 848)
[602] Een paap (p. 848)
[603] Engelsche sop (p. 848)
[604] Grootheit der sonde (p. 849)
[605] Staateesels (p. 849)
[606] Myn uiterste wil (p. 849)
[607] Besluit (p. 850)
[Ongebundelde gedichten]
[608] Iaar-Dicht [over den eeuwigen Vreede, tusschen Spangien en de vereenighde Nederlanden] toen 't zelve sluyten is geschiet op den 28 ianuarij (p. 853)
[609] Het tweede gezangh (p. 854)
[610] Spanjes voordeel uyt haar schande (p. 856)
[611] Onderdanigste dank, [...] (p. 857)
[612] Prinsselijk inhaal, t'Amsterdam, [...] (p. 859)
[613] Vierpylen, opgeschooten onder het prinsselyk aavondmaal (p. 864)
[614] Schuldoffer, aan mevrouw Ameelia, oudprincesse van Oranje, &c. (p. 866)
[615] Troost aan mevrouwe Ameelia, oudprincesse van Oranje, &c. (p. 868)
[616] Staaten krygsloon, de goude of de ysere kettingh (p. 869)
[617] Op de heldinnen van den Briel (p. 870)
[618] De gekneusde hoogmoed des heerschaps van de zee (p. 871)
[619] Londen in assche (p. 874)
[620] Medaalie der twee zeeslaagen van den doorluchtigen heer Michiel A. de Ruiter, L. Admiraal der vereenigde Neederlanden, teegen de kooningen van Engeland, en Vrankryk (p. 878)
[621] Zeegepilaar, oover den vierden zeeslag [...] (p. 881)
[622] Den gestoorden heemel (p. 884)
[623] Op de beededaagen (p. 886)
[624] (p. 887)
[625] Erkentenisse, aan den eedelen heer Joan Six, heer van Vromaade, oudscheepen, voor synen Muiderberg (p. 888)
[626] (p. 890)
Lijst van geraadpleegde werken
Register van namen
Afbeeldingen