annotatie |
|
|
1 |
de reedelyke dieren: dwz. de mensen |
3-4 |
Schuilt ... cieren: En schuilt evenmin in de onvergankelijkheid van het materiaal waarvan ze gemaakt zijn, of in de herstelbaarheid (‘opsierbaarheid’) van dat materiaal, als het lelijk geworden is |
5 |
kieremieren: versieringen, tierelantijnen (wnt vii, ii, 2793, deze plaats) |
6 |
Van melk en bloed: nl. Van een blanke huid met rode blossen |
|
uit haar gesielden hof: uit haar levende tuin, dwz. die ‘puur natuur’ zijn |
7 |
Leent: Verleent, Geeft |
|
schoonheits lof: loffelijke schoonheid |
8 |
Hervindeloos: Die echter niet terug te vinden, niet te herwinnen, is (wnt vi, 669, deze plaats). De schoonheid schuilt dus in de echtheid en natuurlijkheid, die echter vergankelijk is. |
|
naa haastighlyk vertieren: na weldra vergaan te zijn (vgl. wnt xx, ii, 1061, deze plaats) |
9 |
sesamyn: witte bloem van het sesamkruid, vgl. melk (r. 6) |
10 |
sparkelt: fonkelt (wnt xiv, 2608) |
|
ontgloeit: in gloed geraakt |
|
van rooselaaren: door rozestruiken (vgl. bloed, r. 6) |
11 |
rekt haar dach met fraaijer schyn: zal ze nog mooier weten uit te beelden (te vereeuwigen) dan ze al zijn |
12 |
maalt Apel: als een of ander vaardig kunstenaar ... schildert (naar Apelles, de beroemdste schilder van de Oudheid) |
12-13 |
dan ... pyn: dan we van nature zijn of dan we door ouderdom of ziekte geworden zijn (‘waartoe we ... verwelkt zijn’) |
14 |
Dat ... verklaaren: Moet men dat slechts als verbasterde schoonheid aanmerken |