7-8 |
Waar ... geweeken: Waarin de onverzettelijke dood zijn intrek had genomen op de plaats van de ziel, die al te vroeg geslaakt (‘uitgemond’) was (van keel: ‘monding, mond’, wnt vii, i, 1939-1940) |
9-12 |
De ... verwildert: Omdat hij ‘zwart werd afgeschilderd’ (als boos werd gezien) en werd gehaat door iedereen, maar in eigen ogen schoon van uiterlijk was, kwam de Dood razend en woest in opstand |
13 |
stoof: rees ziedend op |
|
's Afgronds rotte kuilen: dwz. de hel |
15-16 |
een Heleen Van schoonheit: een vrouw die van schoonheid een Helena is (een Helena zoals die door Paris is aangewezen als de mooiste vrouw) |
16 |
waar of die mach schuilen?: waar zou die te vinden zijn? |
17 |
de Parken: de Parcen of Schikgodinnen |
18 |
's Keisers gracht: de Keizersgracht in Amsterdam, waar Neufville in 1651 nog woonde (Elias, Vroedschap ii, p. 851) |
20 |
Strax waaren daar syn snelle vlerken: Ogenblikkelijk hadden zijn snelle vlerken hem daar gebracht |
21 |
dartel: wellustig |
22-23 |
sach [...] Met aandacht in het weesen an: bezag ... oplettend in het diepst van haar persoon (in contrast met maaksel, r. 25?) |
24 |
Waar om bevallicheen sich reiden: Dat omgeven was met een koor van innemende eigenschappen (bepaling bij het weesen) |
25 |
maaksel: uiterlijk |
|
voort: eveneens |
26 |
Van melk, en vermiljoen besprenght: Dat van melk was, met vermiljoene kleurstof bespat (wnt ii, ii, 2087), dwz. Dat melkblank was met rode blossen (vgl. r. 1) |
27 |
geestigh: levendig |
|
onder een: dooreen |
28 |
spande syn verborgen laagen: legde zijn hinderlaag |
30 |
Bescheenen pas van soomerweer: Dat nog maar juist beschenen werd door de zon van de levenszomer (bepaling bij getal van jaaren). In het jaar van haar overlijden werd Susanna Beckx 27 jaar. |
32 |
Syn sinnen daar gevallen waaren: dwz. Hij zijn zinnen daar (op haart) liet vallen |
33 |
heur hoeder: haar beschermer, haar man (verwijst heur ook naar de Lammertjes, r. 35 en betekent hoeder hier ook ‘herder’?) |
34 |
Noch: Evenmin |
|
een bekrekent mond: een schorgehuilde mond (gewoonlijk wordt bekreten gebruikt in verband met roodgehuilde ogen of wangen, wnt ii, i, 1639) |
35 |
Lammertjes: lammetjes, dwz. kindertjes (het echtpaar had vier dochtertjes: Anna, Barbara, Susanna en Catharina; Elias, Vroedschap ii, p. 851) |
|
te volgen stond: zou volgen |
38 |
van: door |
39 |
in der yl: eensklaps |
40 |
niet met allen: niemendal, niets |
41 |
verdweenen: uitgedoofd |
42 |
dat koraaligh vier: dat koraalrood gloeiende levensvuur (eerst in r. 44 wordt de vergelijking met haar wangen getrokken) |