6 |
sult: moet |
8 |
't gevest bestreeken: uw heft, dat overdekt is |
9 |
sonder tellen: talloze (bepaling bij kusjes) |
10 |
bestellen: brengen, raken (Roselle zal het mesje immers kussen uit blijdschap dat ze het heeft teruggevonden...) |
11 |
Met: Zodra |
14 |
in den eenenhooren: in ‘De Vergulde Eenhoorn’, het huis en de winkel van de familie Six in de Kalverstraat |
15 |
Daar: Waar |
18 |
een kist, met ysre banden: dwz. een schatkist |
19 |
gevonden: nl. door Six |
21 |
hoe zoo langh gebleeven?: ‘hoe komt het dat ge zo lang weg bent geweest?’ |
22 |
Bid heur, om geen reên te geeven: Smeek haar de reden niet te hoeven noemen |
23 |
verslaagen: teleurgesteld (nl. wegens de niet uitgesproken reden van het verlies: Six' diefstal) |
24 |
rouw gedraagen: boete gedaan door te ‘rouwen’ |
25 |
ses geheele weeken: vgl. de eerste periode van diepe rouw, die zes weken duurde (Fahrenfort en Van de Graft, 1947, ii, p. 53) |
27 |
sachte sinnen: lieve aard |
28 |
Min of meer, ontstelt, gewinnen: Die min of meer onthutst was, min of meer geruststellen (Min of meer kan en zal bij zowel ontstelt als gewinnen horen) |
29 |
juist naausiende: in haar opmerkzaamheid precies |
30 |
zoo veel: nl. zes |
|
sleeten: voorbijgegaan zijn |
31 |
stip: onophoudelijk, onveranderlijk |
33 |
Seg ik somwyl u handhaafde: Vertel, dat ik u soms ‘met het heft in handen nam’, hanteerde (wnt v, 1964, deze plaats) |
35-40 |
Dat ik [...] heur gesontheit [...] bedacht: (Vertel), dat ik ... haar gezondheid toewenste |
35 |
smaaklik: als ik me tegoeddeed |
36 |
Die my staadigh in den mond leit: dwz. gesontheit, die ik haar (eigenlijk) altijd wens |
37 |
Dat ten minste niet kan schaaden: Wat (haar) alleen tot voordeel kan strekken |
38-39 |
Van ... speeten: Vanaf (Gezeten aan) mijn tafelblad dat beladen was met gerechten uit potten of van het spit (Van Es, 1953, p. 140 wil gelaaden echter zien als een participium bij ik en verklaart: ‘verzadigd door wat op mijn tafel (: tafelberd) staat’) |
40 |
by alle beeten: bij elke hap |
41 |
Segh: Zeg, dat |
|
schelde: schilde |
44 |
Die gerookte tongh vereerde: Die met gerookte tong vereerd werd |
47 |
ik gingh u selve wetten: dat ik u persoonlijk sleep |
48 |
af dee setten: af had laten ruimen |
49 |
Segh, ghe sneed het seegelgaaren: Vertel, dat u het met lak dichtgezegelde touwtje (waarmee dit gedicht is dichtgemaakt) hebt gesneden |