13 |
saaght: hebt gezien |
|
't lykenhof: de begraafplaats (in Livorno) |
14 |
andere: nl. niet-joodse |
17 |
Na Luther, of Kalvyn genoemt: dwz. dat Maarten of Johannes heette of een andere goed-protestantse naam droeg |
18 |
't heiligh huisje: dwz. het Vaticaan |
|
doemt: een plaats op een katholiek kerkhof ontzegt |
20 |
wat hun nasaat was: uit welke stof de nog levende mens zou bestaan, nl. uit gras (vgl. Jesaja 40:6) |
21 |
lydende: om te verduren, om te ondergaan |
21-22 |
de palmebol Der kollefhamer, met gerol: het rollen van de palmhouten bal van het colfslaghout. In de zeventiende eeuw was colf een typisch Nederlands spel en zeker niet inheems in Italië. Het spel werd wel door Italië-reizigers meegevoerd, zoals kan blijken uit een pentekening van Cornelis Poelenburgh, waarop twee colvers tussen de ruïnes ‘in Roomen 1622’ zijn afgebeeld. Op het door Six besproken niet-katholieke kerkhof werd dus ook gecolfd, misschien wel door Six zelf (Van Hengel, 1982, p. 21-22). |
23 |
niemand van aandachtigheit: geen van de nadenkende bezoekers |
24 |
Gaf reeden van het onderscheid: Was zich bewust van de achterliggende betekenis van het onderscheid tussen de joodse en niet-joodse graven op de twee kerkhoven |
25 |
Die sachte lykaard: De zachte aarde van dat kerkhof van niet-joodse begravenen |
26 |
zoo: net zo |
27 |
deese: nl. deze joodse lichamen |
28 |
hard: onverzettelijk (met name waar het de acceptatie van Christus als de Messias betreft, zal Six bedoelen) |
29 |
takken: uitspruitsels aan een wortel (wnt xvi, 788) |
|
van een marmren grond: vanuit een marmerbevattende bodem |
30 |
geen marmer vondt: geen marmeraders heeft aangetroffen |
31 |
weekelyk: zacht |
32 |
't plantsoen: de aanplant |
34 |
't selve saad: het zaad zelf |