| |
| |
| |
[252] Brief, aan Theodore Dodeur (p. 428)
toelichting |
Six schreef deze brief vanuit Cádiz, korte tijd voor zijn overtocht van Spanje naar Italië. Over zijn vriend (en handelsrelatie?) Theodore Dodeur heb ik weinig nadere gegevens kunnen vinden. Six noemt alleen hier zijn naam voluit, maar zal hem ook op het oog hebben in zijn gedichten aan T.D. (no. [81]) en weerstuit, aan T.D. (no. [160]), waaruit blijkt, dat de omgang tussen beide vrienden niet altijd even vriendschappelijk is gebleven. Dodeur dichtte zelf ook, maar van zijn werk lijkt slechts weinig overgeleverd te zijn (vgl. de Toelichting bij gedicht no. [160]). De hier behandelde brief van Six aan Dodeur is afgedrukt op p. 324-327 van de bundel Poësy. Het briefdicht-karakter van dit gedicht is aan de orde gesteld in Schenkeveld-van der Dussen, 1987 a, vgl. met name p. 122-123 aldaar. |
|
annotatie |
|
|
1 |
Van hier: wordt opgevat in r. 5 |
|
hier, waar Herkules een kerk had, en altaaren: nl. in het Antieke Gades (het huidige Cádiz) waar een tempel van Hercules was |
2 |
als op Westens schrank: dwz. alsof hij die op de grens in het westen plaatste, met de bedoeling ermee het westelijkste punt aan te geven (wnt xiv, 987, deze plaats; een schrank is een afsluitboom of een grenspaal) |
|
twee pilaaren: de zgn. Zuilen van Hercules, benaming voor de rots van Gibraltar en de aan de overzijde in Afrika gelegen rots Ceuta |
3 |
Gestoelt: Zittend (bepaling bij een impliciete ‘ik’, door wie dit briefgedicht Wierd [...] geschreeven, r. 5) |
|
van Oranje, en groene vruchten: van sinaasappelbomen met nog groene vruchten |
4 |
En blos: En met bloesem (wnt ii, ii, 2925) |
|
op eenen boom: aan één boom. In januari hadden de bomen dus reeds vrucht gezet, maar was de bloesem nog niet geheel verdwenen. |
|
loumaand soet om luchten: januari die aangenaam is door de geuren (een merkwaardige ervaring voor een noorderling) |
5 |
Wierd [...] geschreeven: Is het verslag van ... geschreven |
|
twee reis besonnestraalt: dat twee maal door de zon is beschenen, dwz. dat nu twee dagen heeft geduurd (Frederiks, 1883, p. 242 laat deze bepaling kennelijk niet bij dit besoek, maar bij loumaand aansluiten en dateert het briefgedicht daarom op 2 januari 1650) |
6 |
Bajoon: Bayonne (vgl. gedicht no. [236], r. 3) |
|
Hartgers: waarschijnlijk Joost Hartgers, de drukker en boekverkoper, wiens winkel dichtbij ‘De Vergulde Eenhoorn’ van de familie Six van Chandelier in de Kalverstraat was gevestigd (vgl. Gimpel, 1913, p. 122-123). Het behoeft niet zo te zijn dat Hartgers ook in Bayonne is geweest; Six kan hem vanuit Bayonne een brief hebben gezonden waarin zijn antwoord aan Dodeur was opgenomen of bijgesloten. |
7 |
Niet dat ik't selve las: dwz. Niet dat ik dat weet, omdat ik het heb gelezen |
|
naa ontfange vellen: naderhand (van u) ontvangen brieven |
| |
| |
8 |
dat: omdat |
|
van Keulen: waarschijnlijk Caspar van Ceulen of van Collen (1620-1680) of eventueel diens achterneef Jeremia (1608-1676). Samen dreven zij de internationale handelsfirma ‘Jeremia e Gasparo van Collen’, met betrekkingen in Spanje, Italië, het Caraïbisch gebied en Virginia. Caspar reisde geregeld naar Cádiz. Hij zou in 1678-1680 consul van de Staten en commissaris extraordinaris aan het Spaanse hof worden. Op zijn huwelijk met Catharina Opmeer (1648) had Six een epithalamium gedicht (gedicht no. [131]). Jeremia komt in Six' werk verder niet voor (Elias, Vroedschap ii, p. 644-645). |
|
onversiens: onverwachts |
9 |
't diep Guadalquebir: de diepe rivier Guadalquivir |
10 |
Den Betis: De Baetis, de Latijnse benaming voor dezelfde rivier |
11 |
Zoo hoogh den stroomwal op: Zover langs de oever van de rivier met de stroom mee (vgl. de annotatie bij gedicht no. [51], r. 4) |
|
daar: waar, nl. waar de stroom in zee uitmondt, bij de havenstad Sanlúcar de Barrameda (nabij Cádiz) |
12 |
eens versilvrende alle jaaren: en waar zij elk jaar één maal ‘verzilverd’ wordt, nl. door de aankomst van de jaarlijkse zilvervloot uit West-Indië |
13 |
Hoewel ik twyffel niet, of: Hoewel ik er niet aan twijfel, dat (Hoewel sluit aan bij r. 7) |
14 |
gepooght: vooralsnog gaat Six er dus vanuit, dat Dodeur wel brieven heeft gestuurd, maar dat die niet zijn aangekomen. |
15 |
Ik ... verkloeken: Ik durf mij bij deze veronderstelling te sterken met een bewijsvoering (die haar des te aannemelijker maakt) |
16 |
Om dat ... besoeken: Omdat u mij (altijd?) eerder benaderde dan ik u |
17 |
opgesochte stof: samengestelde, bijeengebrachte stof? Kunnen we hierbij denken aan Six' beroep van kruidenkoopman (vgl. echter ook r. 121 hieronder)? |
|
naamaals u gegeeven: nadat ik u die op mijn beurt had gegeven |
18 |
Zoo ... gebleeven: U mij niet schuldig bent gebleven toen ik u erom had gevraagd (nl. om weer andere door Dodeur opgesochte stof). Zoo is expletief en vat die, r. 17 op. Dodeur had Six dus iets geschonken, Six had met een geschenk geantwoord en had om meer gevraagd en Dodeur had hem opnieuw iets gegeven. |
19 |
Gelyk: Zoals (wordt opgevat in Zoo, r. 20) |
|
't huis [...] van vriendschap: het huis van onze vriendschap |
|
voor te bouwen: op te bouwen |
20 |
naa volbouwt: nadat het voltooid was |
21 |
Drysins: Op drie manieren |
|
kost: kosten |
23 |
Slechts met: Met slechts |
|
een nieuwen hoed: overdrachtelijk voor: een geldgeschenk, een douceurtje (vgl. wnt vi, 785). De aanduiding gaat waarschijnlijk terug op het gebruik om bij het betrekken van een huurwoning de eigenaar een nieuwe hoed en zijn bedienden een pot wijn te geven (vgl. De navorscher 15 (1865), p. 191). De twee in deze regel genoemde geschenken sluiten dus goed aan bij de metafoor in r. 19-20. |
|
een teersjen wyn t' ontsteeken: door een vaatje wijn aan te slaan (wnt x, 1984 en xvii, i, 19, deze plaats) |
| |
| |
24 |
met een boek papier, voor tweeenvyftigh weeken: dwz. door een jaarboek, een almanak, cadeau te doen (of een bundel schrijfpapier, voldoende voor een jaar?) |
25 |
Wanneer: Toen |
|
ontrent: bij |
26 |
vernoeght: tot ons genoegen, onze tevredenheid |
|
twee, van die dry: waarschijnlijk hadden Six en Dodeur samen een vaatje wijn aangeslagen en had de één de ander een almanak of papier cadeau gedaan. |
27 |
zoo grooten rek: zo'n groot vak lucht, zo'n grote afstand (wnt xii, iii, 1824, deze plaats) |
28 |
Zoo: expletief, vat Maar nu (r. 27) op |
|
getonght: met spraak begiftigd |
29 |
wissel: uitwisseling van brieven (vgl. ‘geldwissel’) |
|
vondt: heeft uitgevonden |
|
vonden: uitvindingen |
30 |
Ik loof de: Ik denk, dat de... |
31 |
sweeven: rondzwerven |
32 |
een schors: een stuk schors (volgens Plinius, Naturalis historia xiii, xxi, 69 het eerste schrijfmateriaal) |
|
toegeschreeven: laten weten, bericht |
33 |
de vloed der sonden: de zondvloed |
34 |
Tuight: Getuigt, Toont ... aan |
|
Enochs schrift: een inscriptie in het schrift uit de tijd voor de zondvloed. Enoch of Henoch gold als de uitvinder van het schrift, omdat het apocriefe boek Henoch van zijn hand zou zijn. Hij behoorde tot de zevende generatie na de schepping (vgl. Genesis 5:18-24). |
|
een der Sirische pilaaren: nl. de hardstenen zuil in Syrië waarop de zonen van Seth hun astronomische kennis hebben vastgelegd. De nakomelingen van Adams zoon Seth (waaronder ook Henoch) zouden hun astronomische kennis hebben opgetekend op twee zuilen, een van gebakken steen en een van hardsteen. Volgens Flavius Josephus zou de bakstenen pilaar teloor zijn gegaan in de zondvloed. De hardstenen zou echter nog te bezichtigen zijn in Syrië (Flavius Josephus 1, 11, 3, 70-71). Six concludeert dat de zonen van Seth niet alleen kennis hadden van de sterrenloop, maar ook van het schrift. Hoe zouden ze anders immers over de astronomie hebben kunnen schrijven op die beide zuilen? Six' kennis van zaken op dit punt zal dus teruggaan op Flavius Josephus (en niet op de oudste in het Westen doorgedrongen berichten over het spijkerschrift, zoals ik in eerder instantie veronderstelde; Jacobs, 1989, 11, p. 196-197). Mevrouw Schenkeveld wees mij op deze passage bij Flavius Josephus. |
35 |
Licht vraaght ghe, wat 's een brief?: Wellicht vraagt u: wat is een brief? |
|
in 't kort: kort gezegd: ... (of: in beknopte vorm) |
36 |
Om ... leggen: Om gedachten van afwezigen aan afwezigen mee te delen |
37 |
vermaalde vuile doeken: vermalen vuil textiel, grondstof voor lompenpapier (wnt xx, 1167, deze plaats), paradoxaal bij sneeuwit |
38 |
Een swarte ziel: Een met zwarte zonden bedekte ziel, metaforisch voor: Een blank vel papier met zwarte letters |
| |
| |
39 |
Waar ieder in kan sien: Waarvan iedereen kennis kan nemen. Gewoonlijk heeft alleen God inzicht in een swarte ziel. |
|
den rugh: de achterkant van het lichaam, dwz. van de brief |
39-40 |
met kleuren ... beseegelt: Gesloten met een gekleurd lak- of waszegeltje, of met een ouweltje (vgl. Briefwisseling Hooft 1, 1976, p. 12). |
|
op: open |
41 |
Een lyf, en ziel: metaforisch voor: Een stuk papier met inhoud |
|
droogh beslooten: mits afgesloten tegen het vocht, droog bewaard |
42 |
de locht, zee, aarde, of vlamme: de vier elementen, dus eigenlijk: overal, hetgeen bedenkingen wekt bij het eeuwigh leeven in de vorige regel |
43-44 |
Die ... kruipen: Die, als de wind een kier om binnen te sluipen weet aan te wijzen, daardoorheen naar binnen kan dringen, muur of deur ten spijt |
45 |
klein van kost: goedkoop |
46 |
noch: en ook |
|
nochtans: nl. ondanks die geringe waarde |
|
van dryerhande: bij alledrie die vervoersmethoden, nl. bij vervoer per schip, te paard en te voet |
47 |
in een sak: nl. als gold het een hoeveelheid geld |
48 |
se vlieght: dan vliegt ze |
|
ook sonder tooveryen: zelfs zonder dat er toverij aan te pas komt (nl. met een postduif) |
49 |
toont: laat ze ... zien |
|
't veurhoofd: nl. de adreszijde |
50 |
met ... noorden: in een taal van het zuiden (in dit geval: met een adressering in het Spaans) en met een lange tong die vanuit het zuiden tot in het noorden reikt en zo spreekt |
51 |
sonder tongh: nl. zonder ècht te kunnen spreken |
52 |
daar by: bij de zaak |
53 |
stelt se naakt: toont ze onverhuld ... in geschrifte |
54 |
eevenwel zoo stelt se geen van beiden: maar toch brengt ze geen van beide (geest noch lichaam) in die positie, nl. omdat zij geen echte scheiding tussen geest en lichaam kan aanbrengen |
56 |
blaamen: berispen |
57 |
wyl: aangezien |
|
naa Latyn: zoals het Latijn al aangeeft (‘het Latijn indachtig’), nl. omdat het Latijnse breve (brief) samenhangt met brevis (kort). Of is r. 35-56 gebaseerd op een Latijnse of Neolatijnse bron, die Six heeft overgezet of nagevolgd naa Latyn, zoals Schenkeveld-van der Dussen, 1987 a, p. 123 deze woorden interpreteert? Zo'n bron is echter nog niet gevonden. |
|
heb kort beschreeven: in het kort heb beschreven (maar ook: als ‘iets korts’ heb beschreven, vgl. in 't kort, r. 35?) |
58 |
Zoo: expletief, vat wyl op |
|
se: nl. de brief, het verschijnsel brief |
|
van 't rechte spoor: nl. van hetgeen ik eigenlijk wilde schrijven. Six speelt hier ook met de woorden Latyn, brief en 't rechte spoor. Een ‘Latijnse brief’ is immers een breve, een pauselijk schrijven (vgl. wnt iii, i, 1328) en het suggestieve samengaan van deze woorden zou Six ook al te zeer van het rechte spoor hebben geleid. |
| |
| |
59 |
Schoon ghy dan: Hoewel het dus zo is, dat gij... Na zijn uitweiding hervat Six hiermee de veronderstelling van r. 13-14. |
59-60 |
de meesters van de posten, En boôn: de postmeesters en de boden (de hogere postfunctionarissen en de eigenlijke koeriers) |
60 |
ik had geen andere kosten: heb ik geen volgende maal enige kosten gehad (nl. aanvullende portokosten die de geadresseerde moet betalen). Six bedoelt: heb ik geen volgende brief mogen ontvangen. |
61 |
Indien ... vrienden: Als men die al als ‘kosten’ mag rekenen, onder vrienden |
62 |
Het schynt daar zyn er: Het lijkt erop, dat er mensen zijn |
|
sich, van myn brieven, dienden: gebruik (misbruik) maakten van brieven aan mij (mijn post gestolen hebben) |
65 |
Daar: Terwijl ... toch |
|
van Vrankryk: vanuit Frankrijk. Bayonne ligt immers aan de zuidgrens van Frankrijk. |
66 |
hand: nl. handschrift, brief |
|
plagh [...] op te breeken: openbrak, bij de verzegeling opende |
67 |
wyl ik ryme: nu ik hier aan het rijmen ben |
|
vertoefden: opgehouden, vertraagde |
68 |
van noode: die ik ... nodig had, naar wiens komst ik ... uitkeek |
69 |
Let, hoe baatgierigh zyn: Zie daar, hoe baatzuchtig ... zijn. Was de post vertraagd, omdat de koerier eerst had gewacht tot hij meerdere brieven ineens kon vervoeren? |
71 |
staakte: dwz. ben ... opgehouden ... te versturen |
|
schuldighlyke: verschuldigde |
72 |
ons huis: onze familie |
|
met verlangh: dwz. met het onaangename gevoel bij het uitblijven van verwachte post |
73 |
die: nl. myn schuldighlyke brieven |
74 |
bruike: maak gebruik van |
|
bekent, voor geenen oopenbreeker: die erom bekend staat dat hij brieven niet opent |
75 |
Dees: Deze schuldighlyke brieven |
|
de Spaansche zee: nl. het Spaanse deel van de Atlantische Oceaan (?) |
76 |
Vertrouwt: Op vertrouwde wijze |
|
het postpaard, langs de baaren: bepaling bij goeden wind. Op zee doet immers de wind het werk van een postpaard. |
77 |
Maar deese: Maar deze brief, dit briefgedicht. De andere brieven waren kennelijk in proza gesteld. |
|
op voet: op versvoeten (in schijnbaar contrast met de per schip verzonden brieven) |
78 |
Bewust: Me ervan bewust, In de wetenschap |
|
niet haatte: nooit afkerig bent geweest van |
79 |
Maar ... minnen: Maar deze hemelnimf (de poësy), die zo lieflijk is, steeds hebt liefgehad |
80 |
Dat: Zodat |
|
wel: weleer, voorheen |
|
rymsy haar: voor haar een zijden weefsel van rijmwerk (?). Bevat deze passage een allusie op de zijdehandel of -industrie in verband met Do- |
| |
| |
|
deur? Voor vrouwe poësy had Dodeur dus ook ‘zijden gedichten’ weten te fabriceren. |
|
kost: hebt weten te |
81 |
Dies wyl: Daarom, aangezien |
|
maar: mare, bericht |
|
besonders: bepaaldelijk |
|
kan: met een verzwegen onderwerp ‘ik’ |
82 |
Zoo: expletief, vat Dies op |
|
hier neevens noch: hierbij nog meer |
|
bekrieuwelrymde: met neergekriebelde rijmen bedekte |
83 |
by het ernstigh: naast hetgeen ernstig bedoeld is |
|
eerlik mallen: welgemeende gekheid |
84 |
laat, uw heusche gunst, die vryheit welgevallen: mag het zijn, dat die vrijpostigheid van mij uw vriendelijke goedhartigheid jegens mij niet tegenstaat; duid het mij niet euvel |
85 |
Weet [...] vry: U mag gerust weten, Ik beken u ronduit |
|
deilen: doen toekomen |
86 |
Dit buitenvaarsekraam: Deze uit het buitenland afkomstige (geïmporteerde) ‘verzenhandel’ (vgl. wnt iii, i, 1819 en viii, 1, 22) |
87 |
Gelyk t' Angiers: elliptisch voor: Zoals het onheil dat over mij is gekomen te Angers |
|
een: nl. een buitenvaarsekraam, een ander briefgedicht |
88 |
Dat kost: Daarop komt ... je te staan (Dat is lijdend voorwerp) |
88-89 |
meede [...] gelyk: net zo ... als |
|
vooren [...] gaan: voorop lopen, vóórgaan |
90 |
Die ... verteeren: dwz. Die op hooghartige wijze een heel vermogen verteren zonder zelfs maar de helft van zo'n vermogen te bezitten |
91 |
Jan kom de maale pakken: ‘Jan, kom de reiszak inpakkenl’ (wnt ix, 21, deze plaats) |
92 |
gaat beneên: gaat de trap (in de herberg te Angers) af |
|
terwyl: ondertussen |
|
wat te sakken: iets in de zak te doen (woordspeling met gaat beneên) |
93 |
gaf de paarden t' eeten: hier wel overdrachtelijk voor: nam nog een flinke slok (vgl. Harrebomée 1, 1856, p. 291: ‘De paarden hebben haver gehad [Men zegt dit van weelderige paarden, en, bij toepassing, van eene dartele jeugd]’). Vooral uit r. 94 blijkt mijns inziens duidelijk dat deze passage overdrachtelijk bedoeld is. |
94 |
maatjes: dwz. glaasjes (vgl. ‘maatjes haver’) |
|
flus: daarnet al |
|
nu een: nu nog één |
|
de haaver: dwz. de drank |
95 |
een jongen lakker: een ‘gastje’ (vgl. wnt viii, i, 1526, deze plaats) |
96 |
of self geweest: of als men zelf ... geweest was |
98 |
zy: moet ... zijn |
|
die alles wil wat recht is: die alles tot in de puntjes wil verzorgen |
99 |
ontelbaarlyke: ontelbare (wnt x, 1840, deze plaats) |
100 |
meer van daagh: vandaag nog meer |
|
mocht: zou ... kunnen |
101 |
verseekert, van: beveiligd tegen |
| |
| |
102 |
d'arme reiser ook: zelfs de àrme reiziger |
103 |
dit: nl. deze brief |
|
geringh: onbeduidend (arm in een andere zin dan in r. 102) |
104 |
als Cicero het scheuren eenger brieven: als Cicero het verscheuren van enkele van zijn brieven pijn zou hebben gedaan. Cicero is de Antieke briefschrijver bij uitstek. Zijn zorg voor nog ongepubliceerde brieven is bijvoorbeeld af te lezen uit één van zijn brieven aan Atticus (xvi, 5). |
105 |
Bearbeidt, en geschaaft: dwz. Die door hem tot een optimale staat omgewerkt en gecorrigeerd zouden zijn geweest (in tegenstelling tot mijn brief?) |
106 |
zoo leeft: dan bestaat nog |
107 |
verveeght: als toiletpapier gebruikt |
107-108 |
of tot de mosselvuuren Gebruikt: of gebruikt om een (kortstondig, maar heet) vuur te stoken, waarboven mosselen worden gekookt (?) |
108 |
zoo dankbaare: dwz. in het geheel niet dankbare |
109 |
Moeit ghy u: Mocht u zich willen inspannen |
|
te vereeren: te sturen |
110 |
die: nl. de andwoord |
|
Toskaanens zeestad: dwz. Livorno |
111 |
moeijen: inspannen |
112 |
gaande korts: omdat ik binnenkort ... ga |
|
door: via |
|
spoeijen: spoeden, reizen |
113 |
Na Ital, of den Vrank: (Direct) naar Italië, of naar Frankrijk (om vandaar naar Italië over te steken). Vanuit Marseille werden met lichte kustschepen verbindingen met Genua en Livorno onderhouden (Frank-van Westrienen, 1983, p. 92). |
|
vaaren: achterwege blijven (maar ook letterlijk: per schip) |
114 |
daar: nl. in Italië, of Frankrijk |
|
ontsteeke: opgloeit (vgl. wnt x, 1985) |
|
by onse Amstelaaren: dwz. in Amsterdam, als ik daar terug ben |
115 |
Wat of [...] op zal rysen: Wat zich ... voor zal doen (vgl. wnt xi, 1123) en ook: Wat ... uit de bodem zal blijken op te komen (Wat ... zal blijken te groeien, vgl. r. 117) |
117 |
Daar: Terwijl |
|
ongebouwde landen: braakliggende gebieden, woeste natuur. Kennelijk had Spanje de kruidenkoopman Six in dit opzicht teleurgesteld. |
118 |
Leert: Zal ... leren |
|
d'onbeleefde: nog niet beleefde, nog komende |
|
meesterse: leermeesteres (wnt ix, 435, deze plaats) |
119 |
gelieve: belieft |
|
op wegh te stuuren: dwz. te laten gebeuren, te geven |
120 |
myn lieve vaaders muuren: de muren van mijn geliefde vaderstad |
121 |
Dan laat my [...] niet verleegen: Laat mij dan, Dodeur, aan ... geen gebrek hebben |
|
nieuwe stof, tot Ylof: nieuw ‘materiaal’ tot lof van het IJ, dwz. één of meer nieuwe lofdichten op Amsterdam (hetgeen de mogelijkheid opent dat ook de opgesochte stof in r. 17 betrekking heeft op ‘uitgelezen gedichten’) |
| |
| |
122 |
die: nl. de ‘oude’, al ontvangen stof, tot Ylof. Six had via via kennelijk al een lofdicht van Dodeur op Amsterdam mogen ontvangen. |
|
heb: met een uit my (r. 121) samengetrokken onderwerp ‘ik’ |
123 |
Almachtigh soet gesel: Almachtige, goede Vriend |
|
daar toe: om dat te bereiken, nl. Dat ik gesond mach sien myn lieve vaaders muuren |
124 |
neevens: en ook |
|
|