5 |
Of wil men hier [...] mee styven: Wil men hierdoor soms ... bevestigd zien |
|
't geloof van 't blinde luk: de opvatting dat het noodlot blindelings te werk gaat |
6 |
Dat: 't blinde luk, dat |
|
van land, in land: nl. weg uit mijn eigen land in een vreemd land |
7 |
Daar is geen luk: Er is geen ander lot |
|
dat: dat wat |
8 |
Van 't noodlot: Door de lotsbestemming |
|
werd: wordt |
|
dit enkel: en alleen hieraan |
9 |
swurf: doolde |
|
de Broeder: nl. Jozef (vgl. Genesis 37) |
10 |
Om hem geen eer te doen: dwz. Met de opzet hem iets laags aan te doen |
11 |
Maar noch van hen geëert: Maar (later) toch door hen geëerd |
|
om dat: dwz. als wonderlijk gevolg van het feit dat |
12 |
de put: nl. de waterput, waarin hij geworpen was |
|
de banden: nl. van de gevangenschap die volgde op zijn vlucht voor Potifars vrouw (Genesis 39) |
13 |
praamden: kwelden |
|
den Ringh: de Farao-ring (Genesis 41:42), hier echter ook metaforisch voor: de volmaakt gesloten cirkelgang van het lot (vgl. slinger, r. 1). Jozefs verhoging was hem immers aangekondigd in een droom, die na een lange tijd van tegenspoed toch uitkwam. |
|
't noodgeheim: de lotswisseling die een geheim is (vgl. r. 1) |
|
hem wrocht: voor hem smeedde (en, metaforisch: zich voor hem deed voltrekken) |
14 |
't Geheim: Het Geheim achter de lotswisseling, dwz. de Voorzienigheid (hier dus gelijkgesteld met 't noodlot, r. 8) |