Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 740]
| |
[432] Intree der regeeringe van Amsterdam in het Stadhuis. ten tyde der ed: heeren Joan Huidekooper, ridder heer van Maarseveen, Neerdyk &c,
| |
[pagina 741]
| |
Met stompen, die niet vatten moogen.
De derde beeltenis ontwent
Een stier, met wilde vygeblaaders,
Syn krillgen hals, en maakt hem mak.
35[regelnummer]
Een leeuw verciert het vierde vak.
Ontfangh, oprechte, en vroome Vaaders,
Voor heen langh wel van my besint,
Dees trouwringh, tot een bondigh teeken,
Van vruchtbre liefde, nooit te breeken,
40[regelnummer]
Zoo langh men myne trouw bemint.
Hoe langh uw kloeke raadslots kaamer
Die baggen berght, als Trooije 't beeld,
Van Pallas, eer 't Ulisses steelt,
Zoo vrees geen nyd, noch oorloghshaamer.
45[regelnummer]
Uw schrikbre koopvest lydt geen vest,
Om dat se staadigh aan zal groeijen,
En als de Nylstroom oovervloeijen,
Van oeghsten schats, uit oost, en west,
Ontsachliker, voor groote kroonen.
50[regelnummer]
Zoo spreekt de Deughd, en blyft daar woonen.
|
|