[570] Slot (p. 837)
annotatie |
|
|
1 |
geen ruim gewis: niemand met een (te) ruim geweten |
|
het achtste en tiende bod: nl. ‘gij zult niet stelen’ en ‘gij zult niet begeren het huis van uw naaste; gij zult niet begeren de vrouw van uw naaste; noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat van uw naaste is’ |
2 |
wraaken: overtreden |
|
|