| |
[97] Schetse van Venecie (p. 126)
toelichting |
Het gedicht is tot stand gekomen tijdens Six' tweede verblijf in Venetië, in het najaar van 1651. Hij droeg het in een begeleidend gedicht (vgl. no. [289]) op aan een vijftal bevriende Hollandse kooplieden in Venetië. In korte interpreterende artikelen hebben Verkuyl en Van Caspel aantekeningen bij dit gedicht gegeven (Verkuyl, 1974 en Van Caspel, 1978, vgl. ook Van Es, 1953, p. 150-156, Arens, 1961, p. 119-120 en Michels, 1964, p. 179-181). Het gedicht staat op p. 74-85 van Six' bundel. |
|
annotatie |
|
|
1 |
hoe gevalt het my: wat vind ik het prachtig |
2 |
van: vanaf |
|
Sint Markus Heemelleer: de ‘hemelladder’ van San Marco, dwz. de toren, de Campanile op de Piazza San Marco |
4 |
't Geberghte: nl. de Alpen (vgl. Links, 1979, p. 68: ‘Far away to the left, if we are lucky, we may even see the snow-capped Alps, [...]’) |
|
berucht: beroemd, befaamd |
5 |
afsnydt: dwz. afgrenst |
|
uit natuur: op natuurlijke wijze |
6-7 |
Van ... midnacht: Met een onregelmatige muur tussen het zuiden en het noorden (wnt ix, 656 en 693, deze plaats: ‘Ongewoon’) |
7 |
het werk: het bouwsel, de Chinese muur |
8 |
Dat China metste tot een perk: Dat de Chinezen als afscheiding metselden (wnt xii, 1, 1220). Of: Dat China met een metselwerk tot afgesloten gebied maakte. |
9 |
lustigh: mooi om te zien |
|
d' avondstond: de avondlucht met de dalende zon |
10 |
Hier siende, naa: Die er hier net zo uitziet als (de zon komt immers op en gaat onder boven de zee) |
10-11 |
den rooden mond, Des morgens: de rode dageraad (vgl. Aurora: ‘gouden mond’) |
12 |
Toeschietende: nl. de zee, die ‘aanvloeit’, zijn water doet golven (wnt xvii, 1, 659) |
|
in, en om dees stee: in en rondom deze stad, nl. in de lagune rond de stad en in de stad zelf, in het Canal Grande en de andere waterwegen die met de lagune in open verbinding staan |
| |
| |
13 |
Waar in: nl. de zee, waarin |
|
terwyl: als |
14-16 |
Een eiland ... gloeit: Een eiland, afhankelijk van het ‘afkoelen’ of opgloeien van de gouden zonnestraling (het dalen of stijgen van de zon) honderden malen onzichtbaar wordt, of, door de zware schaduw, lijkt aan te groeien. Als de waarnemer op de Campanile tussen de zon en een eiland in de lagune staat, lijkt het eiland in de schittering van de omringende golven te verdwijnen. Is een eiland tussen de waarnemer en de dalende zon gelegen, dan verlengt de slagschaduw op het water zich en lijkt het eiland groter te worden. |
17 |
Heneciaaner stad: stad der Heneti (of Veneti) |
18 |
Antenors werk: waarvan Antenor de stichter is. De Trojaanse held Antenor zou zich met de Veneti, een Thracische stam, in deze omgeving gevestigd hebben (vgl. Livius i, 1, 2-4 en Vergilius, Aeneis 1, 242-249). De naamsvorm Heneti (Ἑνετοι) komt al voor bij de geograaf Strabo (v, i, c 210). |
|
dan: nl. als men op de Campanile staat |
19 |
Van ei, aan eiland elke reis: Door een telkens herhaalde koppeling van eiland aan eiland (elke reis: ‘steeds maar weer’). Venetië is gebouwd op meer dan honderd eilandjes. |
20 |
Van veel palleisen een palleis: Een paleis, gevormd uit vele palazzi |
21 |
Klim ik beneên: Als ik afdaal (de hoofdzin volgt eerst in r. 28) |
|
Markus veld: de Piazza San Marco |
22 |
Naast Theodoors pilaar gestelt: En als ik dan ga staan naast de zuil van Theodorus. Aan de zuidzijde van de Piazzetta, het plein dat aan de Piazza San Marco grenst, zijn aan het water twee granieten zuilen opgesteld. De zuil aan de westzijde draagt een standbeeld van de heilige Theodorus, patroon van de stad (Links, 1979, p. 35). |
24 |
een steil gevlagden stronk: dwz. een hoge vlaggemast. Voor de San Marco staan drie zeer hoge palen, waaraan destijds de vaandels van Cyprus, Kandia (Kreta) en Moréa (de Peloponnesus), overzeese bezittingen van Venetië, wapperden. |
25 |
Aansiende: Terwijl ik aanschouw |
|
als in een winkelhaak: als het ware liggend in een winkelhaak. Het gebouw bestaat uit twee in een loodrechte hoek op elkaar geplaatste vleugels; één langs de oostzijde van de Piazzetta, de andere langs de Molo. Vanaf de door Six zojuist verlaten Campanile kan men het winkelhaakvormige van het gebouw goed zien. |
26 |
Dat marmre Raadshuis: nl. Het Dogepaleis |
|
met vermaak: met welgevallen (bepaling bij Aansiende) |
27 |
Langs heen beschuimt van louter zee: Dat langs zijn gevel wordt bespoeld door de branding van een ware zee, nl. door het water van het brede Canale di San Marco, nabij de monding van het Canal Grande. Tussen het Dogepaleis en het water ligt de Molo, het ‘havenhoofd’. |
28 |
Wat lykt hier Sein, en Loevre mee?: Wat stellen daarbij vergeleken de Seine en het Louvre voor? Six vergelijkt het Canale di San Marco met de Seine en het Dogepaleis met het Louvre. |
29 |
de groote waaterstraat: het Canal Grande. De tocht gaat dus in westelijke richting. |
| |
| |
30 |
onversaad: ‘zonder genoeg te kunnen krijgen’ |
31-32 |
Van ... Heerenbouw: Van de door mij bezichtigde kunstige en kostbare palazzi uit Istrische steen. Istrië of Istra is een kalksteenrijk schiereiland aan de Joegoslavische kust. |
33 |
meenigh swarte tent: menige van een zwart afdakje voorziene gondel |
34 |
deeltjes oover end: opstaande pilaartjes |
35 |
Met ysre tanden, en een staart: dwz. Met een opstaande, ingekerfde voorsteven en een eveneens opstaande achtersteven |
36 |
vischen, met een saagh, en swaard: zaag- en zwaardvissen |
38 |
scheemert heenen: verdwijnt in het onzichtbare (wnt vi, 317, deze plaats) |
|
als een schim: Six wordt wellicht herinnerd aan de voorstelling van Charon die de schimmen overzet. |
39 |
vlichlen: zwalken (eigenlijk: fladderen, wnt xxi, 1874, deze plaats) |
40 |
swaaluwveer: metonymisch voor: zwaluw. De vergelijking betreft niet zozeer de snelheid als wel de wendbaarheid van de gondels. Ook de ranke vorm en de kleur van zwaluw en gondel zouden in de vergelijking kunnen zijn betrokken. |
41 |
Karros, noch hoefgedreun: geen gedreun van koetsen of getrappel van paarden |
42 |
Langs: Over |
|
leun: leuning |
43 |
engh voor sonnebrand: dwz. zo nauw dat de zon er niet in kan schijnen (woordspeling met angh: ‘bevreesd door de zon verbrand te zullen worden’, vgl. wnt ii, 1, 448) |
44 |
Doorgaans met klinkert op syn kant: In de regel geplaveid met klinkers op de wallekant. De steegjes zijn dus smalle grachtjes met oeverstraatjes. |
45 |
zoo een lichte jol: met zo'n licht vaartuig, zo'n gondel |
46 |
Verstrekt: Doet dienst als |
|
kalesse, en koetsgerol: vervoer per rijtuig of koets |
47 |
gekruit: vervoerd |
49 |
Hou: Kijk hier eens |
50 |
dertigh schellingskens: bedoelt Six 30 soldi? Dat zou betekenen dat hij voor 90 Hollandse duiten (ruim 11 stuivers) kon varen (vgl. Frankvan Westrienen, 1983, p. 130: ‘na onse munte is elcken schellinck een half blanc, ofte drie duyts, un soldo.’ - opgave uit 1625). De monetaire situatie in Italië was echter niet zeer doorzichtig en verschilde per streek. |
51 |
hou vast: leg aan |
52 |
dichst: dwz. de kortste weg |
|
ter beurs: naar de beurs. Waarschijnlijk bedoelt Six de Rialto, bij de Campo S. Giacomo di Rialto aan de westzijde van het Canal Grande. |
53 |
Wat maak ik hier?: Wat kan ik hier doen? |
54 |
Maar sestien uuren: Pas zestien uren. Ik denk dat Six bedoelt: pas zestien uren na sluitingstijd van de voorgaande beursdag. Als dit klopt zou de beurs achttien uur na sluitingstijd weer opengaan (vgl. r. 56) en dus zes uur per dag geopend zijn. Van Es, 1953, p. 151 meent echter dat Six hier een Italiaanse tijdsaanduiding overneemt, die elke nieuwe dag laat beginnen om ongeveer zes uur 's avonds. Hij trof deze |
| |
| |
|
tijdrekening aan in de mémoires van Casanova. Volgens die rekening zou de beurs dus om twee uur 's middags opengaan. |
55 |
in de keer: in de rondgang van een dag |
56 |
de beursuur: het uur van de beursopening |
57 |
Sie daar: Impliciet geeft Six antwoord op de in r. 53 gestelde vraag; hij zet zijn sight-seeing voort. |
57-58 |
brugh Rialto: Ponte di Rialto, die bestaat uit één over het water gespannen boog |
60 |
Met swaare winkels: Op de brug waren (en zijn) winkels gebouwd (vgl. Links, 1979, p. 109). Van Es, 1953, p. 151 verklaart echter: winkelstenen, hoekstenen. |
61 |
Mansannaar: de Manzanares, waaraan Madrid ligt |
62 |
Arn: de Arno, waaraan Florence ligt |
|
Mein: Main |
63 |
vouten: bruggebogen (vgl. Kiliaan, 1599, ‘Voute. Fornix, arcus, [...]’) |
64 |
een kil: een zeegeul (wnt vii, ii, 2917, deze plaats) |
65 |
dat hoogh gewelfsel: die brug met haar hoge boog (vandaar ook het werkwoord ‘klimmen’) |
66-67 |
Ontrent ... naam: Nabij het voorportaal van de kerk die men naar San Bartolomeo heeft genoemd. De kerk ligt ongeveer 50 m ten zuid-oosten van de Rialto-brug. |
67 |
oover: tegenover |
67-68 |
't huis Des Duitsch: de Fondaco dei Tedeschi, het handelshuis van de Duitse kooplieden. In het gebouw is tegenwoordig het hoofdpostkantoor gevestigd (Verkuyl, 1974, p. 48). |
68 |
als in een paapenkluis: Six ervaart het betreden van het plein dus als het binnentreden in een kloosterhof met een kerk aan één zijde en lagere gebouwen rondom. |
69 |
ailieve aanschouw: kijk nu toch eens aan! |
70 |
van Chams geslacht: dwz. van Afrikaanse origine. De negers werden geacht van Noachs zoon Cham af te stammen. |
71-72 |
als... seldsaamheen: als het Baseler reuzegebeente op het schilderij in de verzameling van zeldzaamheden van Plater. In 1577 was er in Reiden (ongeveer 35 km ten noord-westen van Luzern) een oude eik omgevallen. In de grond eronder trof men een aantal zeer grote botten aan, die naar Luzern werden overgebracht. Enkele jaren later leende men de beenderen voor een jaar uit aan de beroemde anatoom Felix Plater of Platter (1536-1614) in Basel. Hij bestudeerde ze en leidde af dat ze hadden toebehoord aan een enorm menselijk wezen, een 5.60 meter lange reus. Voordat hij de botten teruggaf aan de magistraat van Luzern, liet Platter de schilder Hans Bock een reconstructieafbeelding maken. Een tekening van de reus zond hij naar Luzern. Waarschijnlijk voegde hij een schilderij van het gereconstrueerde geraamte toe aan zijn zeer vermaarde verzameling naturaliën. Six kan die verzameling bezocht hebben bij zijn heenreis naar Venetië (najaar 1651), of bij de terugtocht van zijn eerdere reis (voorjaar 1651). Met Plater kan Six ook de kleinzoon van de anatoom bedoelen die eveneens Felix heette, in Basel woonde en ook een vermaard medicus was (1608-1671). Het kabinet met de verzameling van de oude Platter zou nog tot 1743 in |
| |
| |
|
de familie blijven. De mammoetbotten (‘über deren wirkliche Natur besteht kein Zweifel’) en de afbeeldingen schijnen alle verloren te zijn gegaan (Karcher, 1949, p. 93 en p. 95-96). |
73 |
Een witte tafte wiele: Een witte tafzijden voile (vgl. Kiliaan, 1599: ‘Wiele, wiel-doeck, wijle’) |
74 |
terwylse d'aarde lekt: terwijl die (te weten de wiele) over de grond strijkt (wnt viii, 1, 1515). Naast deze verklaring noemt Van Es, 1953, p. 152 de mogelijkheid dat de vrouw subject is en dat lekt zou betekenen ‘met slepende voeten loopt’. |
76 |
schouders van een wyf: dwz. gevormd door de ondersteunende schouders van een vrouw (nl. één vrouw aan elke zijde) |
77 |
hoe dat het by my lagh: hoe het mij te moede was |
78 |
dat Hamburghs wapen: dwz. die groep die leek op het wapen van Hamburg. Dat wapen vertoont een burcht met drie torens. De middelste toren is hoger dan de beide andere. |
80 |
verwondert: bepaling bij my |
81 |
al de rykdom meest: bijna alle rijke lui |
82 |
Met sokkels, naa d' Atheensche leest: Op ‘voetstukken’, naar het voorbeeld van de Griekse kothurnen (toneellaarzen met verhoogde zolen) |
83 |
Met zoo sloegh ik acht: Op hetzelfde moment kreeg ik in de gaten:... |
84 |
gemaakte pracht: dwz. slechts een suggestie van mooie lengte. In een van zijn gedichten noemt ook Matthijs van der Merwede ‘de hoog-geschoende Wijven, Wiens trotsen stap twee Maegden moeten stijven, [...]’, met daarbij in de marge de verduidelijking: ‘d'Edel Iuffren te Venetien’ (Van der Merwede, 1651, p. 165). |
85 |
Wat heeft [...] veranderingh: Hoe wisselvallig is |
87 |
Elk landschap: Elke landstreek |
88 |
De wysen, naa haar eigen sin: 's Lands wijs, Zijn eigen-aardige zeden |
89 |
naa huis: Verkuyl, 1974, p. 48 concludeert: ‘blijkens de opdracht de woning van Jan van Aalst’. Inderdaad zal het woord huiswaard dit impliceren (gedicht no. [289], r. 2). |
90 |
't meeste dringen: het allerhevigste gedrang |
91 |
de Kraamestraat: de straat van gekraamde waren, de Mercerie. De Mercerie is de belangrijkste winkelstraat van Venetië, die de door Six net verlaten Campo San Bartolomeo verbindt met de Piazza San Marco. Six maakt dus, per gondel en nu te voet, een rondgang door de binnenstad (vgl. Verkuyl, 1974, p. 48). |
92 |
vroegh en laat: onophoudelijk |
93 |
Hoe: Hoezeer |
94 |
net bestrooit: keurig met stro gedekt. Of: met netjes bestrooide vloeren (nl. met zand, om de vloer proper te houden)? |
95 |
Beleit: ‘Belegd’, nl. met een uitstalling |
96 |
wat men weeght en meet: wat men bij gewicht en maat verkoopt |
98 |
aam: geur |
100 |
om geldbre gunst: om geldgevende gunst te verkrijgen, om tot kopen aan te zetten |
101 |
Heel Indie: in de metaforiek gezien als een barende vrouw |
103 |
Florence, en Neurenbergh: beide vermaard om hun textielhandel en -nijverheid |
| |
| |
104 |
hier: nl. in de Mercerie |
|
snydt: naait (vgl. ‘snijder’: kleermaker; Van Es, 1953, p. 152 verklaart echter: ‘nl. in hout, houtsnijwerk maken’) |
105 |
het oogh, dat siet: het rondkijkende oog (siet niet te verbinden met r. 106) |
106 |
Wie van hun bei het soetst geniet: dwz. Om de vraag wie van beide het heerlijkst geniet |
107 |
scheidsman: scheidsrechter in die twist |
108 |
Ik dubbe self: Sta ik zelf in dubio |
109 |
O Morgenstond!: O ochtend, die ik daar doorbracht! |
110 |
Vergeeten: Zoekgebracht |
|
lekkerny: heerlijke geneugten (voorgesteld als etenswaar, vgl. soet, r. 108) |
111 |
meer heught: me ... langer bij zal blijven |
112 |
hoofsch: heerlijk, ‘als aan een hof’ |
|
keldervreuchd: genot van wijn |
113 |
u: nl. u, Morgenstond |
|
het breinpapier: mijn geheugen, waarin de herinneringen worden gedrukt als in een boek |
114 |
Met: Evenals |
|
gecier: siersel, pronkwaar |
115-116 |
Dat ... Stad: Dat ik gisteren in de stad nog heb gezien, en dat ik schat als van méér dan koninklijke waarde. Vanaf hier gaat Six aandacht besteden aan de dingen die hij gisteren heeft gezien. |
117 |
spellen: uitputtend vertellen |
118 |
Naa 't waardich dient: Zoals zou moeten als men het naar zijn waarde wil doen |
|
't Arsenaal: het in Six' tijd zeer vermaarde ommuurde Arsenale, het dok aan de oostzijde van Venetië. In dit dok werden de Venetiaanse handels- en oorlogsschepen gebouwd. |
119 |
van natuur: door de natuur gevormd |
120 |
Met soute grachten in syn muur: Met grachten met zeewater binnen zijn ommuring. Het Arsenale staat in open verbinding met de lagune. |
121 |
Van Leeuwevlenglen dicht bedekt: Door een gevleugelde leeuw volkomen afgesloten. Boven de vijftiende-eeuwse toegangspoort tot het Arsenale waakt een beeld van de leeuw van San Marco. |
122 |
Schoon 't wyder [...] strekt: Hoewel het uitgestrekter is (de tegenstelling is die tussen de afgeslotenheid en de wijdheid van het dok) |
123 |
als Indeek: evenals Giudecca, een stadswijk van Venetië, afgescheiden van het centrum door het brede Canale della Giudecca. Zowel het Arsenale als Giudecca maken op Six dus de indruk steden op zichzelf te zijn (Michels, 1964, p. 180). |
124 |
En andre, ontrent de selve streek: dwz. En andere ‘stad-gelijkende’ stadswijken, in dezelfde contreien. Six kan bijv. het oog hebben op het eiland van San Giorgio Maggiore, ten oosten van Giudecca. |
125 |
Wie vondt sich niet verwondert dan: Wie zou dan niet versteld staan (nl. Indien men spellen zou 't verhaal, [...]) |
126 |
dit: nl. dit Arsenaal (object bij Bewaaren, r. 128) |
| |
| |
127 |
Ciklopen: Smeden (de cyclopen werden voorgesteld als knechten van Vulcanus, de god van het vuur en de smeden) |
|
konstenaars: ambachtslieden |
128 |
Bewaaren: In stand houden |
129-130 |
en in peis Ook waapenen: en ook in vredestijd wapens maken |
130 |
voor 't raadspalleis: ten dienste van de stedelijke regering (zetelend in het Dogepaleis, vgl. r. 26 hierboven) |
131-132 |
Voorsichtich ... oorloghspest: vgl. de eerder door Six als titel gebruikte spreuk Faelix civitas quae tempore pacis de Bello cogitat (vgl. de opgave van Varianten bij gedicht no. [223]); vreedich: in tijd van vrede |
133 |
Wat [...] al waapenkraam: Hoeveel wapentuig ... niet! |
134 |
bequaam: geschikt |
136 |
Zoo swaar, als licht: Zowel zware, als lichte waapenkraam naa den nood: aangepast bij het soort krijgsbedrijf |
137 |
braaf: edel, welgebouwd |
138 |
galeas: een groot Venetiaans oorlogsschip met drie masten, dat ook ingericht was om geroeid te kunnen worden (wnt iv, 160) |
|
een vlotte klip: een drijvende zeerots (bijstelling) |
139 |
vlas: nl. als grondstof voor de linnen zeilen (Van Es, 1953, p. 152 verklaart echter: werk waarmee de naden gebreeuwd zijn) |
140 |
Rees: Is ... vervaardigd |
|
tot 's Turks verderf: Venetië was immers in oorlog met de Turken (vgl. r. 339-364, hieronder) |
141-142 |
Men ... vry: Men kan gerust (over de wereld) reizen en (elders) een andere omloop en wapenopslagplaats bezichtigen (vgl. wnt iv, 167) |
144 |
De stommen seggen: dwz. Er zijn geen woorden voor nodig om duidelijk te maken (of: Uit het zwijgen van de verbijsterde bezoekers blijkt ...) |
|
wie het won: welke plaats de andere overtreft |
145 |
min: minder |
|
Muran: het eiland Murano, ten noorden van Venetië, het centrum van de Venetiaanse glasnijverheid |
146 |
Dat schier een pols bespringen kan: Dat bijna met een polsstoksprong over te springen is. Het eiland is maar klein (vgl. de grote eilanden in r. 123-124). |
148 |
Gevonden naa een waaterplas: Dat is gevormd (‘uitgevonden’) naar het voorbeeld van een watervlakte |
149 |
Dat naadoet, wat het voor siet doen: Dat nabootst (weerspiegelt) wat zich ervoor afspeelt (evenals een spiegelende waaterplas) |
150 |
Zoo doet geen schildrend Kameleoen: Dat presteert zelfs een kleurende kameleon niet |
151-152 |
kristallyn [...] Van spiegels: kristalhelder spiegelglas |
152 |
en voor wyn, en bier: en kristallyn voor wijn- en bierglazen |
154 |
maakten: hadden ... gemaakt |
155 |
Venecie: aangesprokene |
|
om des werrelds kloot: over de gehele wereld |
156 |
Al had ghy anders geen kleinnood: Ook als u niets anders waardevols zoudt hebben gehad |
157 |
sint Mark: de San Marco |
| |
| |
158 |
Aanmerkt: Beziet, In aanmerking neemt |
159 |
Pauwels: Paulus' kerk, nl. de Santi Giovanni e Paolo in het noord-oosten van Venetië |
159-160 |
met ... toon: waarnaast Colleoni prijkt, zoals Aurelius in Rome. Six vergelijkt het ruiterstandbeeld van Bartolomeo Colleoni (een vermaarde vijftiende-eeuwse condottiere) naast de Santi Giovanni e Paolo met het ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius op de Piazza del Campidoglio in Rome. |
161 |
Die reeden wikt: Die gaat bij zichzelf te rade (de afweging is in r. 161-164 weergegeven, vgl. Van Es, 1953, p. 153) |
161-164 |
Is ... ongemeen: In Venetië mag de wereldse mens dan trots zijn op zijn gebouwen, de kerken zijn er (ook) overvloedig versierd met beeldhouwwerken, schilderingen, marmer en goudsmeedwerk. Naast Murano en de wereldlijke gebouwen zouden de versierde kerken Venetië ook wereldvermaardheid hebben gebracht, geeft Six toe. |
166 |
Indien men steeden noemt, waar dat: Indien men de plaatsen, waar ... wel steden kan noemen |
167 |
poorten [...], noch hek, noch boom: geen poorten, hekken of afsluitbomen |
169 |
vergaat: zal tenondergaan |
170 |
Om billike orde: Door een met rechtvaardigheid gehandhaafde orde |
171 |
Voorsichtigh: Op afgewogen en vooruitziende wijze |
171-172 |
een kroon ... Goon: de republiek Venetië werd bestuurd door een gekroonde Doge, een raad van tien staatsinquisiteurs en een college gevormd uit de stedelijke aristocratie. Goon: ‘goden’, magistraten. |
173 |
Kryghsdaadigh: krijgshaftig (ik vond deze afleiding niet vermeld in het wnt) |
|
vroom: edelmoedig |
174 |
Doelschietster naa: dwz. hof, dat doelt op, streeft naar |
|
Romeinen lof: de roem van het Romeinse staatsbestuur |
177 |
Wat: Hoevele |
178 |
Niet minder lust, dan wonderbaar: Die niet minder plezier dan verwondering wekken (lustbaar) |
179 |
Gelyk wanneer: dwz. Zoals dat feest waarbij |
179-180 |
dat ... trouwt: dat gulden staatsieschip de trouwring van Neptunus (dwz. de Doge) aan Thetis (een nereïde, hier voor: de Adriatische zee) schenkt. Op hemelvaartsdag werden te Venetië de zgn. Sponsaliën gevierd. De Doge voer elk jaar op die dag uit in de vergulde Bucentauro, een grote staatsiegalei, en wierp een ring in de zee die het huwelijk tussen de stad Venetië en de Adriatische zee symboliseerde (Schudt, 1959, p. 222-225; Verkuyl, 1974, p. 48 en Frank-van Westrienen, 1983, p. 300-302). |
181 |
bieswarms: een bijengezwerm |
|
geswiers: geslinger, ‘gemanoeuvreer’ |
182 |
dertich duisend: Schudt, 1959, p. 224 houdt het op 3 à 4000 gondels. |
183 |
met rykdom, afgerecht: met een rijke versiering opgetuigd (wnt i, 1269) |
184 |
des Hertoghs echt: het ‘huwelijk’ van de Doge |
185 |
Dan: dwz. Volgend op die feestelijkheden |
185-186 |
op ... Mark: kermis met marktkramen op de Piazza San Marco |
| |
| |
189 |
als: nl. bij de jaarwisseling |
|
de Vaader van Jupyn: Chronos |
190 |
die van allerhande wyn: de ‘vader’ van allerhande wijn, dwz. Bacchus, die bij de jaarwisseling immers ook ‘gevierd’ wordt |
191 |
als van heidnen: door de mensen, die dan wel heidenen lijken (bij het huldigen van Chronos en Bacchus) |
192 |
Iuist naa dat Kristus mensche wierd: dwz. En dat uitgerekend net na kerstmis |
192 |
dart: zal wagen |
193 |
die week of acht: vgl. Frank-van Westrienen, 1983, p. 299: ‘de eerste manifestaties van het Venetiaanse carnaval vielen al in oktober, de hoogtij duurde acht volle weken tot aan de vasten, [...]’. |
194 |
met een waare schacht: met een pen die de gebeurtenissen naar waarheid weergeeft |
195 |
werd: wordt |
196 |
Geen tien, sy volgen dat gebrek: Geen tien zijn er, of zij gaan mank aan dat gebrek, dwz. Er zijn geen tien mensen die niet gek worden |
197 |
het koopgewaad: koopmanskledij |
198 |
den rok: de mantel van de adel |
201 |
een gefloerste tuit: een met een voile overdekte haardos (wnt xvii, ii, 3959) |
203-204 |
voor ... broek: nadert in een mantel en ‘met de broek aan’, in plaats van de rok (vgl. de vaste tegenstelling ‘broek en doek’, wnt iii, i, 1470) |
205 |
kent: herkent |
206 |
schuilswyse: die, bij wijze van vermomming, gehuld zijn |
207 |
Een momvel: Een mombakkes (de samenstelling niet in het wnt) |
208 |
een droes: een duivel |
210 |
veelt: vedelt, fiedelt |
211 |
Men gaat op stelten, hoofd, en hand: Men loopt op stelten, gaat op het hoofd staan en loopt op de handen |
212 |
't besteende sand: het plaveisel |
213 |
grimmassen: met grimassen ... nabootsen |
214 |
Is onbekent de wyste man: dwz. Geldt onder zijn vermomming als de wijste man (de wijsheid wordt tijdens het carnaval dus afgemeten aan de mate van dwaasheid) |
215-216 |
In ... vermaak: Dikwijls schept de wraakzucht ook vermaak te moorden in zo'n vermomming. Six bedoelt waarschijnlijk dat het tijdens het carnaval niet moeilijk is te moorden zonder herkend te worden (vgl. voor de vele moorden bij het carnaval: Burke, 1988, p. 230-231). |
217 |
De kraamstraat: De Mercerie |
217-218 |
gelyk wanneer Men purpert: als bij de inhuldiging van |
219 |
in 't oogh ontfanght: te zien krijgt |
221 |
opgedaan: uitgestald |
222 |
Wat winkel: Hoevele winkels |
223 |
gaaven: nl. cadeautjes van geliefden |
224 |
door bewaakte muuren in: door anders wèl bewaakte muren naar binnen. Tijdens het carnaval laat men zich dus eerder verleiden met cadeautjes. De beeldspraak is ontleend aan het verhaal van Danaë, die opgesloten was om haar tegen haar minnaars te beschermen. Jupiter zag |
| |
| |
|
toch kans met een regen van goud (vgl. Six' gaaven) binnen te dringen in de gevangenis. Arens verwijst voor het verhaal naar Horatius' Ode iii, xvi, 1-4. Ook de Venetiaanse minnaars en geliefden in de volgende regels verwijzen in hun namen en enkele bijzonderheden naar Horatius' Oden en Epoden, zoals Arens heeft opgemerkt (Arens, 1961, p. 119-120). |
225 |
Sibaris: Sybaris' liefde voor Lydia is beschreven in Horatius' Ode i, viii |
227 |
kendt haar: herkent haar (nl. ondanks haar carnavalsvermomming) |
228 |
aanbesteedt: besteld (en dus: haar gisteren geschonken?) |
229 |
Telfus: Telephus, een andere minnaar van Lydia (Horatius' Ode i, xiii) |
229-230 |
een liverei Van groen: groene kledij. Misschien ook met een toespeling op Telephus' jeugdige overmoed in de liefde (vgl. wnt v, 826). |
230 |
een amhrich ei: een ei gevuld met amber. In de Venetiaanse carnavalstijd droeg men mandjes met zulke geparfumeerde eieren rond. Men wierp ze naar degenen die uit de vensters keken (Burke, 1988, p. 230). Amber, een fijne reukstof, gold als een afrodisiacum. |
231 |
naa heur borst van was: naar haar wasblanke boezem (Ode i, xiii, 9-10 roemt Lydia's sneeuwblanke schouders) |
232 |
uit het glas: dwz. uit het open venster |
233 |
Barine: Barine, de verleidster, wier leugentjes door het lot niet bestraft zijn met een zwartgeworden tand of een vlekkerige nagel (Horatius' Ode ii, viii) |
234 |
op een kleine teenemand: gezeten op een gevlochten mandje |
235 |
mirtegeur: de mirt is aan Venus gewijd |
236 |
naa heur aavenddeur: 's avonds aan haar deur te komen |
237 |
Kanidie: de tovenares Canidia (vgl. Horatius' Epode iii, v en xvii) |
|
de koppleres: de koppelaarster (wnt vii, ii, 5550, deze plaats) |
238 |
Veilt Lalagaatjes goude bles: Biedt het goudblonde haar van Lalage te koop. Arens, 1961, p. 119 verwijst slechts naar Horatius' Ode i, xxii voor deze Lalage, maar in Ode ii, v wordt van haar gezegd dat zij nog te jong is om het ‘juk’ van een minnaar op haar nekje te kunnen verdragen, hetgeen beter aansluit bij Six' vee-metaforiek (vgl. bles en een onnoosel gilde dier, r. 240). |
239 |
Omloovert: Rondom met lovertjes versierd |
|
aan het geile vier: aan de geile hartstocht (van hoerenlopers) |
240 |
een onnoosel gilde dier: een onnozel koebeest dat bij een gildemaaltijd wordt geslacht. Zo'n gildebeest of gildos werd eerst met linten en bloemen opgesierd en rondgeleid (wnt iv, 2360, deze plaats en vgl. 2373-2374). |
241-242 |
Neobel ... Kupyn: Neobule, in vreemde uitmonstering, legt beslag op de Cupido van de slanke Hebrus (‘hem zijn Cupido vrijen’ voor: zijn liefde winnen?). De liefde van Neobule voor de atletische jager Hebrus is beschreven in Horatius' Ode iii, xii. |
243 |
gaat: gekleed gaat |
244 |
gevlerkt: ‘gevleugeld’, nl. om hem, de jager met pijl en boog, op Cupido te doen lijken (?) |
245 |
Asterie: Horatius' Ode iii, vii tracht Asterie te troosten voor haar verdriet over het wegblijven van Gyges, die met zijn schip naar Oricum |
| |
| |
|
is gevaren. Six vervangt het Antieke Oricum door Smyrna. |
|
als eer langh de Bruid: omdat zij binnenkort (met hem) zal trouwen |
248 |
eert daar Galate: heeft een liefde opgevat voor Galatea, die, volgens Horatius' Ode iii, xxvii op het punt staat af te reizen en in zoverre dus contrasteert met Asterie, die niet achterlaat, maar achtergelaten is |
249 |
Toonneelen lyden grooten loop: Toneelvoorstellingen hebben grote toeloop |
250 |
is 't beeter koop: is de ‘voorstelling’ goedkoper |
251 |
Alcides schoudert hoofd, op hoofd: Hercules neemt man op man op zijn schouders, dwz. Sterke mannen klimmen op elkaars schouders en vormen een menselijke piramide (Alcides is een bijnaam van Hercules, naar zijn grootvader Alcaeus). Deze piramides waren een bijzonderheid van het Venetiaanse carnaval (Schudt, 1959, p. 235-236, afb. 67 en afb. 68 en p. 238). Ik baseer mijn weergave van hoofd, op hoofd op de vaste combinatie ‘hoofd voor hoofd’ (man voor man, stuk voor stuk, wnt vi, 949). Vgl. voor schoudert: wnt xiv, 944. Er is dus geen sprake van ‘een potsenmakenden krachtpatser’ (Van Es, 1953, p. 154), maar van meerdere atleten. |
252 |
met een slagh deurklooft: met een slag in de kop gekliefd (vgl. voor deurklooft wnt iii, ii, 2985, deze plaats: ‘Kloovende doordringen, een kloof maken in’). Het slachten van een rund op de Piazza San Marco was eveneens een carnavalsgebruik (vgl. Schudt, 1959, p. 238). |
253 |
op Ridot: boven ‘Il Ridotto’, het casino van Venetië van 1638 tot 1774. Blijkbaar bedoelt Six dat het casino bij zonsondergang openging (Verkuyl, 1974, p. 49). |
254 |
De dobbelschool werd saam gerot: ‘De drom van dobbelaars kruipt bij elkaar’ |
255 |
wisselt: wisselt ... geld uit, verliest en wint |
|
sterker: intensiever |
256 |
de wisselaars: de geldhandelaars, bankiers |
257 |
De wissel loopt er, naa 't geluk: Het uitwisselen van geld geschiedt er naar aanwijzen van het lot (woordspel met ‘wisselloper’, inner van wisselgelden) |
258 |
Die: nl. Het uitwisselen van geld, dat |
|
geeft in druk: door narigheid (verlies) een ander geld (winst) verschaft |
259 |
Op steenen, of een tuischers blad: Op het spelen met stenen (van een damof triktrakspel) of op een goktafel (vgl. wnt xvii, ii, 3949). wnt xvii, ii, 3954 verklaart dit tuischers blad echter als ‘speelkaart waarmee een hazardspel gespeeld wordt. Eenmaal aangetroffen’. |
261 |
vryer vrye bank: een bank die bij haar transacties nog meer vrij spel wordt gegund dan deze (speel)bank |
262 |
By aadel, op een kaart in swank: dwz. Die werkt op het aanwijzen van een kaart en die in zwang is bij (gewoonlijk beheerd wordt door) adellijke personen. Waarschijnlijk verwijst Six alleen in woordspel naar de door Van Es, 1953, p. 154 gegeven verklaring: ‘eig. in een zwevende of zwenkende beweging heen en weergaande - hier om de wisselvalligheid van de uitslag (winst of verlies) aan te duiden; in het onzekere gesteld. -’. Volgens Schudt, 1959, p. 240 waren de bankhouders in Il Ridotto ‘stets Mitglieder vornehmer venezianischer Familien’. |
| |
| |
263 |
taafel: de speeltafel |
|
ree, met zoo veel geld: met evenveel klinkende munt (ree: onmiddellijk uitbetaalbaar) |
264 |
Als mommery daar teegen stelt: Als de vermomde tegenpartij voorwendt daartegen in te kunnen zetten (mommery: veinzerij, wnt ix, 1051). De gasten in Il Ridotto waren altijd gemaskerd, de voorname bankhouders altijd ongemaskerd (vgl. Schudt, 1959, p. 239, afb. 71 en p. 240). |
265 |
hoopen: grote groepen |
|
werd: wordt |
267 |
De tabberd: De drager van een tabberd, een aanzienlijk persoon |
|
een slechter ziel: een eenvoudiger mens |
268 |
Vergast: Wordt vergast (werd uit r. 265 samengetrokken) |
|
viel: te krijgen is |
269 |
Hoe meenigh [...]?: Hoevele...! |
|
Venus: lichte vrouw(en) |
|
schaft banket: richt(en) een feestmaal aan |
270 |
In Duitsch Veneetsch een hoer ballet: Hetgeen in een Nederlandse weergave van de Venetiaanse term een ‘hoerenballet’ heet. Waarschijnlijk bedoelt Six een ‘balletto púbblico’, een openbaar dansfeest (waarbij men kon eten?) en associeert hij het bijvoeglijk naamwoord met het Nederlandse ‘publieke vrouw’ of het Italiaanse ‘donna púbblica’. Schudt, 1959, p. 240 vermeldt dergelijke openbare bals als een bijzonderheid van het Venetiaanse carnaval. |
271 |
De keel: dwz. Het zingen |
272 |
Wat meer?: En wat al niet meerl? (vraagt Six zich bezorgd af) |
|
verswakt, en kost: put ... uit en komt ... duur te staan |
274 |
Wat soekt me, en vindtmen niet om geld: tussenzin: (Wat probeert en weet men voor geld niet te krijgen!) |
275 |
Dat: vat r. 273 op |
|
twee, en viergevoet: twee- en viervoeters, gevogelte en wildbraad |
277 |
vremd fatsoen: buitenissig gevormd baksel |
278 |
Schiet ver te kort: dwz. Is met geen mogelijkheid aan te slepen |
|
pistaacigroen: het groen van pistachenoten |
279 |
mandelwit: het wit van amandelen (vgl. wnt ii, i, 339: ‘In de volkstaal ook [...] mandelen’) |
|
toert: een soort gebak (wnt xvii, i, 648, deze plaats) |
280 |
Ontbreeken aan: Zijn niet in voldoende mate voorhanden voor. Six kiest twee betrekkelijk zeldzame ingrediënten, die in Venetië echter in overvloed aanwezig zullen zijn geweest: Venetië was immers de doorvoerhaven van de Levanthandel. |
|
de dartelheit: de overdadige pretmakerij |
281-282 |
leeft [...] Alleenich: staat ... apart |
281 |
de speen'ge Kartusiaan: de tot soberheid geneigde, ascetische Kartuizer (spenig niet in het wnt, vgl. ‘gespeend van’). De orde van de Kartuizers is streng en vast veelvuldig. |
282 |
slaan: slachten |
282-284 |
Behalven ... keek: Behalve aan het einde van de week, wanneer niemand meer naar vlees omkijkt, beu als men ervan is (Van Es, 1953, p. 154). Aan het einde van de week gedraagt iedereen zich dus als een Kartuizer: niemand kan nog vlees zien. |
| |
| |
285-287 |
Ten waar ... vis: En misschien is er nog een ander ‘ingetogen’ mens, die zich, ter ere van onze lieve vrouwe van Karmel, 's woensdags aan vis (in plaats van aan vlees) tegoed doet. Zo'n lekkerbek zou zich dus als het ware aansluiten bij de Karmelieten, een eveneens strenge en ascetische orde. |
288 |
sout, of soet ontvangen: in zee of in zoet water gevangen |
289 |
't Geschubde, onschubde: Het geschubde, het ongeschubde watergedierte |
|
wat: het soort dieren, dat |
290 |
sluit: om zich heen draagt, gesloten is in |
291 |
Vermeerdert: Neemt ... in aantal toe. Van Es, 1953, p. 154-155 wil deze werkwoordsvorm interpreteren als een participium en niet als een persoonsvorm. De zin die loopt van r. 289 tot r. 292 vat hij op als een bijstelling bij vis (r. 287) en hij wil de punt achter r. 288 lezen als een komma. Ik zie van deze opvatting de noodzaak niet in. |
|
Nu hij toch op het onderwerp vis terechtgekomen is, vermeldt Six terloops de overvloed aan vis in Venetië, die maandelijks nog toeneemt. |
292 |
Ontellik, puik, van 't net, in 't kaar: In ontelbare hoeveelheden en van prima kwaliteit, zo uit het net in de bak (of korf) van de visverkoper (wnt vii, i, 666) |
293 |
van spit, en glas: van wildbraad en drank |
295 |
Ik wil ook vasten van dien ink: dwz. Ik wil me ook gaan onthouden, maar dan van het verbruiken van de inkt voor deze beschrijving (vgl. vastelavend in r. 294: ‘vooravond van de vasten’) |
296 |
se: nl. de inkt, mijn beschrijving |
|
stink: zal stinken |
297-299 |
Nu slaa ik licht [...] Voor by: Nu zal ik maar liever ... onbesproken laten (wnt xxii, 1627) |
297 |
de klooster geest: de in kloosters heersende opvatting, de mentaliteit van de kloosterling |
298 |
Als Kloosters: Evenals de Venetiaanse kloosters. Van de vele Venetiaanse kloosters noem ik als voorbeelden: S. Maria della Carità (de huidige Accademia) en het kloostercomplex van Palladio op het eiland van S. Giorgio Maggiore (tegenwoordig de huisvesting van de Fondazione Giorgio Cini). Waarom het woord met een kapitaal gespeld is, is mij niet duidelijk. |
|
met syn looverfeest: en ook zijn (des klooster geests) feest versierd met groen loof, nl. het feest op palmzondag (vgl. de aanhaling in wnt viii, ii, 2764 en met name die in kolom 2925 aldaar: ‘Dit smaect vry wat nae het Iodendom, alleens of sy met de Ioden het Feest der Loverhutten wilden onderhouden’, geciteerd uit W. Sieuwertsz' Roomsche Mysterien van 1604). Six noemt juist dit feest, omdat het het eerste na de vastentijd is. Gelijk gaat men alweer feesten, wil hij zeggen. |
299 |
die: de klooster geest, die |
|
heilige daagen: kerkelijke feestdagen |
300 |
Meerwerf: Vaker |
|
dan sich de maan quartiert: dan zich de maan in kwarten deelt, dwz. dan de maan in een volgend kwartier staat: ongeveer elke nieuwe week |
301-302 |
waarom zou my leurery Verletten: waarom zou ik mij laten ophouden door flauwekul (wnt viii, i, 1695, deze plaats en xx, 827) |
| |
| |
302 |
nutter aan een sy: die maar beter terzijde kan worden geschoven |
303 |
braave handelstad: dwz. edel Venetië |
304 |
Van handelingh: Met bemerkingen omtrent de handel |
|
het oovrigh blad: het resterend schrijfpapier |
305 |
handelt: drijft handel |
306 |
Het kostlik oost: Het heerlijke oosten (bijstelling bij het ryk Levant). Van Caspels uitvoerige verklaring van deze passage (handelt zou een transitief werkwoord zijn) is gebaseerd op een fout in Van Es' bloemlezing: Six' Poësy leest hier nl. oost, niet ooft (Van Es, 1953, p. 49; Van Caspel, 1978, p. 119-120). |
306 |
aan alle kant: aan iedere kust van de Levant (dwz. de noordoostelijke, oostelijke en zuidoostelijke kust van de Middellandse zee) |
307 |
sendt: vervoert |
|
die waaren: die verhandelde waren (aangevoerd of ingekocht) |
308 |
landwaarts: vanaf de kust landinwaarts. De Venetianen hadden dus ook een aandeel in de transporten naar het achterland van de Levantkust. |
|
naa een ander stee: naar een andere handelsstad (dan Venetië) |
309 |
De droogery, waar op ik leef: De gedroogde kruiden, mijn bron van inkomsten |
310 |
En welkers inkoop my meest dreef: En de voornaamste reden van mijn komst hier, omdat ik ze wilde inkopen |
311 |
Wierd: Is |
|
van dien vruchthoorn: door ‘die hoorn des overvloeds vol natuurprodukten’ |
313 |
Waar 't Y niet: Als het het IJ niet was, Als Amsterdam het niet was. Van Caspel verklaart dit, evenals Van Es, als: ‘als het IJ (dat wil natuurlijk zeggen Amsterdam) niet bestond’ (Van Es, 1953, p. 155; Van Caspel, 1978, p. 120). Beiden zien was dus als ‘er was, bestond’. Mijn interpretatie veronderstelt een enclitisch ‘het’ in 't. |
314 |
Om d' op en neergangh van den dagh: Verder dan de oostelijke en westelijke einders |
315 |
Suid, en Noordwaarts: in het zuiden en noorden |
316 |
Ghy waart: Dan zoudt u, Venetië, ... zijn |
|
des werldkloots ringhgranaat: de karbonkelsteen in de ring die het wereldrond vormt. De metaforiek stelt dus de omtrek van de aarde voor als een ring, waarin Amsterdam de edelsteen is. Als het Amsterdam niet was dat die edelsteen vormde, dan zou Venetië het wel zijn. |
317 |
Ai ... pap: Ach, wees niet boos, Venetië, dat ik dat ‘sop’ (dat IJ, die stad Amsterdam) boven u stel, als een substantieel onderdeel in deze pap van mij (nl. dit gedicht). Van Es, 1953, p. 155 geeft een soortgelijke interpretatie. Van Caspel, 1978, p. 121 verklaart r. 318 echter anders: ‘Wees niet boos, o Venetië, dat ik Amsterdam prijs boven u: dáár ligt nu eenmaal mijn bestaan, dat is mijn bron van inkomsten, daar heb ik mijn brood!’ |
319-320 |
Wanneer ... vleit: dwz. Als men de waarheid spreekt, blijkt dat men niet graag vleit. |
321 |
Maar: U zult immers moeten toegeven, dat (de gedachtengang sluit na het terzijde van r. 319-320 aan bij r. 317-318) |
|
de maatschappy: de voc en de wic |
| |
| |
323 |
zoo: expletief, vat seedert dat op |
323-324 |
wierd [...] gewaar: kreeg ... te zien, ondervond |
324 |
min: minder |
326 |
Dit is 't dat my ook keeren doet: Dit maakt ook dat ik naar huis ga |
327-328 |
Met ... Prins: Zonder uw zeer prachtige Doge (uw zeer heldere zeeheerser, vgl. Neptunus, r. 180) ooit nog te willen zien, als ik niet op meer winst dan mijn huidige winst zal kunnen rekenen. De Venetiaanse handel, als ebbe en vloed, had Six dus teleurgesteld en hij zegt niet meer terug te willen keren in de stad, tenzij hij op een (onaannemelijke?) grotere winst zou kunnen rekenen. In een passage uit het opdrachtvers bij dit gedicht blijkt dat zijn besluit vaststond (gedicht no. [289], r. 41-42). Het bijvoeglijk naamwoord klaarsten heeft waarschijnlijk betrekking op de bijnaam van Venetië: Serenissima. |
329 |
Indien uw gunst my gaf verlof: Als u het mij toestond |
330 |
Ik ondersocht: Dan zou ik ... behandelen, ‘natrekken’ |
|
met waare stof: op grond van feiten (en zonder te hoeven vleien, zal Six bedoelen met een verwijzing naar r. 319-320) |
331 |
Wat vrucht dat: Welke winst |
332 |
van u geschiedt: door u gedreven wordt |
333 |
Wat scheepsschapraa spyst Asia?: Wèlke lege transportschepen worden gevuld door Azië? Of: Wèlke schepen met waren bezorgen Azië het nodige? |
|
Een scheepsschapraa is eigenlijk een voorraadkast aan boord van een schip, maar zal hier bedoeld zijn als ‘een schip gezien als een (al of niet gevulde) kast’. Schapraa duidt met name een provisiekast aan (wnt xiv, 277). De zin is mijns inziens homoniem: men kan Asia opvatten als subject (vgl. Van Es, 1953, p. 155 en Van Caspel, 1978, p. 119) èn als object (vgl. Michels, 1964, p. 181: ‘Een schapraai, hoewel ook die op z'n tijd gevuld moet worden, stelt men zich toch in de eerste plaats voor als spijzend, niet als gespijsd wordend’). Uit r. 337-338 zou kunnen volgen dat een opvatting van Asia als object de voorkeur verdient: de regels 333-336 zouden dan immers alleen betrekking hebben op de Venetiaanse export, de regels 337-338 zouden daarna de Venetiaanse import aan de orde stellen. Asia dient men in beide interpretaties te lezen als ‘het Levantijnse achterland’. De vragen met Wat (vgl. r. 334 en ook r. 337 en r. 339) worden opgevat in r. 340: ‘Welk schip ..., dat niet...’. |
335 |
zeesteen: havensteden |
337 |
op andere oevers laadt: op vreemde (andere dan Venetiaanse) kusten handelswaren inneemt |
338 |
u graagen buik versaadt: uw hongerige buik vult |
340 |
Dat waaterland niet heeft gekielt: Dat niet in waterland (Holland) gebouwd is. Van Es, 1953, p. 155 wil waaterland preciezer opvatten als Waterland, de streek ten noorden van Amsterdam, waar schepen werden gebouwd. Het werkwoord kielen (‘van een kiel voorzien’) vind ik niet vermeld in het wnt. |
341 |
Dit: nl. Dat Venetië op Hollandse schepen aangewezen is |
|
's Aartszees lesten slagh: de laatste slag op de Aegeïsche zee. Volgens |
| |
| |
|
Michels, 1964, p. 181 geeft Six met dit Aartszee de oude benaming ‘Archipelagus’ weer. |
|
In 1645 waren de Turken op de Venetiaanse kolonie Kandia (Kreta) geland (vgl. r. 23, hierboven). De oorlog om Kandia, die toen uitbrak, zou nog tot 1669 duren en eindigen met een nederlaag voor de Venetianen. De door Six bedoelde zeeslag zal die in 1651 zijn. De Venetianen deden toen een aanval op de Turkse vloot bij het eiland Cerigo (Kithira) in de Griekse archipel. Aan de strijd namen ook de Hollandse schepen de Gouden Arend, de Elisabeth Maria en Abrahams Offerande deel. Als kapiteins worden Harman Fonne en Johan Gottard genoemd. De laatste zou zijn beloond met een gouden keten (De Jonge, 1852, p. 249-250). |
342 |
Amstel: Amsterdam, dwz. een Amsterdams smaldeel (?). Ook Michels acht dit ‘de meest voordehandliggende betekenis’, maar hij wil toch niet uitsluiten dat hier kapitein Jan van Amstel (1618-1669) bedoeld is, die blijkens zijn grafschrift in de Oude Kerk in Schijndel ook ‘Turcken won’, al is zijn deelname aan juist deze strijd niet nader te documenteren (Michels, 1954). |
343 |
de grootste Turks hulk: dwz. het Turkse vlaggeschip |
344 |
geseegent: zegevierend |
345-346 |
Hier ... maan: Hierdoor is de Turkse vlag met haar halve maan ‘aan het achteraanslepen’ geraakt, dwz. Hierdoor is de macht van de Turken in het slop geraakt |
348 |
Gestuit van: Teruggedreven van |
349 |
Dit bleek [...] meer: Dit (vgl. r. 341) is ... ook gebleken |
350 |
Deelachtich braaf aan heldeneer: Welke de roem van edele helden te beurt is gevallen |
351 |
Beneffens: dwz. Strijdend naast |
|
Inpiter: het schip Jupiter. Ik heb geen nadere gegevens over dit schip kunnen vinden. |
351-352 |
de saal Van hout: ‘het houten fort’ |
352 |
Rosendaal: mogelijk bedoelt Six een familielid van Bartholomeüs Rosendael of Van Rosendael, die belangen in Venetië had, aangezien hij in Amsterdam secretaris van Directeuren van de voor Venetië zo belangrijke Levanthandel was. In 1657 werd hij, na 32 jaar secretaris te zijn geweest, opgevolgd door zijn zoon Johannes (Heeringa i, ii, 1910, p. 1067, noot 2). Over de deelname van een Rosendaal aan de strijd bij Foja is mij overigens niets gebleken. |
353 |
by Fooitjes: voor de kust van Foja of fouques (ten noorden van Smyrna) waar al in de lente van 1649 een grote zeeslag was gestreden. Van een deelname van Hollandse schepen en scheepslieden aan deze strijd is weinig met zekerheid bekend. Naast de alleen door Six genoemde Rosendaal zou kapitein Harman Fonne (vgl. de annotatie bij r. 341) ook reeds in deze slag hebben meegevochten (De Jonge, 1852, p. 246-247). Uit r. 372 hieronder zou kunnen blijken dat er in totaal twaalf Hollandse kapiteins hadden gevochten in Venetiaanse dienst. |
|
sloegh: slag leverde |
354 |
's Kristverloochners boegh: het vlaggeschip van ‘de Islamiet’, de Turkse bevelhebber |
| |
| |
355 |
Weghnam: Veroverde |
356 |
In min, dan, doch, een bloedige uur: In minder dan een uur tijd, zij het toch wel een uur van bloedige strijd |
357 |
duure prysvlagh: met grote inspanning (verliezen) buitgemaakte vlag |
|
dien ik sach: die ik zelf heb gezien. Kennelijk was deze vlag enkele jaren later nog ergens in Venetië te bezichtigen. |
358-359 |
Droegh ... hersendak: Vertoonde bloedsporen tengevolge van een sabelhouw van een kromzwaard (vgl. wnt vi, 1201) en afkomstig van de hersenpan (nl. van Rosendaal). Van Es, 1953, p. 156 merkt op: van heeft dus twee betekenissen: ‘tengevolge van’ en ‘afkomstig van’. |
360 |
Naa 's Renegaats pistool ontbrak: (de houwer die werd gebruikt) ‘Nadat het pistool van de Renegaat het had begeven’ (vgl. wnt x, 1823). Renegaat (eigenlijk: iemand die zijn geloof verzaakt) staat hier voor: ‘Mohammedaan in het algemeen’ (wnt xii, iii, 2301, deze plaats). |
361 |
toen meer verhit: die toen nog verwoeder streed |
362 |
van 't spit: door een spies |
363 |
Kloof: Hakte ... door |
|
met het stomp: met de stompe zijde (nl. van hetzelfde Turkse kromzwaard, dat hij zijn belager ontrukt had?) |
|
het strootich vel: het vel van de strot (wnt xvi, 208, deze plaats: ‘door six v. chand. gemaakt voor: zich aan den strot bevindende’), dwz. de strot van de Turk |
365 |
tuigde: getuigde |
|
een iegliks luide mond: de roepende stem van eenieder |
366 |
Wanneer: Toen |
|
sint Mark: de Piazza San Marco, of: heel Venetië |
|
in vlammen: nl. van vreugdevuren |
368 |
Leef: Lang leve |
369 |
heldensaad: heldengeslacht |
370 |
scherm: bescherming |
371 |
mv gekroonde Vorst: de Doge |
372 |
twaalf: vgl. de annotatie bij r. 353 |
373 |
Batavia: Holland |
|
voortgevoedt: grootgebracht, gevormd |
375 |
van Rome wierd verheert: door Rome is onderworpen |
376 |
Maar sich te hulp heeft vroom geweert: Maar dat zich tot steun van anderen dapper ten strijde heeft begeven. De Batavieren zouden als vrije militairen aan Romeinse zijde hebben meegestreden, zoals er nu Hollanders aan Venetiaanse zijde meestreden. |
377-379 |
En ... gaat: En in dezelfde mate als waarin Holland meer scheepsvracht en zeeheldenroem zal verwerven, zal de Adriatische zee (Venetië) in haar reilen en zeilen ook begunstigd worden door de import en export. Venetië is dus direct afhankelijk van de voorspoed van Holland (en Holland zoekt vracht, en eer in Venetië, vgl. de volgende regels). |
381 |
bekent: bespeurt, ziet |
382 |
Dewyl: Omdat ... immers |
383 |
Haar kinderen: dwz. De Hollanders |
384 |
niet om niemendal: niet voor niets, wel degelijk om goede redenen |
| |
| |
385 |
Dit volk: nl. de Hollanders |
|
soekt allerhande lucht: zoekt allerhande landen (‘luchtstreken, windstreken’) op |
386 |
Om: Omwille van |
|
nut, welleeven, en genught: voordeel, welvaart en het genoegen |
387 |
't: nl. Dit volk |
|
dat wit kan beschieten: dat doel kan raken |
387-388 |
is Hen aarde: geldt voor hen de bodem |
390-391 |
haal, en stook Geen hout: moge geen ‘hout’ aanvoeren en aansteken (gezien als een te importeren vracht) |
391 |
tot vuur van nydgen haat: om daarmee boze tweedracht aan te wakkeren |
392 |
bondgenootschap: Six doelt op de in 1620 getekende alliantie tussen de Republiek en Venetië (De Jonge, 1852, p. 52-136) |
|
schensiek: belust op vernietiging (als die haat is) |
393 |
gemeene best: republiek |
394-395 |
't lest Des werlds: 't einde der tijden |
395 |
knoope: moge ... verbinden |
|
diamant: het kostbaarste en hardste materiaal dat de aarde biedt. Mogelijk ziet Six de diamant ook als de steen in een trouwring, waarmee d'eene en d'andre hand van Amsterdam en Venetië als gebonden zijn. |
|
correctie |
In de bundel van 1657 staat op p. 79 in r. 153 van dit gedicht stookebrunden en op p. 82 in r. 281 speeuge. In de lijst met Drukfeilen achterin de bundel zijn deze woorden gewijzigd in respectievelijk stookebranden en speen'ge. |
|
|