Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
[9] Kristus geboorte en leeven gewoogen teegen syn lyden.aant.Doornaagelt, 't lyf gekruist, doorspiest, doorkroont van dooren,
Aan een vervloekte staak, besypelt van dier bloet,
De werreld op den hals, den afgrond op 't gemoed,
Voor vreemden vry te laân, is yslik om te hooren.
5[regelnummer]
Maar uit een eindloos ruim, in brosbepaalde spooren,
Uit Heemlen rein en klaar, op aarde vuil van voet,
Uit Godheit louter God, den vreemden tot behoed,
Is 't wonderbaarliker een mensch te zyn gebooren.
Viel 't suurder bloedich sweet dan koude en winterdruk?
10[regelnummer]
Woogh 't lyden van een uur meer dan van dertich jaaren?
Mijn God vergeef myn vraagh, en twyffel op dit stuk.
Gods grootheit kon zoo licht niet in den mensche vaaren,
Als hy wel in den dood, gebooren met dat juk.
O Heemelsche, loof God, loof God, o aardsche schaaren.
|
|