toelichting |
Johannes Hoornbeek (1617-1666) was een ver familielid (‘Neef’) van Six (vgl. ook het Register van namen). Hij had hem meerdere malen theologische werken (waarschijnlijk van eigen hand) toegezonden en Six zond hem nu enkele van zijn ‘rijmwerken’, begeleid door dit briefgedicht. Het gedicht werd later afgedrukt op p. 400-401 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
2 |
syn woord: de bijbel |
|
vertaalt: toelicht |
4 |
rymloos: in proza |
|
my een lief besoek: die zeer welkom waren |
5 |
Besoek ik: Kom ik nu opzoeken |
|
buiten koopmans plicht: die nu even vrij ben van koopmansverplichtingen (vgl. ook de annotatie bij r. 9 hieronder) |
6 |
werldsche blaaren [...] in dicht: profane poëzie op losse vellen (vgl. Hoornbeeks stichtelijke prozawerken in boekvorm) |
7 |
acht: neem ... in ontvangst (zie ... niet over het hoofd) |
|
slecht: laag-bij-de-gronds |
9 |
Wat: De hoeveelheid geld die. Six laat hier blijken nog niet geheel los te zijn van zijn dagelijkse koopmanswerk. Vandaar het ogenschijnlijke terzijde in r. 5. |
11 |
zoo ghy, op voldoeningh, siet: als u wilt dat ik de schuld ooit zal vereffenen |
12 |
Zoo send, naa deesen, anders niet: Dan moet u na deze boeken geen andere meer zenden. Waarschijnlijk had Hoornbeek Six dus verzocht om eens een gedicht terug te zenden, als een wederdienst voor zijn zendingen. |