| |
[218] Toewydinge aan de Vreegodinne (p. 370)
toelichting |
Deze opdracht ging oorspronkelijk vooraf aan een losse uitgave Vreughde-Zangen Over den eeuwigen Vreede, Tusschen Spangien En de Vereenighde Nederlanden: Daar by noch andere invallingen van den Rijmer, voor en ontrent 't sluyten der selver Vreede, die in 1648 werd gedrukt ‘t' Amstelredam, Voor Joost Hartgers, Boeck-verkooper in de Gast-huys-steegh, bezijden 't Stadt-huys, in de Boeck-winckel’ (Knuttel 5754 (1648)). Six bundelde daarin een elftal gedichten naar aanleiding van de vrede van Munster. Het pamflet verscheen zonder naam van de auteur, maar de toe-wijdinge en het laatste gedicht zijn gesigneerd met Six' initialen I.S.V.C. |
|
Het volgende jaar werd het pamflet in zijn geheel opgenomen in de verzamelbundel Olyf-Krans Der Vreede, Door de Doorluchtigste Geesten, en Geleerdste Mannen, dezzes tijds, Gevlochten (Olyf-Krans, 1649; Schenkeveld-van der Dussen, 1982, p. 297-298). Voor die uitgave zal het oorspronkelijke pamflet als legger hebben gediend; de enkele verschillen tussen beide versies van de gedichten zijn, afgezien van spellingverschillen, kennelijke drukfouten (bijvoorbeeld voor i.p.v. voort, vloeyende i.p.v. vloeyden). In mijn opgave van varianten heb ik de versies uit de bundel Olyf-Krans daarom buiten beschouwing gelaten. |
|
Toen Six in 1657 zijn Poësy liet verschijnen, nam hij daarin ook het merendeel van zijn Vreughde-Zangen op, maar hield daarbij de oorspronkelijke volgorde niet aan en herzag de gedichten soms zeer ingrijpend. De gedichten kwamen, veelal los van elkaar en onder een gewijzigde titel, terecht in de afdelingen Dichtbosch i en ii: |
|
1 |
Het Iaar-Dicht van de titelpagina van Vreughde-Zangen werd niet opgenomen in Six' Poësy (vgl. no. [608]) |
| |
| |
2 |
De toe-wijdinge aan de Vree-Goddinne (fol. a2r-a2v) werd onder de titel toewydinge aan de vreegodinne opgenomen op p. 280-281 van Poësy (no. [218]) |
3 |
vreugde-zangh over den eeuwigen vreede, &c. (fol. a3r-(a4)r) werd vreughdesangh, oover den eeuwigen vreede, met spanje (Poësy, p. 281-283; no. [219]) |
4 |
Uit het tweede gezangh (fol. (a4)r-br), een vijftigregelig gedicht, werkte Six vier regels om tot op de komste der vreegodinne in het stadhuis (no. [276], Poësy, p. 347, vgl. ook no. [609]) |
5 |
de sapphoòsche lier (fol. br-bv) werkte hij om tot vreedelof (no. [220]; Poësy, p. 283-285) |
6 |
ter eere van zijn hoogheyt Fredrik Hendrik hoogl. ged. (fol. b2r-(b3)r) kwam als hooghloffelijke gedachtenisse, Van Freedrik Henrik, Prince van Oranje terecht op p. 273-276 van Six' Poësy (no. [215]) |
7 |
Het gedicht spanjes voordeel uyt haar schande (fol. (b3)r) nam Six niet op in zijn bundel van 1657 (vgl. no. [610]) |
8 |
ter eeren van zijn hoogheyt Fredrik Hendrik (fol. (b3)r) vond als het helaas incompleet overgeleverde Prins Freedrik Hendrik, de schild des vaaderlandes een plaats op p. 411-412 van Six' Poësy (no. [327]) |
9 |
faelix civitas quae tempore pacis de bello cogitat (fol. (b3)v) werd tot spanjes vreede (Poësy, p. 287; no. [223]) |
10 |
vermaninge aan Spanje (fol. (b3)v) werd opgenomen als op het bontgenootschap van spanje, en 't vereenight neederland op p. 288-289 van Poësy (no. [227]) |
11 |
of 't niet goet waar vre te maaken (fol. (b3)v-(b4)v) verscheen als beraad, of het niet goed waar vreede met spanje op p. 270-272 van Poësy (no. [213]) |
12 |
op amsterdam. waar in sannazarius gevolgt (fol. (b4)v) werkte Six om tot op amsterdam (Poësy, p. 345; no. [270]) |
|
|
Min of meer bijeengebleven zijn dus alleen de nummers 2, 3 en 5. De andere gedichten zijn over de afdelingen Dichtbosch i en ii verspreid. Een bijzonder geval is het gedicht lauwer en olyfkrans om 't princenhoofd (Poësy, p. 347; no. [277]), waarvan ik aanneem, dat het is ontstaan als nevenprodukt bij de omwerking van nummer 6 hierboven (vgl. mijn Toelichting bij dat gedicht). |
|
|
In het tekstdeel heb ik alleen de jongste versie van elk hierboven genoemd gedicht opgenomen. De substantiële verschillen die die versies (van 1657) vertonen ten opzichte van de oudere versies (van 1648) heb ik steeds aangegeven in een variantenopgave achter de Annotatie bij elk gedicht, zonodig gevolgd door een annotatie bij die varianten. De hier behandelde toewydinge staat op p. 280-281 van Six' Poësy. |
| |
| |
annotatie |
|
|
1-2 |
Moeten ... u?: de vraagzin fungeert als conditionele bijzin: ‘Als gedichten aan iemand moeten worden opgedragen, aan wie beter dan aan u kan ik die dan opdragen?’ |
2 |
soete: lieve |
3 |
uit, en inwendigh: uiterlijk en innerlijk |
4 |
dan de sonne: nl. dan de zon uitmunt |
5 |
uit: door, wegens |
6 |
als een ziele, een ander leeven scheppende: die ... herleven, zoals een ziel een tweede leven (in de hemel) verkrijgt |
8 |
Godheid: goddelijke majesteit |
|
Bysonder: Bovenal |
8-9 |
de geesten aller geesten: de opperste poëten |
9 |
sich baakrende: die zich koesteren (wnt ii, i, 882) |
10 |
lodderen: genieten (wnt viii, ii, 2543) |
|
ontvonken: geraken in vuur (bij het subject: de geesten aller geesten) |
11 |
swellen in hunne keelen: ‘voelen zich het hart naar de lippen wellen’ |
|
doorwaaden: trekken over (vgl. wnt iii, ii, 3100) |
12 |
een kittelinge: een aandrift |
|
van om hoogh: uit de hemel |
14 |
fonteinen alles Godliks: al het goddelijke ... opspuiten |
14-15 |
Onder welken tweederlei aard weesende: En al zijn er onder deze geesten twee soorten |
15-16 |
als ... noemt: de ene soort helder zingende nachtegalen en de andere het soort dat men wel aanduidt als ‘bastaardvogels’ |
17 |
uit te boesemen: sluit aan bij weederhouden, van |
18-19 |
Seeker ... reekenen: Ik waag mij wel bijna tot dit laatste slag te rekenen |
19 |
En dierhalven gevoelende: En omdat ik om die reden ... voel |
|
gest: gist, ferment |
20 |
nieuwen Triaakel: een triakel van een nieuwe samenstelling. Triakel of theriak is een opwekkend geneesmiddel uit 74 bestanddelen (Wittop Koning, 1966, p. 69). |
|
gelyk ik daagelyks handel: zoals die welke ik dagelijks verhandel. Six herinnert aan zijn beroep van kruidenhandelaar. |
|
dewelke: nl. een krachtige gest, die |
21 |
zoo: expletief, vat gevoelende (r. 19) op |
|
uitbarsten: losbranden. Six vergelijkt de aandrift die hem zijn gedichten doet uiten met een gest van nieuwen Triaakel, die de kwalijke stoffen uit het lichaam drijft. |
22 |
genoodsaakt: gedwongen als ik erdoor ben om |
|
niet min vroolik, als met eerbiedinge: even vrolijk als eerbiedig |
24 |
Dewelke: Een offerhande, die |
24-25 |
een Marsus werk ... Amasoonen: een werk van de vergeten dichter Domitius Marsus uit de tijd van keizer Augustus. Martialis achtte één boek gedichten van Persius waardevoller dan Marsus' hele ‘Amazonide’, zijn verloren gegane epos over de Amazonen (Martialis iv, xxix, 7-8). In deze regel betekent of dus ‘oftewel’. |
25-26 |
gelyk andere uw oovervloeijende werken op offeren: dwz. zoals anderen u hun ‘overrijke’ (overvloedige, wnt xi, 2183?) werken opdragen |
| |
| |
26 |
zoo versmaad se nochtans niet: u toch niet moet versmaden |
28 |
aan de vlamme gegeeven: Six ziet dus zijn dichtwerk al aan de vlammen prijsgegeven, zoals hij ook elders vaak ironisch is over de waarde van zijn ‘rijmen’. |
|
neevens die: naast de rook, en reuk |
29 |
zoo veel duisend pektonnen: Six doelt kennelijk op de vele vreugdevuren bij de vrede van Munster. |
32 |
onderhouden: te verzorgen, in stand te houden (misschien met de woordspeling: door ‘onderhoudende’ verzen te dichten) |
|
correctie |
Op p. 280 van de bundel Poësy van 1657 staat in r. 9 van deze toewydinge braakende. In de lijst met Drukfeilen achterin de bundel is dit verbeterd tot baakrende. |
|
varianten |
De versie van deze toewydinge die is afgedrukt in de bundel Poësy van 1657, vertoont de volgende varianten ten opzichte van de toewijdinge in de bundel Vreughde-Zangen van 1648: |
|
titel |
vreegodinne < Vree-Goddinne |
1 |
iemand < - |
|
toegewydt < ghewijdt |
|
wien [...] beeter < Aan wien beeter |
2 |
u? < uw, |
|
schoone, en soete Vreegodinnel < zoete en lieve Vree-Goddinne? |
|
ik < 'k |
3 |
Godinnen < Goddinnen |
4 |
schooner < meerder |
|
starren < 't Gestarnte |
5 |
werld < Weerelt |
7 |
goedertieren < goedertierene |
8 |
Godinne < Goddesse |
9 |
sich < haar |
10 |
lodderen < weemelen |
|
in de spiegelende < op 't spieghelen der |
11 |
hunne < haare harten en |
12 |
dan < als |
|
hen < haar |
13 |
met < op |
|
en < en haar |
|
toonen < toonen, soo vermaaklijk |
14 |
hen < haar |
14-15 |
Onder welken tweederlei < En onder dezelve tweederleye |
18 |
by dit lest < onder dit laatste |
|
my < mijn |
19 |
dierhalven gevoelende in my rysen < dies gevoelende, als in mijn drijven |
19-20 |
krachtige gest van nieuwen Triaakel < kracht van nieuwen Theriake |
| |
| |
20 |
gelyk ik < dewelcke |
|
handel < handele |
|
dewelke < en die |
21 |
ik < - |
24 |
Dewelke < Welke |
|
o groote Godinnel hoewel se niet is < hoewel zy niet is, ô Groote Goddinne |
24-25 |
een Marsus werk of wydloopende uitbreidinge des krygs der Amasoonen < een Amasonide van Marsus |
25-26 |
uw oovervloeijende werken < overvloeyende, uw |
26 |
zoo versmaad se nochtans niet < versmaa nochtans niet |
27 |
Ail versmaad se niet < - |
|
dit klein werksken < doch gunstichlijck deeze kleyne |
|
het < die |
28 |
synen < haaren |
30 |
om als wierook < en |
|
lieffelyk te bewaassemen < doorwaassemen |
31 |
deelachtigh ben < ben deelachtich |
|
ik < - |
|
naalaaten < naarlaaten |
|
annotatie |
|
|
26 |
overvloeyende, uw: uit hun overvloed, aan u |
|
|