6-7 |
Slecht ... schreijen: (En) die onwetend en onschuldig steeds maar om ‘Mijn moedertje, mijn moeder’ huilen en uiteindelijk een slagregen van tranen schreien (wnt vii, i, 393, xii, iii, 1357 en xiv, 1615-1616) |
8 |
wist ghy hen op te raapen: zoudt u voor hen kunnen bedenken (wnt xi, 1109) |
10 |
De wurm: nl. die van de wroeging (vgl. het vorgaande sonnet, r. 14) |
|
die u de zielaâr af wil steeken: die u de zielader wil doorboren (wnt i, 1545), dwz. die u in het binnenst van uw ziel wil treffen |
11 |
Schoon lyveloos, groeit: Groeit, al mist hij een echt lichaam |
12 |
wat vat: wat voor een kopje (vgl. het voorgaand sonnet) |
|
quamt te breeken: hebt gebroken |
13 |
Sleipscherven voor 't vermoen van lastertand: (met als resultaat:) Scherven waarmee de lasteraar zijn valse suggestie aanslijpt |
14 |
uw geslacht: uw kinderen |