Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 212]
| |
[122] Toorenbouw, aan de graavers.aant.Wie graavers is er, die eens steent,
Terwyl 't houweel dit dood gebeent
Doorwroet, en morselt lyk op lyken?
Wie voelt syn ingewand beswyken?
5[regelnummer]
Wie werd van aandacht eens verrukt,
Dit aas van vel, en vleisch geplukt,
Eer u geleek, misschien uw Vaader?
Staak graavers, en doorsie 't wat naader.
Ghy oopent 's aardryks sachten schoot
10[regelnummer]
Hooghmoedigh, om een gansche vloot,
Van noordsche paalen in te wringen,
Die op den helschen boodem springen,
Om weer een Babel aan den teen
Der Heemelborgren van beneên
15[regelnummer]
Te rysen: O ghy onbedachte,
Bedenk u, eer men dieper wrachte.
Verheft de Tempel sich niet schoon
Genoegh, met steilten van Ian Roon,
Haar gebuurinne, en met poortaalen,
20[regelnummer]
Van wit arduin, uit enkel praalen?
De spitse steilte van het west,
Waar op een loote kroon gevest,
En andren, die, langs d'opperbollen,
Den draai der wolken voelen rollen,
25[regelnummer]
Vercieren 't hoofd van Hollands steên:
Hoe blyft dan Gysbrecht niet te vreên?
Het Stift dat Adriaan den heilich
De borsten gaf, bromt niet zoo veilich,
Noch Keulen stoft, zoo met haar Dom.
30[regelnummer]
Die steeden staan by Amstel stom.
Men siet, van daar de Son komt klimmen,
De weerglans van syn luister glimmen.
De westvorst werd van hem getrotst:
Syn eergalm om het Rond gebotst.
35[regelnummer]
Kan flaauw gestarnt den dagh verlichten?
| |
[pagina 213]
| |
Wat wil men dan een tooren stichten?
Of is de schaa van 't snelle vuur,
Uitvindster van dees hoogen muur?
Of moet de toorne van de Gooden
40[regelnummer]
Voortaan, met toorens, zyn ontvlooden?
De mensche schikt, maar God beschikt.
God stuurt den bout, hoe dat men mikt.
Gaa noodloos zoo een schat versnoepen,
En laat Gods kerk, om kerken, roepen.
45[regelnummer]
Recht aardsche ladders, naa de locht,
Maar 't Heemelsch werd zoo niet gesocht.
Wie niet den Heemel bouwt op aarde,
Die word misdeilt van 's Heemels waarde.
Laat rusten graavers dan 't gebeent,
50[regelnummer]
Beken u self en Gods gemeent.
Misslaagen zyn maar swakke grillen,
Waar menschen door van God verschillen.
Steegh missen, als het swyn, in slyk,
Maakt menschen Duivelen gelyk.
|