annotatie |
|
|
1 |
lukkige de Smeth: Six' navolging van de in Neuhusius' epithalamium ook enkele malen herhaalde uitroep ‘Beate Kethsi’ (Neuhusius richt zich tot bruidegom Wilhelm Keth). |
2 |
beurswaart: beurswaarts, naar de beurs |
3 |
Kantoor, en huisverlet: Met kantoor- en thuisarbeid verloren tijd |
4 |
Verwisslen: Handel met geldwissels |
6 |
By tye, by ontye: In goede en slechte tijd van handel |
18 |
de gloor: de heerlijkheid, de gloed |
21 |
de Trouwgodin: de godin van het huwelijk. Juno is de beschermvrouwe van het huwelijk. |
26 |
Eerbiedigh uitgeleesen: Met diepe eerbied voor hem |
27 |
Zoo: Even |
|
heur pan: haar eigen hoofd |
30 |
Te Keulen: de familie De Smeth was afkomstig uit Brussel en was in de dagen van Alva naar Keulen uitgeweken. Joost de Smeths vader Joost woonde in 1653 nog in Keulen (Elias, Vroedschap ii, p. 796). |
31 |
in school geset: in de leer gedaan |
32 |
Oom de Smeths kantooren: het kantoor van oom Raimond de Smeth (broer van Joosts vader) |
33 |
voor uw dienst, en trouw: uit dankbaarheid voor uw dienst en trouw als leerling-knecht |
35 |
om: om u ... te geven. Raimond de Smeth had het huwelijk van zijn neef dus geregeld als was hij diens vader. |
36 |
maagen: meisjes. Ook elders gebruikt Six maagen voor maagden, steeds in rijmpositie (no. [126], r. 19; no. [307], r. 39). |
39 |
maatigh vroed: ‘behoorlijk verstandig’ |
40 |
van begrippen sneedigh: dwz. schrander |
41 |
siringen nek: bloesemblanke hals |
42 |
alabaster weesen: albastblank gezicht |
44 |
Van karmosyne beesen: Van karmozijnkleur. Karmozijnrood werd gewonnen uit zogenaamde karmozijnbeziën (wnt vii, i, 1631). Six doelt op rode blossen. |
46 |
elpenbeene: ivoorwitte |
48 |
wasse: wasblanke |
49 |
armellyne: hermelijnwitte en -zachte (wnt vi, 629) |
51-52 |
in ... beschermingh: ‘in de nood die ook haar troost en bescherming is’ |
55 |
Der oudren: Van de ouders |
|
kroonen: kransen |
58 |
Maar eer, vreughde, en vermaaken: Maar van eer, vreugde en tevredenheid |
59 |
Dewyl: Omdat |
|
wel: goed |
60 |
de staaken: de loten, de nakomelingen (wnt xv, 18) |
62 |
Onsterflik: dwz. Van geslacht op geslacht |
63 |
't sterfelyke bed: in het bed van de toch sterfelijke mens |
64 |
braave: edele |
65 |
wachtertjes der min: dwz. Cupidootjes. Hier en in de volgende regels spreekt Six de bruiloftsgasten toe. |
66 |
Goôn: goden (Cupido's) |