6 |
Op 't minst zoo klept myn rym: Minstens zo erg klept (dus) mijn rijmwerk |
7 |
onafgevraaght: die niet gevraagd bent (vgl. wnt i, 1774) |
|
om lof, of smaad: om een oordeel, hetzij lovend of smalend |
8 |
Gelooft ... stellen: ‘Gelooft hierover mij’ is onvoldoende geruststelling. De vaste briefformulering ‘Gelooft hierover mij’ betekent ongeveer ‘Houdt mij dit ten goede’ (wnt iv, 1270). Als T.D. dit ‘Duidt het mij niet euvel’ bezigt in zijn brief (in verband met zijn oordeel over Six' dichtwerk), vertrouwt Six hem niet helemaal en vraagt om een nadere explicatie. |
9 |
loot gelykt: met lood vergelijkt |
|
dat ooversie ik licht: dat zie ik door de vingers, dat kan ik billijken en begrijpen (want dat is normale bescheidenheid, vgl. r. 10) |
10 |
heusicheit: heusheid, wellevendheid |
11 |
Maar anders loot tiert min: Maar anders bekeken: lood maakt veel minder (onaangenaam) kabaal dan koper (en dus kan ik me toch wel vinden in uw vergelijking) |
|
Zoo rym ik, en ghy dicht: Daarom zeg ik, dat ik slechts rijm en dat u een ware dichter bent |
12-13 |
Dat ... ik: Dat u niet rijmt, maar dicht, zoals rijmers dat doen (dus: menen of zeggen te doen), dat wil ik u wel zeggen. Six zegt dus dat T.D. dicht, omdat hij beleefd, heus, wil zijn. In werkelijkheid acht hij T.D. (net als de meeste ‘dichters’) een rijmer met dichterspretentie. Bovenstaande interpretatie van r. 8-13 is slechts een voorlopig voorstel. De passage is mij niet volkomen duidelijk. |
13 |
naa eisch van vriendeplicht: dwz. volgens de verplichting die dat van mij, uw vriend, eist |
14 |
En zal van dit, of dat, bekentenis verwachten: En wacht uw blijk van dit òf van dat af. Six wacht dus op een openhartig antwoord van T.D. als zijn vriend: hij moet zijn heusicheit (r. 10) wat aan de kant schuiven en ervoor uitkomen hoe hoog hij zijn eigen werk werkelijk aanslaat (bijvoorbeeld door Six een echt dichtwerk te zenden?), òf hij moet zijn oordeel over Six' rymen (of dit nu lovend of smalend was) toelichten en eerlijk antwoord geven op de vraag van r. 6-7. |