[80] Afscheid uit Rome van R. Anslo. aan den selven (p. 82)
toelichting |
In december 1650 verliet Six Rome, waar hij in oktober of november van dat jaar was gearriveerd. In Rome was hij opgezocht door de Amsterdamse dichter Reyer Anslo, die daar toen reeds een jaar verblijf hield. Op het afscheid schreef Six dit sonnet, dat werd gevolgd door een antwoordgedicht van Anslo en een wederantwoord van Six (no. [332] en no. [333]). Uit Six' enkele jaren later geschreven brief, aan R. Anslo, te rome (no. [468]) is op te maken dat Six Anslo bij zijn tweede reis naar Italië, in het najaar van 1651, heeft teruggezien. Hij ontmoette hem toen in Venetië en Padua. Dit sonnet staat op p. 41 van Six' bundel. |
|
annotatie |
|
|
1 |
jonge: Anslo was in 1650 24 jaar oud geworden. |
2 |
In 't juitinghjaar: In het jubeljaar 1650 (wnt vii, i, 527, deze plaats) |
|
ik keer: ik ga weg |
|
naa offringh van myn dienst: dwz. na u bij een afscheidsbezoek mijn diensten te hebben aangeboden |
3 |
Lyk ... 't onvoorsienst: dwz. Zoals u mij voorheen geheel onverwachts uw diensten hebt aangeboden bij een welkomstbezoek |
4 |
op u, als d'oudheit, korts vermeeten: dat sinds kort trots is op u, zoals het dat ook is op de Oudheid, nl. op de Antieke voorgeschiedenis van Rome (wnt xx, 1362, deze plaats). Anslo was omstreeks half november 1649 in Rome gearriveerd (Knippenberg, 1913, p. 235). |
5 |
Heb ... opgegeeten: Al hebt u het Vaticaan in uw hoofd, omdat u het met de ogen als het ware hebt verslonden |
6-7 |
En ... gunt: dwz. En al zult u, als u mij volgt terug naar Amsterdam, zijn muzen in uw hoofd met u meevoeren, aangezien kardinaal Capponi u het toestaat (nl. u toestaat ‘de Vaticaanse muzen’ in u op te nemen). Luigi Capponi (1583-1659) was in 1650 kardinaal-priester en prefect van de Congregatio de Propaganda Fide. Hij stond aan het hoofd van de Vaticaanse bibliotheek. Knippenberg acht het waarschijnlijk dat Nederlandse Jezuïeten Anslo aan Capponi hebben aanbevolen. Dat hij in 1650 al tot de hofhouding van Capponi zou hebben behoord, valt niet te bewijzen, meent Knippenberg, maar hij maakt uit deze regels van Six op, dat Anslo zich al wel in diens gunst mocht verheugen (Knippenberg, 1913, p. 255-256). Uit Six' regels kan ook blijken dat Anslo toestemming had gekregen de Vaticaanse bibliotheek en musea te betreden en dat hij zo ‘de Vaticaanse muzen’ in zich op had kunnen nemen. Zo interpreteer ik althans Six' woorden. |
| |
7 |
noch: desondanks (nl. ondanks de afkeer van ons Y van zaken die het Vaticaan betreffen) |
|
ons Y: onze Amstelstad |
7-8 |
een toon Te hooger singen: een nog trotser vreugdelied aanheffen (nl. bij uw terugkeer) |
8 |
om uw wiegh, in haar, versleeten: dwz. omdat u uw jeugd hebt doorgebracht in die stad, omdat u een zoon van Amsterdam bent |
9 |
Voor jaaren: Jaren geleden. Van Anslo waren al vele gedichten in druk verschenen (vgl. Knippenberg, 1913, p. 342-343). |
10 |
kristallyne: kristal-heldere, schitterende |
11 |
d'uiterste laurier: de hoogste lof voor een dichter |
12 |
streekt: hebt ... verworven |
|
een silvre schaal voorheen, en goude keeten: De stad Amsterdam had Anslo beloond met een zilveren schotel voor zijn lofdicht Het Gekroonde Amsterdam, Met Het Nieuw Stadthuis van 1648. Een gouden keten had Anslo in 1649 ontvangen van koningin Christina van Zweden, waarschijnlijk op voorspraak van Michel le Blon, aan wie hij zijn treurspel Parysche Bruiloft (1649) had opgedragen. Christina zal hem de gouden keten hebben geschonken als dank voor zijn lofdicht De Zweetsche Pallas, Of Wysheit Van Kristina, Der Zweden, Gotten, En Wandalen Koningin, Etc. van 1647 (Knippenberg, 1913, p. 116 en p. 198). |
13-14 |
t' huis hoop [...] Te rymen: thuis hoop ik ... te kunnen rijmen: |
14 |
welkom: nl. in tegenstelling tot het Vaar wel in de eerste regel van dit gedicht (vgl. ook het betekenisvolle wegvallen van jonge en het wijzigen van Amstelsche in opperste). |
|
|