toelichting |
Het gedicht staat op p. 581-582 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
titel |
de vreese des heeren, het begin der wysheit: vgl. Psalm 111:10 en Spreuken 9:10 |
2 |
sich een wooningh afgepaalt: de plaats voor haar woning uitgezet |
3 |
Na 't voorwerp van de heilge blaaren: Zoals voorgehouden in de bijbel (vgl. wnt xxii, ii, 1017). Six bedoelt de keuze voor een steenrots als ondergrond (Mattheüs 7:24-25). |
4 |
Is met den grondslagh voortgevaaren: Is voortgegaan met de bouw op die grondslag |
6 |
der hellen storm ten trots: de helse storm trotserend |
8 |
het strand: met zand als ondergrond (Mattheüs 7:26-27) |
9 |
beworpsel: ontwerp, plan (wnt ii, ii, 2413, deze plaats) |
12 |
den voet: de voet van het gebouw |
13-14 |
in 't mergh Der beenen: tot in hun diepste binnenste (Six speelt ook met de gedachte dat hun beenen zeer goed geschikt zijn voor deze ‘beklimming’) |
15 |
op: tot op |
17 |
ten lof des Heeren: om God te loven |
19 |
wys in quaade denghd: die ‘wijs’ zijn op het gebied van de ondeugden |
20 |
Beryden: Bereizen, Rijden comfortabel naar |
21 |
Langs vlakke, en sorgeloose paaden: vgl. de bijbelse brede weg, die tot het verderf leidt (Mattheüs 7:13) |
22 |
Waar: In welk palleis |
24 |
Hun: Hen |
|
hun muur: hun bouwwerk, hun paleis |
25 |
Wat wysheit: Welke heuse wijsheid |
25-26 |
werd, Gereekent: wordt geacht |
27 |
wil: zal ... willen |
31 |
de wyse man: te identificeren met de Wijsheid, zoals die spreekt in Ecclesiasticus 24? |
34 |
gulsel: verguldsel |
36 |
al het: het hele |
37 |
balsemdoosen: dozen met heilbrengend medicijn |
38 |
winkeliers: dwz. de predikanten (in de metaforiek voorgesteld als handelaars in heilzame gommen) |
39 |
aadem: geur |
40 |
liefliks: aan heerlijks (en ook: deugdzaams) |
41 |
meede: nl. zoals ook aan u |
|
uws gelyk: uw medemens |
42 |
Vermaakt: En brengt vreugde aan |
|
correctie |
Op p. 581 van de bundel van 1657 staat in r. 19 van dit gedicht quaade. In de lijst met Drukfeilen achterin de bundel is dit verbeterd tot quaade. |