toelichting |
Op dit sonnet van Six antwoordde Johan Radermacher (Amsterdam, ca. 1633 - Middelburg, 1704) met een mij niet bekend dankdicht, dat Six weer aanleiding gaf tot zijn Andwoord, Aan Joan Radermacher (no. [440]), nog gevolgd door een weederandwoord en een derde antwoord (no. [441] en no. [442]). De eenzijdig overgeleverde reeks dank- en antwoordgedichten breekt af met Six' leste antwoord (no. [446]). |
|
Uit Six' andwoord blijkt dat Radermacher in de tijd van deze gedichtenwisseling al was afgestudeerd aan de Utrechtse universiteit. Hij had zich daar in 1651 als rechtenstudent laten inschrijven (nnbw ii, 1156). Later vestigde hij zich als rijke koopman in Middelburg en bekleedde daar een aantal overheidsfuncties. Als bijzonderheid kan nog gemeld worden dat hij een kleinzoon was van Johan Radermacher (1538-1617), die bekend is geworden als de schrijver van de Voorreden tot de oudste Nederlandse grammatica van 1568 (Bostoen, 1984, met name p. 19-20, noot 38). De aan Six' geleende oogenblikken zijn thuis te brengen als Huygens' Momenta desultoria, in de Leidse uitgave van 1644 (of de Haagse van 1655). Six had zich dus verdiept in Huygens' Latijnse poëzie. Zijn gedicht heeft een voor een sonnet ongebruikelijke versvorm: de versregels zijn trocheïsche viervoeters. Het staat op p. 48 van zijn bundel. |
|
annotatie |
|
|
1 |
oogige: ooglijke (wnt x, 2298, deze plaats: ‘ongemeen’), in de zin van: mooi uitgegeven (vgl. r. 3-4), of: van inhoud fraaie? |
3-4 |
onverkleent In haar maagdom: dwz. nog even maagdelijk als ze waren. Bedoelt Six dat hij het (mooie) boekje met voorzichtigheid heeft behandeld, of (ook) dat de inhoud voor hem maagdelijk, onontgonnen, is gebleven (vgl. het vervolg)? |
4 |
weer beschikken: teruggeven |
5 |
pikken: nl. als een specht |
6 |
boekeboom: boek dat zo moeilijk binnen te dringen is als een boom (woordspel met ‘beukeboom’, vgl. wnt iii, i, 115, hoekeboom: beukeboom) |
|
gemeent: gepoogd |
7-8 |
't gebeent Van myn bekjen: dwz. mijn snaveltje |
8 |
schier stikken: bijna aan stukken |
9 |
koomen veel te vroegh: dwz. gaan dan wel proberen, maar zijn veel te jong |
11 |
Millos: krachtpatsers als Milo. De atleet Milo trachtte een gespleten eik die met wiggen uiteen werd gehouden, geheel door te scheuren. De wiggen vielen op de grond, maar Milo raakte bekneld in de spleet |