toelichting |
In 1652 werd, mogelijk naar aanleiding van de begrafenis van Six' grootmoeder Catharina Jeheu op 18 oktober van dat jaar, het graf van Six' vader en broer Jacob in de Zuiderkerk geopend. Six' vader was daar op 5 december 1639 begraven, zijn broer waarschijnlijk in de loop van de jaren veertig. Volgens R.C. Six, 1896, zou Six' broer ook in 1639 zijn gestorven, maar waarschijnlijk verwart hij hem met Six' vader: vader en broer heetten allebei Jacob. Vader en zoon Jacob Six waren niet in het familiegraf (Zuiderkerk, nummer l32 en l33, in 1626 gekocht door Six' grootvader Joost Juliens) begraven, maar in een ander graf in dezelfde kerk, waarvan het nummer onbekend is (gegevens uit het Six-archief). Het lijkt dus niet onmogelijk, dat hun graf geopend is om hun lichaam, mogelijk bij de begrafenis van Six' grootmoeder, over te brengen in het familiegraf. Bij de opening van het graf was Six kennelijk aanwezig. Dit sonnet staat op p. 48 van zijn Poësy. |
|
annotatie |
|
|
1 |
grilt: huivert (wnt v, 764) |
2 |
voor dertien jaar: sedert dertien jaar (nl. sedert 1639) |
3 |
My toen belet te sien: Die ik toen niet heb mogen zien. In het najaar van 1639 was Six namelijk op reis door de Zuidelijke Nederlanden (vgl. gedicht no. [136]). |
|
kenlik: herkenbaar |
4 |
diep: in de diepte van het graf |
6 |
daar naar: daarna |
7 |
wien ik [...] besorghde: voor wie ik ... verzorgde (in tegenstelling tot de afwezigheid van Six bij zijn vaders begrafenis) |
8 |
waarom: waaromheen, om welk haar |
|
syde bloemen: het versiersel van ongehuwde jongelieden in hun doodkist (vgl. gedicht no. [140], r. 5) |
9 |
myn liefste pand: nl. mijn vader |
10 |
Heb ik 't beginsel [...] genoomen?: Ben ik ... geboren? |
11 |
dat ik mee myn einde dan beraam: dat ik me dan ook bezin op mijn sterven |
12 |
wat al quaads zyt ghy ontkoomen?: voor hoeveel ellende (hier op aarde) bent u gespaard gebleven! |
13 |
met u versaam: ‘tot u verzameld word’, bij u gevoegd word |