18 |
staatich: voornaam, waardig |
19 |
elpebeenen: ivoor |
20 |
Om: Voor de kleur van |
|
ontleenen: tot voorbeeld nemen, gebruiken |
21 |
sneeuwsel: sneeuwwitte verf |
23 |
bruiner: donkerder |
24 |
Versien: Voorzien in, Zorgen voor |
26 |
kasjes van de traantjes: nl. de oogleden met de traankliertjes |
27-28 |
dat [...] Zyn: moeten ... zijn |
27 |
die: nl. die booghjes |
28 |
met valleyen: dwz. in een golving tussen de wenkbrauwen |
29 |
brallen: pralen |
32 |
's Heemels: de zon aan de hemel |
33 |
gesichten: ogen |
37 |
melk: melkwit |
|
felpe: fluwelige, fulpen |
38 |
soet gemengelt: in lieve harmonie (tussen wit en rood) |
39 |
roo koraalen: koraalrood |
|
aan te maalen: aan ... te strijken, aan ... te stippen |
41 |
amberklippen: brokjes amber, een geurende en verzachtende stof, gebruikt als specerij |
42 |
Verlekkren: Begerig maken (wnt xx, 803) |
43-44 |
Haal ... deursneeden: Maak zachtjes een streepje naar beneden: het kuiltje in haar gladde kin |
45 |
Lyk: Net als |
|
abrikokje: abrikoosje (in het zeventiende-eeuws de gewone vorm, wnt i, 608, deze plaats) |
46 |
d' Een syde plooit van 't rokje: De ene zijde van zijn huidje plooit (wnt xiii, 896), Aan één kant een kneepje vertoont |
47 |
draadjes: ‘haartjes’ (vooropgeplaatst object bij Bestrooi, r. 49) |
48 |
kaffaatjes: kostbare zijden stofjes (wnt vii, i, 860, deze plaats) |
49 |
Cipers poeder: een schoonheidsmiddel (Cipers verwijst naar Venus, de Cyprische) |
50 |
der minnemoeder: van de moeder van de liefde, Venus |
53 |
minlyk weesen: lief gezicht |
55 |
langs den geevel: dwz. aan het voorportaal |
56 |
een neevel: een ochtendnevel |
57 |
bevallicheedjes: dwz. afbeeldinkjes (bedeltjes?) van de Gratiën |
58 |
Besteeden vlugge treedjes: dwz. Zich haasten |
59 |
om den hals, te vliegen: Six wil dus dat het halssnoer van Roselle gevormd wordt door drie Gratietjes. |
60 |
Die swaanewit heet liegen: Die doet blijken dat het wit van zwanedons geen wit mag heten |
61 |
parle kransen: parelsnoeren |
62 |
Vermindren zulke glansen: De glans (van die hals) met hun mindere glans aan het oog onttrekken |
63 |
ten einde: ter voltooiing van (de beschrijving van) haar toilet (Van Es, 1953, p. 139 verklaart hier echter: ‘ter begrenzing van de figuur’) |
66 |
vertoogen: tonen (in de stof moeten dus zon en maan zijn geborduurd) |