5 |
kruist: pijnigt |
8 |
Wy: dwz. Onze familie. Six' vader was al in 1639 overleden. |
|
lastigh ongemak: zware last |
9 |
Verlichte: Als ... zou verlichten |
10 |
elk: ieder mens |
|
plach Te storten: altijd stort, altijd gewoon is geweest te storten |
11 |
swaare quaal: groot verdriet |
12 |
Elk traantjen woegh men op met goud metaal: Dan zou men elk traantje op vinden wegen tegen goud |
14 |
dicht gesoomt: geheel afgezet |
16 |
Sich speent wel ruim zoo gaauw: Veel sneller vrucht zet (vgl. Van Es, 1953, p. 183: ‘de bedoeling van het beeld is dus: zoals de lentedauw de vruchtzetting van de in bloesem staande vruchtbomen bevordert, vermeerdert het schreien het verdriet om tegenspoed’) |
20 |
swaar: bezwaarlijk (‘zelden’) |
|
lekke kraan: dwz. stromende bronopening |
22 |
Geroert: Aangeroerd, Aangeboord |
|
een vruchtbre myn: een rijke ondergrondse ader |
23 |
sy: nl. de pyn |
|
hoopt: doet aanzwellen, doet opwellen (vgl. wnt vi, 1076) |
24 |
sprengh: bron (wnt xiv, 3030, deze plaats) |
25 |
Wie kloek van aard, ontaart eens neight: dwz. Wie zich, al is hij flink, ooit eens buigt, omdat hij zich niet langer flink kan houden |
26 |
werd staagh daar van gedreight: zal steeds daardoor bedreigd worden (nl. door dezelfde ‘ontaarding’) |
27 |
't Vereuvelt lot: Het lot dat zich ten kwade heeft gekeerd |
|
werd: wordt |
28 |
gequetst: tegemoet getreden, het hoofd geboden |