| |
| |
| |
[305] Stadhuisbrand (p. 505)
toelichting |
Dit gedicht op het afbranden van het oude stadhuis van Amsterdam (juli 1652) staat op p. 373-378 van Six' bundel. |
|
annotatie |
|
|
1 |
Augustus: deze maandaanduiding zal de lezer in Six' tijd voor een raadsel hebben geplaatst; heel Amsterdam wist natuurlijk dat het oude stadhuis niet in augustus, maar in de nacht van 6 op 7 juli 1652 was afgebrand. Een vergissing van de naar eigen zeggen zo nauw bij het bergen en blussen betrokken dichter lijkt uitgesloten en men is dus wel genoodzaakt Augustus, als bepaling bij Son, anders op te vatten. Welnu, augustus heet ook de oogstmaand of kortweg ‘de oogst’ (wnt x, 2326) en ‘wie in den oogst slaapt, die leeft ter schande’, zoals het spreekwoord zegt (wnt x, 2327). Six past dit aan de bijbel ontleende spreekwoord niet toe in de gebruikelijke zin en maakt de zonnegod dus ook geen verwijten van luiheid, maar draait het spreekwoord om tot ‘wie ter schande leeft, die slaapt in den oogst’ en berispt de Zon wegens zijn omgang met de geliefde in zijn arm, die immers ook zijn zuster is (vgl. r. 2). Omdat de zonnegod met zijn zusje ‘ter schande leeft’ brandmerkt het aangepaste spreekwoord hem tot een ‘slaper in den oogst’ en zo kan Six hem een in een soeten droom verkerende Augustus Son noemen, al bedrijft Apollo zijn schandelijke incest feitelijk in juli. Six' gekscherende aanmerking is daarmee duidelijk geworden, al blijft het ingewikkelde raadsel -of de oplossing ervan?- wat ver gehaald. Six kán zich uiteraard ook vergist hebben. |
2 |
de Maan: Diana, tweelingzuster van Apollo |
3 |
syn vergulden arm: metaforisch voor: zijn licht. De maan ligt immers in het licht van de zon en weerkaatst zo de zonnestralen. |
4 |
langs: onder |
|
gestarnde flikkersaalen: gewelven vol stergeflikker |
5-6 |
van moeite, by den dagh, Geleeden: van tijdens de dag opgedane vermoeidheid (leidt verontmoeide in) |
6 |
verontmoeide: rustte uit, verkwikte |
|
varsche pluimen: verse donsveren |
7 |
In twee, en viergevoet: Onder mens en dier |
|
roeringh, noch gewagh: beweging noch geluid |
8 |
in Lethes schuimen: in het schuim van de rivier van Vergetelheid |
9-10 |
in zulken valschen tyd, Meer noodigh: de scherpe tegenstellingen binnenslands en de dreigende oorlog met Engeland veroorzaakten immers veel beroering. |
10 |
licht: allicht |
|
een ander: nl. een ander dan ik (r. 11) |
11 |
Gelyk: Net als |
13 |
sus: sstl |
15 |
ringen: deurringen, kloppers |
16 |
't Benaauwt trompet: Het angstig trompetteren, als brandsignaal (wnt xvii, ii, 3175, deze plaats) |
|
ingewand: innerlijk |
| |
| |
17 |
liet: verliet |
18 |
Verduisemt: Versuft (wnt xix, 1544, deze plaats) |
19 |
wanneer: toen |
20 |
Priams hof: Troje, de stad van Priamus, door de Grieken in brand gestoken na de list met het houten paard |
|
met: op dat moment |
21 |
dat gevaart: dat vreemde bouwsel (vgl. wnt iv, 1892) |
|
Vrouw Jakobaas: Jacoba van Beierens |
22 |
Wilm den sesten, Graaf: Willem vi, graaf van Holland, de vader van Jacoba van Beieren |
|
louter: helder |
23 |
een ontbyt: nl. een in de vroege ochtend te verteren prooi |
24 |
gierge: begerige |
|
dus onnoosel: op zo'n onnozele manier |
25 |
Sal: Vooruit! |
26 |
verrasche: overvalt |
27 |
dus: op die manier |
28 |
Vlughs eindloos: Binnen korte tijd, maar voor altijd (wnt iii, iii, 4590, deze plaats: klankvariant van fluks) |
|
krakeelige: ruziemakende. De ruzie zou ontstaan door het teloorgaan van officiële documenten en geld. |
30 |
Al waar: Op alle plaatsen waar, dwz. Altijd wanneer |
|
ontglommen: in vlam geraakte |
31 |
dissel: soort bijl |
|
daar voor: in plaats daarvan |
32 |
De huisbraak: Het inbreken |
|
voor 't gemein: in het algemeen belang (paradox) |
|
heeft saalige belooningh: kent zegening als beloning |
33 |
boom: balk |
34 |
Forts: Fors, Krachtig |
36 |
Hou: Kijk hier! |
|
naaste: meest nabije, aangrenzende |
37 |
dat wierp ik, onder voet: dat wierp ik naar beneden, op straat. Gewoonlijk betekent ‘onder voet werpen’ vertreden, tenietdoen enz. (wnt xxii, 340, vgl. ook r. 153 hieronder). |
38 |
klabbotste ... op: ramde ... open (wnt vii, ii, 3272, deze plaats) |
39 |
morschmouwen: losse mouwen ter bescherming van de manchetten bij kantoorwerk. Wat de bedoeling van de overhandiging of van de vermelding ervan op deze plaats is, weet ik niet. Misschien benadrukt Six ermee het chaotische van de situatie; wat zou een armen bloed immers met deftige morsmouwen aanmoeten? |
|
bloed: sloeber |
41 |
ontfangh, en wisselbank: de in het stadhuis gehuisveste bank waar men de stedelijke belastingen e.d. inde en waar de voor het giroverkeer gedeponeerde gelden werden beheerd (Van Dillen, 1964, p. 372) |
43 |
berghde: stopte weg |
|
klank: dwz. klinkende munt |
44 |
gol: telde, had ... nut |
|
teegenraasen: razend verbod |
| |
| |
47 |
Zoo als: Op het moment, dat |
|
de bankknecht: de bankklerk |
|
van pas: op het goede moment |
|
tot achterhaal: om het geld te achterhalen |
48 |
den brui: de boel (wnt iii, i, 1616, deze plaats) |
|
wisse slaagen: vast en zeker aanstaande ineenstortingen |
50 |
Gehouwen: Verplicht |
51 |
Wie: Wie echter |
|
vorder: verder |
|
blyven: sterven |
52 |
Dat werd: Die zal om die reden ... worden |
53 |
schoot [...] langs: belandde ... op |
|
breekgeweer: breekgereedschap |
54 |
een gevloeiden hoop: een aangestroomde menigte |
|
tot lessingh: om te blussen |
55 |
met een keer: in een ommezien |
56 |
teegens schaamen: tegen de schaamte. Six is zich dus snel even gaan omkleden. |
58 |
geterght: als hij aangevallen wordt |
|
wan: toen |
59 |
opgehaalt: opgezogen (wnt xi, 779; vgl: ingewand, r. 60) |
60 |
haare: dwz. van de toren. De toren van het oude stadhuis was aan de onderzijde van steen. De spits bestond uit een houten klokkenstoel. |
61 |
afgesmolten: uit haar ophanging losgebrande |
62 |
dreef, ter lucht van vuile rooken: steeg omhoog in de met vuile rook gevulde lucht |
63 |
Dan: Toen |
|
vlamde 't: brak er een vlam |
64 |
Klootswyse: Bolvormig |
|
wierd gebrooken: werden verblind (discongruentie) |
65 |
gebraakt: door het vuur naar buiten geworpen |
|
uitgebrande: losgebrande |
66 |
Een heldre wasche brief: Een onaangetaste brief met een waszegel (wnt vi, 507), of bedoelt Six een met was verzegelde, geheime akte die nu eerst ‘opgehelderd’ wordt, niet doordat de inhoud bekend wordt, maar doordat zij in heldere vlammen verbrandt? |
67 |
beneên: vanaf de aarde |
68 |
in de scheemerdagh: in de vroege ochtenduren van 7 juli |
|
dagh, en nachtlicht: zon en maan |
70 |
spaakend: van droogte opensplijtend (wnt xiv, 2564, deze plaats) |
71 |
alzoo: evenzo |
72 |
Vergeefs: Maar tevergeefs |
|
om tegenweer: vanwege het verzet |
73 |
baare: naakte, loutere |
74 |
in 't hart: in het gemoed van de omstanders |
|
glimmen: gloeien |
75 |
Zoo: Toch |
|
trouwe: het getrouwe deel van het |
| |
| |
76 |
voor te staan: te beschermen |
|
met: door |
77 |
leer: ladder |
|
brandhaak: metalen haak met een lange houten steel die dient om bij een brand muren e.d. omver te halen (wnt iii, i, 1097) |
78 |
loopen: een stormaanval ... doen |
79 |
geweert: bewapen |
80 |
Omringden: Zetten ... af |
|
al de markt: de gehele Dam |
|
onbesuisde hoopen: onstuimige massa's |
81 |
om verraad: op misbruik van de situatie uit |
82 |
met: bij |
83 |
gaalery: rij, keten |
|
besloegh: nam ... in beslag |
84 |
te laaden: te vullen |
85 |
doorgaans: voortdurend |
86 |
Het Damrak: Het Damrak, dat in Six' tijd nog doorliep tot de plaats waar tegenwoordig de Bijenkorf staat |
|
was heset, met ladders: dwz. dat men tegen de wallekanten van het Damrak ladders in het water had gezet |
87 |
De leege vaaten wierp men naauwliks toe, men: Men had de lege emmers nog maar nauwelijks toegeworpen, of men ... |
88 |
Gevult: Na ze gevuld te hebben |
89 |
met: door |
90 |
een kist, en schuit: kennelijk gebruikt als reservoirs voor brandspuiten die niet de mogelijkheid boden de afstand tussen stadhuis en Damrak onmiddellijk te overbruggen |
91 |
had er moed: had de hoop, zag kans (vgl. wnt ix, 916) |
92 |
leschen: blussen |
|
vroegh te stuiten: binnen korte tijd geheel uit te laten gaan |
93 |
klootjes volk: het gepeupel (wnt vii, ii, 4323, deze plaats) |
94 |
den Raad: de vroedschap |
95 |
tot de leste: tot de laatste man. In Amsterdam bestond de vroedschap uit zesendertig leden. |
|
opsicht: toezicht |
96 |
Voor stad, en weesen goed: Ter bescherming van de stedelijke bezittingen en de wezenkas |
|
de seegelblaaren: de gezegelde akten |
97 |
met: waaronder met name |
98 |
Aan klinklaar silver meest: Vooral bestaande uit klinkklaar zilver (wnt vii, ii, 4131, deze plaats; tonnen goud is hier genomen als waardeaanduiding, wnt xvii, i, 995) |
|
veinsters: vensters |
99 |
de reegen: de regen van goud, de metamorfose waarin Jupiter Danaë bezocht |
|
kout: babbelt |
100 |
Wat [...] eers: Hoeveel eer |
101 |
als: toen |
102 |
bergers: degenen die zich over het geld ontfermden |
| |
| |
103 |
helmbard: hellebaard (wnt vi, 515, deze plaats) |
|
vrees: moet vrezen |
103-104 |
dees ... deeren: objectszin: ‘dat ... enz.’ |
105 |
naa: naar |
106 |
vervoert: verleidt |
108 |
schouwlik: afschuwelijk |
|
daar: aangezien |
|
naa u wenschen: naar u verlangen (en zeker niet naar de quaal, Van 't schouwlik slangenoogh) |
109 |
zoo als: toen |
|
aanvloênde: naderbij stromende (wnt i, 451, deze plaats) |
110 |
Die: Hun die |
|
socht te stikken: probeerde te verstikken |
112 |
van: door |
114 |
had voortgedrongen: dwz. naar buiten had willen dringen |
115 |
Als sy, die: Net als de mensen die, dwz. de Kennemers en Waterlanders die de Amsterdamse burcht van Gijsbrecht van Amstel innamen en de stad belegerden om wraak te nemen na de moord op Floris v |
|
met der vaard: spoedig (wnt xviii, 75) |
116 |
besprongen: aanvielen |
117 |
Hartgers: van de drukker en boekverkoper Joost Hartgers, die een winkel dreef op de hoek van de Dam (de huidige Paleisstraat) en de Kalverstraat (Van Gimpel, 1913, p. 122-123) |
|
dry daaken van het ons: de kruidenhandel van Six was gevestigd in het vierde huis vanaf de Dam, aan de westzijde van de Kalverstraat |
118 |
Toen trof het mij: Toen begon het mij aan te gaan. De passage is een toespeling op Horatius' tua res agitur, paries cum proximus ardet (‘uw eigen belang staat op het spel als het huis van uw buurman in brand staat’, Epist. i, xviii, 84). |
|
Syn: nl. Hartgers |
|
langsgespanne seilen: langs het pand gespannen brandzeilen, speciale afdekkingen van zeildoek die bij een brand werden opgehangen en die voortdurend natgegooid konden worden (wnt iii, i, 1136) |
119 |
bons: plons (vgl. wnt iii, i, 379) |
120 |
vliet: bedoeld zal weer zijn: het Damrak en vervolgens ook: de hele Amstel |
|
leere teilen: leren emmers (wnt xvi, 1371, deze plaats) |
122 |
in d'opgift: bij het naar boven doorgeven (wnt xi, 758, deze plaats) |
123 |
plat: omver (wnt xii, i, 2381) |
124 |
alzulk belemmer: al die hinder |
125 |
noch had: en ik had geen |
|
wee: pijn |
127 |
geboet: bevredigd |
|
lyk: zoals |
128 |
veracht: geen aandacht schenkt aan |
|
voorts: verdergaand, vervolgens |
129 |
dempte: bluste (wnt iii, ii, 2399) |
130 |
dat werldsche: dat aardse goed (vgl. de kerk, r. 131) |
|
op rustdags nacht: in de nacht die voorafging aan zondag 7 juli |
| |
| |
131 |
de kerk: de Nieuwe Kerk, die in de middag van woensdag 11 januari 1645 in brand was geraakt door de onvoorzichtigheid van enkele loodgieters die aan het dak van de kerk werkten (Montanus, 1665, iv, p. 62) |
|
in 't werken: tijdens werkzaamheden en op een werkdag (vgl. rustdags nacht, r. 130) |
|
in een uur: de brand brak 's middags rond twaalf uur uit. De kerk stond na een half uur in lichterlaaie en stortte om drie uur in. |
132 |
hoofden: dwz. zeer belangrijke gebouwen |
|
in 't hunne: elk op zijn of haar eigen manier |
|
blonken: uitblonken |
133 |
Zimris hof: het paleis van Zimri in Tirza, waarin Zimri na een zevendaags koningschap over Israël zelfmoord pleegde door het boven zijn hoofd af te laten branden (1 Koningen 16:18) |
|
dook: ging ... tenonder |
|
het Kapitool: het Capitool in Rome, dat enkele malen door brand werd verwoest en weer werd opgebouwd |
134 |
de tempel van Diaane, van Efeesen: de Dianatempel te Efese, een van de zeven wereldwonderen, die ook enkele malen is afgebrand |
135 |
de tempel van het Saalems Joodenschool: de tempel in de synagoge (de ‘sjoel’) van Salem, de zgn. tempel van Herodes in Jeruzalem, in 70 na Chr. door Romeinse soldaten in de as gelegd |
137 |
ernstiger: nadrukkelijker |
|
na oorsaak: naar de oorzaak |
138 |
de diefsche muisen: als een muis zo schadelijke dieven. Six maakt hiermee misschien een toespeling op het gerucht dat de ratten die in het oude stadhuis zaten, reeds drie dagen voor de brand naar buiten zouden zijn gevlucht. Vondel vermeldt dat gerucht in zijn Inwydinge van 't Stadthuis t' Amsterdam (1655), r. 313-321 (wb Vondel v, p. 871). |
140 |
De kool bracht: een omkering van de gewone gang van zaken: men bracht een kool in de tabak, om die aan te steken |
|
uit twee huisen: Deze buure praat (r. 141) kan ik niet nader toelichten. |
141 |
Verstond: Heeft kunnen vernemen |
142 |
uit school: ‘uit de koker’ (vgl. ‘uit de school klappen’) |
143 |
Geen week geleeden: sluit aan bij Verstond (r. 141) |
|
hoe: hoe namelijk |
144 |
van: door |
145 |
antwoord: nl. op de in r. 137 gestelde vraag |
146 |
Der schaaden van Brasil: van de in Brazilië opgelopen schade door de aanvallen van de Portugezen |
|
zeeverlies door Vranken: verliezen op zee door de Franse kapers |
147 |
reegenjaar: enkele dichters hebben gedichten gemaakt op de zware regenval in het jaar van de vrede van Munster, 1648 (vgl. Vos i, 1662, p. 260-262, Anslo, 1713, p. 278 en vgl. ook Six' gedicht no. [149]). |
|
't Verbranden van de Kerk: vgl. r. 131 |
148 |
De Diemermeeir beseeuwt: De Diemermeerpolder door de zee onder water gezet, hetgeen was gebeurd tijdens een stormvloed in maart 1651 (Hollandse Mercurius, 1651, p. 33 en vgl. ook gedicht no. [285]) |
|
d'Onsinnighlyke ranken: De zinneloze fratsen (wnt xii, iii, 293) |
| |
| |
149 |
In Amsterdams belegh: Ten tijde van Willem ii's aanslag op Amsterdam (eind juli 1650) |
|
Dit dorre soomerweer: dwz. de droogte en hitte van 1652 (vgl. r. 10-12 hierboven en gedicht no. [174], r. 1-8) |
150 |
Dit rooven van de Teems: Het opbrengen van Hollandse schepen door de Engelsen in 1652 |
|
De pest in onse wallen: Six zal doelen op incidentele gevallen; van een echte epidemie is eerst sprake in 1655-1656 (Montanus, 1665, vi, p. 444). |
151 |
Tien plaagen: nl. als men de stadhuisbrand meetelt |
|
waar in: tijdens welke, waardoor |
152 |
mee slaande: ook straffend |
153 |
onder voet: vgl. r. 37 |
|
toen 't halstarrigh viel: toen het hardnekkig bleek te zijn (vgl. wnt xviii, 330) |
155 |
de kroon: dwz. de farao |
156 |
in een, en neegen jaaren: binnen tien jaar (zo uiteengezet om een parallellie met de nieuwe plaag en de negen voorgaande te bereiken?) |
157 |
beproeft: op de proef gesteld |
159 |
geeven alles toe: alles uit handen laten nemen |
160 |
lagh: zou liggen |
161 |
byten, op den steen: dwz. richten onze woede op elk onheil dat ons treft |
|
als een gegooiden hond: als een hond die door een naar hem geworpen steen is getroffen |
162 |
dien: nl. den steen |
|
dien selver gooide: dwz. dat onheil zelf over ons heeft afgeroepen |
163 |
rekt: laat ... voortduren |
|
terwyl: intussen |
|
een swaarder stond: een tijdstip dat nog moeilijker zal zijn |
164 |
hoofdloose: dwaze (misschien ook met een verwijzing naar de stadhouderloze regering van het land) |
|
correctie |
Op p. 374 van Six' bundel staat in r. 20 van dit gedicht zoo saagen. In de lijst met Drukfeilen is dit verbeterd tot met saagen. |
|
|