Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 442]
| |
[260] Op het schelden van J.O. te Rome, van de schilders Virgilius gedoopt.aant.Poeeten, seght ghe, die syn gek.
Zoo 't waar is, 't is geen klein gebrek.
Zoo is Virgiel dan gek geweest.
Maar 'k weet niet dat men 't ergens leest.
5[regelnummer]
Syn wondre werken wysen uit,
Dit geklik schelden weinigh sluit.
Men eert, te Napels, dies een steen,
Noch oover syne grafstee heen,
Van sneeuwwit marmer afgesaaght,
10[regelnummer]
Die een verargert grafschrift draaght.
Ghy self saaght nieusgier wat men leest.
Maar hebt ghy ook te naar geweest?
Heeft ook een kleine vuile locht,
Noch oovrigh, u, in 't brein, gerocht?
15[regelnummer]
't Moet weesen, want de schilderbend,
Die iegliks geest, naauw wikt, en kent,
Herdoopte u, met den naam Virgiel,
Een schaaduw, van die groote ziel.
Sy sach wis dit, of dat gebrek.
20[regelnummer]
Zoo is Virgilius nu gek.
Of dan een gek zoo quaalik spreekt,
Wyl, vrienden, hem verstand gebreekt,
Heb meely, laat den suffer gaan,
Poeeten leit er weinigh aan.
|
|