Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
[71] Aan Abraham Grenier den iongen rechtgeleerden te Middelburgh.aant.Wat soek ik, langhs den Arn, myn reisgesel, gelaaten
In Vrankryk, met versegh, naa Ital saam te gaan,
Die, wyl ik Spanje liet, syn reis heeft afgedaan,
En onverhoopt zoo draa betradt de Zeeuwsche straaten?
5[regelnummer]
Zoo Thesëus die Griek, in trouw schier booven maaten
Een voorbeeld, waar ontmoet, met zoo een onvermaan,
Van syn Perithöus, hy hadde nooit bestaan
De minste vriendschap, maar hem naamaals moeten haaten.
Ik ken Grenier nochtans myn vriend, indien hy 't acht.
10[regelnummer]
Indien hy 't niet veracht, zoo zal hy gloove geeven,
Ik drymaal, op Angiers, hem uit Madril bedacht.
Men schreef, hy klaaghde neen. Sie wat ik heb geschreeven,
Twee dichten met een brief, dan niet te recht gebracht.
Ai antwoord met myn rym, op Oostkapel geweeven.
|
|