Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
[72] Aan Hendrik Laurents Spiegel.aant.Wat krielt ons Amsterdam van kreupele Poeëten!
Wanneer wy rymen, elk eischt moedich een Laurier,
En gaf se Apollo strax, hy spaarde niet een sier,
Voor eedle geesten, die alleen maar dichters heeten.
5[regelnummer]
Uw herssnen, die ik hoor, en weet dat dichten sweeten,
Indien ghe slechts uw geest wilt drukken op papier,
Genooten alzoo schaars 't loof van de singhrivier
Des neegentals, waar langs uw Vaader is geseeten.
Bedomp dat heiligh vuur niet met een koorenmaat,
10[regelnummer]
Maar laat de werreld sien, wat licht ghe hebt ontfangen,
Zoo helder, uit een lamp ontvlamt van Godlik saad.
Dat zal ik, als ik rym, my tot een spiegel hangen.
Send ghy dan persiken, zoo dicht ik in der daad,
En Febus vlecht een krans, om uw, en myn gesangen.
|
|