toelichting |
Spiegel had Six kennelijk bedankt voor zijn sonnet dank aan Hendrik Laurents Spiegel (no. [15]) en nu richt Six zich in een sonnet weer tot hem, met een oproep wat meer dichtwerk te schrijven. Het gedicht staat op p. 37 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
1 |
krielt: wemelt |
2 |
wy: Six schaart zich hier dus onder de kreupele Poeëten (vgl. ook het sonnet no. [15], r. 11) |
|
moedich: driest, overmoedig |
|
een Laurier: nl. een hoofdkrans van de ware dichter. De laurier is Apollo gewijd wegens zijn liefde voor Daphne, die in een laurier werd veranderd. |
3 |
gaf se Apollo strax: als Apollo die meteen zou geven |
|
hy spaarde niet een sier: dan hield hij niks over |
4 |
dichters: hier dus kennelijk voor een veel verhevener (maar minder hoogdravend) slag van literatoren dan de Poeëten. De tegenstelling is waarschijnlijk die tussen de Poeëten die vooral verzenmakers zijn (en die prat gaan op hun literaire capaciteiten) en de ware dichters (die niet zo op de voorgrond treden); alleen maar is hier dus op te vatten als: ‘slechts als enigen’. |
5 |
die ik hoor, en weet dat: waarvan ik hoor en weet, dat ze |
|
sweeten: ‘doen vloeien’, in gestage stroom voortbrengen |
6 |
drukken op papier: dwz. zetten tot dichtwerk (ook in een toespeling op een publikatie in gedrukte vorm) |
7 |
alzoo: daardoor (nl. doordat alle wemelende Poeëten het zicht op de dichters benemen) |
|
't loof van de singbrivier: het groen van de dichterbron, een lauwerkrans (rond het hoofd, de herssnen (r. 5) van Spiegel) |
8 |
Des neegentals: Van de negen muzen |
|
uw Vaader: nl. uw voorvader, Spiegels grootvader H.L. Spiegel, hier voorgesteld als Apollo |
9 |
Bedomp: Bedek, Verduister (wnt ii, i, 1205, deze plaats) |
11 |
uit een lamp: schijnend vanuit uw lamp |
|
ontvlamt van Godlik saad: die in vuur en vlam staat door het in u gezaai- |