| |
[213] Beraad, of het niet goed waar Vreede met Spanje (p. 359)
toelichting |
Een vroegere versie van dit gedicht op de vrede van Munster (1648) verscheen in Six' pamflet Vreughde-Zangen van dat jaar (vgl. de Toelichting bij no. [218]). De verschillen tussen de hier behandelde en de oudere versie van het gedicht zijn vermeld in de opgave van Varianten onder onderstaande Annotatie. Six nam zijn gedicht op op p. 270-272 van zijn bundel van 1657. |
| |
| |
annotatie |
|
|
titel |
ber aad ... spanje: Overweging, of een vrede met Spanje niet goed zou zijn. Van Es, 1953, p. 175 vat deze titel op als een beknopte zinsvorm en vult in zijn interpretatie ‘te sluiten’ aan. Michels, 1964, p. 199-200 tracht de zinsvorm te verklaren als de verkorting van een uitvoeriger titel van een (door hem nog veronderstelde) eerdere versie van het gedicht. In werkelijkheid blijkt nu de eerdere versie echter juist een kortere titel te hebben: of 't niet goet waar vreē te maaken. Naar mijn mening is de titel wel volledig; men leze de laatste drie woorden als één begrip, eventueel te scheiden van het voorafgaande door een interpunctieteken achter waar. |
1 |
maakt alles: brengt alles tot stand |
4 |
niet: niets |
5-7 |
Men helpt [...] met boom voor boom, aan kant: Boom voor boom slecht men ... (vgl. wnt vii, i, 1332) |
5 |
Beijerland: Beieren |
6 |
natuurelyk: door de natuur, niet door mensenhand |
10 |
Uitdroogen: Droogleggen (wnt xvii, iii, 464) |
|
klomp: warboel, chaos (wnt, vii, ii, 4255) |
11 |
goot: miezerig stroompje |
|
romp: berglichaam |
14 |
langhs de ploegh, en huismans vee: dwz. langs akker- en weideland (huisman: boer) |
15 |
rysje: lootje van een boom |
|
heft: Van Es verklaart: ‘reeds mnl. betekent heffen, behalve opstaan, ook weggaan; hier trans: de mast (met zeilen) “heft” het schip op de golven en voert het mee van de ree’ (Van Es, 1953, p. 175). Misschien past hier (in verband met een zware last) ook de interpretatie ‘draagt’. |
|
van de ree: van de rede weg (of: ‘als het van de rede weg is’, dwz. in volle zee, buitengaats) |
16 |
hulk: groot zeilschip |
17 |
Een ent, te voor, vergeeten: Een twijgje, tevoren zo klein dat het over het hoofd werd gezien |
17-18 |
kruist de locht, Met takken: dwz. breidt in alle richtingen zijn takken uit in de lucht |
18 |
krocht: kreunt |
19 |
Een vischers dam: nl. Amsterdam, aanvankelijk een vissersdorp |
|
waatervleisch: vis |
20 |
Trotst: Overtreft, Streeft ... opzij |
20-22 |
Trotst ... leeuw: een opzettelijk incongruente opsomming van respectievelijk een land, een vorst, een volk, een stad en een stadswapen |
21 |
Konstantyn: Constantijn de Grote, voor: Byzantium of Constantinopel |
22 |
Markus leeuw: het wapen van Venetië |
|
van luk, en voorspoed, grys: die oud zijn geworden in geluk en voorspoed, dwz. die eeuwen lang geluk en voorspoed hebben gekend |
23 |
Haar schrobnet: Het sleepnet van die vischers dam (wnt xiv, 1082) |
|
schrobt: schraapt, vergaart (vgl. wnt xiv, 1078) |
|
den dryvoet: door Michels thuisgebracht als de Antieke ‘tripus’, de kostbare drievoet die diende als wijgeschenk of als prijs voor de winnaars |
| |
| |
|
van wedstrijden. Volgens Michels ‘kon dan bij Six de drievoet als symbool dienen voor met succes bekroonde wedijver [...]. Of ook heeft hem voor de geest gestaan, dat in oude sagen en berichten de drievoet als waardevol buitobject voorkomt’ (Michels, 1964, p. 201). Ik meen echter, dat Six hier een cryptische omschrijving geeft (inderdaad met een toespeling op de waardevolle Antieke ‘tripus’) van een kruidnagel en dat hij bedoelt, dat het net van de oude vissers nu volgesleept wordt met kostbare Oostindische specerijen. |
24 |
Die Ind ontslipte: Die Indië ‘is ontvallen’ (wnt x, 1972), dwz. Die uit Oost-Indië is gehaald. Michels' bespreking van ontglipte berust op een fout in Van Es' bloemlezing (Van Es, 1953, p. 99; Michels, 1964, p. 210). |
25 |
Sy: nl. De vischers dam, de Amsterdamse bevolking |
|
Hermus greinich nat: het korreltjes goud bevattende water van de rivier de Hermus in Lydië (Herodotus v, 101; vgl. Michels, 1964, p. 200), metaforisch voor: de winstgevende koopvaart |
26 |
hutte: vissershut |
27 |
werlden: werelddelen |
|
afgemat: die uitgeput zijn |
29 |
Daar: Terwijl |
|
noch graan, noch wyngaard bouwt: geen graan of wijnstok verbouwt |
30 |
De Briel, een stad, waar niets op was vertrouwt: Den Briel, een stad, waar niets van te verwachten viel (maar waar de vrijheidsstrijd van de ‘Batavieren’ begon, vgl. de volgende regels) |
31-32 |
Roemt ... Roomers: Kan prat gaan op de herleving van de al zo oude en grote naam van Bato's helden (de Batavieren), die streden aan de zijde van de Romeinen (wnt xi, 940). De voorstelling lijkt me te algemeen verbreid om met Van Es, 1953, p. 176 te spreken van een toespeling op Hoofts Baeto. |
34 |
haar grensen breidt, en spant: haar grenzen wijder legt en stevig uitzet (wnt xiv, 2575). Six doelt op de overzeese expansie. |
35 |
En slaat [...] de hand: dwz. En dat ... zijn invloed doet gelden |
|
te spyt van Kooningen: tot verdriet van koningen (met name de Spaanse en Portugese) |
37 |
Dwinght forts: En dit vrygevochten land dwingt ... met kracht (vgl. wnt iii, iii, 4638 en 4642) |
|
d'eigen steegen Heer: de eigen halsstarrige, weerstand biedende, koning (wnt xv, 933) |
38 |
Om eeuwgen peis, te buigen, voor haar neer: Ervoor (nl. voor dit [...] land) neer te buigen terwille van een durende vrede |
39 |
wat een ongeneeslik seer: wat een ongeneeslijke (door dit [...] land geslagen) wond |
40 |
Flip: Filips iv |
|
bestryken: insmeren, nl. met een zalfje dat hem van die wond moet genezen (wnt ii, ii, 2179, deze plaats) |
41-43 |
spieglen sich [...] Hoe: houden ... zich voor, dat |
41 |
baldaadige: misdadige, wrede (wnt ii, i, 910) |
42 |
Oostenryk: immers het stamland van de Habsburgers |
|
door al te spaaden bril: dwz. met een veel te laat verkregen inzicht |
43 |
landrecht: het recht dat volgens gewestelijke en plaatselijke privileges geldt (wnt viii, i, 1025) |
| |
| |
44 |
lyden: kunnen verdragen |
45 |
harder: herder |
46 |
op de kam: nl. bij het scheren. Bij het scheren ‘op de kam’ wordt de wol dicht bij de huid afgeschoren (wnt vii, 1, 1040) |
47 |
De grootsheit: De hoge staat, De pracht (vgl. wnt v, 1134) |
|
stam: stamboom, familie |
48 |
Valt haast op syden: Zal weldra omvallen |
49 |
Een muis betaalt syn kneller met de dood: Een muis doodt degene die hem in het nauw brengt. Een paradoxaal beeld voor de strijd van de Nederlanden tegen Spanje. |
50 |
Geen sienloos haair, dat niet een schaaduw schoot: Er is geen onzichtbaar haartje of het werpt een schaduw af, spreekwoordelijk voor: niets is zo klein of het heeft zijn gevolgen, en hier dus voor: men moet een kleine macht niet onderschatten (Van Es, 1953, p. 176) |
51 |
die duisenden ontvloot: dwz. die geplengd werd door duizenden (en dus tot duizenden druppels is geworden) |
52 |
Uit Albaas moorden: Wegens het moorden van Alva |
53 |
springhhaanen: nl. de sprinkhanen, die het gezicht des lands bedekten, de achtste plaag van Egypte |
55 |
Ibers erf: het Spaanse erfland (naar de Antieke Iberus, de Ebro) |
56 |
gestoorden: getergden |
57 |
Sivilje: Spanje |
|
brak een haair: dwz. heeft enige schade aangericht |
|
maar nu geen staart: maar zal nu geen staart, geen samenbundeling van haren (als beeld voor: krachten in de Nederlanden) afbreken |
58 |
Een pyl, geen bos voor knakken is vervaart: Eén pijl, maar geen bos pijlen is bang te knakken (vgl. de zeven pijlen in de klauw van de leeuw in het Republiekswapen) |
59 |
saamdraght: eendracht (wnt xiv, 42, deze plaats: ‘eenmaal aangetroffen’) |
|
aard: inborst |
61 |
wyl: omdat |
62 |
dat: omdat (wyl dat) |
|
noodt te gast: vgl. echter de voorstelling in r. 37-38 |
63 |
Ook schier het geld ontbreekt van al den last: Ook al omdat het geld bijna helemaal op is aan oorlogslasten (met samengetrokken wyl) |
65 |
Waar 't schaade: Zou 't dan nadelig zijn |
|
lagh: zou zijn neergelegd |
67 |
Voer sorgeloos: Zou varen zonder zorgen |
68 |
buismans saaden: de zaden van de boeren |
69 |
een vrygeploeghden loop: een in vrijheid opengeploegde vore |
70 |
door langheit: door het verstrijken van de tijd, ‘op de lange duur’ (wnt viii, i, 1062) (vgl. r. 1) |
71 |
Zoo [...] als: Zowel ... als |
|
der vreedeknoop: door een vredesverdrag |
72-73 |
Wie ... misgaat: Wie voorzichtig de middenwegen bewandelt (gaat samengetrokken uit misgaat) en niet onbedachtzaam daarvan afdwaalt (Van Es, 1953, p. 176; Arens, 1961, p. 124 wijst bij deze regels op de overeenkomst met de bekende ‘gulden middenweg’ in Horatius' Ode ii, x) |
74 |
't Zy dat men: Of men nu |
|
ter handen slaat: gebruikt |
| |
| |
75 |
't Zy webbe van den stillen tabbaard staat: dwz. Of het weefsel van de diplomatie zonder wapengekletter (tabbaard staat: ambt van een politicus, vgl. wnt xvi, 711) |
|
varianten |
De vroegere versie van 1648 van dit gedicht heeft Six zo ingrijpend herzien, dat ik haar hieronder in haar geheel opneem, gevolgd door een aanvullende Annotatie. In het bundeltje Vreughde-Zangen van 1648 staat dit gedicht op fol. (b3) verso-(b4) verso. |
Of 't niet goet waar vreê te maaken.
't Geringste geeft, en neemt den groey van 't groot.
Een Vorst verdrijft 't slecht Grauw, zijn staf ontbloot.
Van 't klippige geberght ontzijpt een goot
5[regelnummer]
Die na veel winters, lijk een open zee
Wijdt spoelen langs de ploegh, en 's landtmans vee.
Een rijsken, nu een mast heft van de ree
Een endt vergeeten eer, dat nu de locht
10[regelnummer]
Met takken kruyst, van 't Noorde dikmaals krocht.
Een Visschers dam, die Vissich vleys verkocht,
Trotst Constantijn 't nieuw Roomen, en Parijs,
Trotst Marcus Leeuw van luk, en voorspoet grijs.
15[regelnummer]
Haar net schrabt nu den dry-voet duur van prijs
En Hermus drijvende vol goudts in 't nat.
Haar hut strekt nû een schuur en kooren vat
Van alles, voor een weerelt afgemat
Daar zy nochtans geen Kooren akkers bouwt.
Den Briel een stadt daar niets op was vertrouwt,
Roemt d'opkomst weer der kloeke naam verout,
25[regelnummer]
Roemt d'oorsprongh van dit vrygevochten lant
Dat Koninglijk haar grenzen breydt en spant
En slaat, 't spijt Kooningen, haar klauw en tandt,
Dwinght zelf den steegen nek van d'eygen Heer
30[regelnummer]
Om eeuw'gen pais te buygen voor haar neêr.
O Gooden! Wat een onvergeetlijk zeer
Dus spieg'len haar 't baldaadige Madril
En Oostenrijk door al te Spaaden bril,
35[regelnummer]
Hoe 't recht des lands en inzaats vrye wil
Mach zijn van last. Men scheert van 't slechte lam
| |
| |
Wat wols, maar neemt zijn huyt niet op de kam.
Wat heerschens, maar Tyrannelijke stam
Een muys betaalt haar kneller met den doodt.
Geen zien'loos hayr dat niet een schaduw schoot.
Een droppel bloedts die duysenden ontvloot,
45[regelnummer]
Is op-gestaan gelijk een zwarte wolk
Van Sprinkhaans, in een hoop van talloos volk,
Dat wraak-ziek zwaayt op 's Ibers erf den dolk
Een haîr brak Arragon; maar nu geen staart.
50[regelnummer]
Een Pijl, geen bos zijn knakken was vervaart.
De zaamdracht, macht en vreeze-loosheyt baart
Wijl dan de staat van Neerlandt staat zoo vast,
En ons een ruyme vree werdt toegepast,
55[regelnummer]
Ook schier de geld-Godt flauwt van Hollandts last,
Waar 't onrechtvaardich dat de deegen lach,
En roestte? dat des Koopmans vlugge vlagh
Zeylde onbezorgt voor 's roovers naar gewach?
Weêr sprooten uyt een vry geploegden loop?
Geen dingh of 't groeyt door langheyt tot een hoop:
Zoo 't quaadt des Krijghs als 't goedt dat vreede ontdroop.
65[regelnummer]
Met voorzicht noyt, of roekeloos misgaat,
't Zy dat men 't waapen tuygh ter handen slaat:
't Zy 't webbe van den stillen tabbaart staat:
|
Emendaties | r. 2: verdrijft < verdrijf |
| r. 5: winters, lijk < winters-lijk |
| r. 17: drijvende < drîjvende |
|
annotatie |
|
|
1 |
geeft, en neemt den groey van 't groot: doet het grote gedijen en groeit zelf tot iets groots |
2 |
Een Vorst ... ontbloot: Het eenvoudige volk verdrijft zijn koning, van zijn scepter beroofd |
3 |
ontzijpt: sijpelt ... naar beneden |
4 |
Van water-dreeven: Bestaande uit waterloopjes (vgl. dreef, ‘landweg, laan’, wnt iii, ii, 3267-3268) |
5 |
na veel winters: dwz. als gevolg van vele winters met sneeuw, of: na een lange tijd? |
|
lijk een open zee: als een open zee van water, een brede rivier |
8 |
Geheele steeven: Een heel schip (vgl. wnt xv, 1563) |
| |
| |
11 |
Vissich vleys: ‘vissenvlees’ |
13 |
't nieuw Roomen: het moderne Rome |
15 |
schrabt: schraapt |
17 |
En Hermus drijvende vol goudts in 't nat: En schrabt nu de rivier Hermus, wier stroom vol goud vloeit |
18 |
strekt: dient ... als |
19 |
alles: dwz. al het benodigde |
23 |
der kloeke naam veront: van de oud geworden, maar dappere naam |
27 |
't spijt: al mag het ... spijten |
31 |
onvergeetlijk zeer: niet te vergeten ellende |
35 |
inzaats: der bevolking |
36-37 |
Niet overtoogen Mach zijn van last: Niet overbelast behoort te zijn |
37 |
slechte: eenvoudige, onnozele |
39-40 |
Wat ... doogen: Enig geheers kan wel, maar een tirannendynastie kan niet lang stand houden (doogen als bijvorm van deugen, wnt iii, ii, 2456) |
45 |
op-gestaan: in opstand gekomen |
47 |
zwaayt op: neermaait op |
50 |
zijn knakken was vervaart: is ooit bevreesd geweest dat hij zou knakken |
51 |
macht en vreeze-loosheyt baart: heeft macht en onversaagdheid tot gevolg |
54 |
ruyme: veelomvattende, weinig beperkingen kennende |
|
werdt toegepast: wordt geschonken (wnt xvii, i, 596) |
55 |
flauwt van Hollandts last: bezwijmt onder de door Holland veroorzaakte last |
59 |
's roovers naar gewach: het akelig bericht dat er rovers zijn |
63 |
dat vreede ontdroop: dat uit de vrede is voortgevloeid |
65 |
Met voorzicht noyt, of roekeloos misgaat: Voorzichtig nooit verlaat of hij begaat een roekeloosheid |
|
|