Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 435]
| |
[256] Damspel, om geld teegen ooverblyfselen van heiligen, van Kapucynen, met den scheepskoopman, op zee tusschen Alikante en Genua.aant.Godsdienstge heilge Kapucynen,
Die heilger, binnen 't Pausdom, schynen,
Dan d'allerheilighste persoonen,
Die onder geestlike ordens woonen:
5[regelnummer]
Wat tuischt ghy om der heilgen beenen,
Al is 't juist, met geen dobbelsteenen,
Waar 't lot 't gewys werd toegeschreeven,
Maar dat de dam werd voortgedreeven,
Op 't scherpen van des speelers sinnen,
10[regelnummer]
Zoo geld nochtans verlies, en winnen.
Wat is dit min dan tuischerye?
Meer dan verdoemde Simonye.
Het heilighdom te berd, na 't schatten,
Hanght aan een wel of qualyk vatten,
15[regelnummer]
En is verlooren, of gewonnen,
Tot blydschap, of tot smert begonnen.
De heilgen loopen oover schyven.
Licht ryst er kibbelen, en kyven.
De kooplui kennen nimmer paapen,
20[regelnummer]
Als 't beursen kost. Daar, daar aan 't raapen,
En grabblen, in malkanders haairen.
Men martelt weer de martelaaren.
Zoo werden d'ongebrooke beenen
Des Gods, en menschs van Nazareenen,
25[regelnummer]
In syn gemartelde uitverkooren,
Vertuischt, verbrooken, en verlooren.
Veel beeter deeden die soldaaten,
Die om den rok geheel te laaten,
Van Gods gekruisten soon gesleeten,
30[regelnummer]
Met teerlingen daar oover smeeten,
Op die, o! lukkige porfuuren,
Gekust, in Jan Latraanens muuren.
Wat voorspraak houdt ghy, in de Heemelen,
Indien ghy, om wat silvre seemelen,
35[regelnummer]
De deelen van hun lyf durft waagen,
| |
[pagina 436]
| |
En in hun rust zoo rustloos plaagen?
Volght dit niet Neroos wreede voeten,
In d'opgesneeden buik te wroeten,
Nieusgierich waar hy had geleegen,
40[regelnummer]
Wanneer ghe hun, die langh versweegen,
Aan 't loove lyf te rusten gaaven,
Uit 's Moeders darmen opgegraaven,
Dus oneerbiedigh om gaat sollen,
Verschuiven, stooten, huts'len, rollen?
45[regelnummer]
Men schroomt een mensch in slaap, t'ontwaaken:
Hoe durft ghy heilge lyken raaken?
Waar Mośes grafstee niet verschoolen,
Hy zou noch om de werreld doolen:
Gelyk syn koopre slangh geheeven,
50[regelnummer]
Voor Isrel, te Milaan, in't leeven.
Maar Vaaders, fyne religieusen,
Wy loopen, met geen houte neusen,
Als reukeloose Tempelgooden,
Vergeefs den wierook aangebooden:
55[regelnummer]
Wy ruiken wel, die brokkelingen
Niet bleeven, van geheilghde dingen,
Of schoon een nette greine kasse,
Voor elk een laadjen had van passe,
Voor oogen weigerigh, met deurtjes,
60[regelnummer]
En syde strikjes, van veel kleurtjes,
Waar in, beschreeve ceeltjes laagen,
Met antwoord van den naam, op vraagen.
Die beentjes sommige uitgebranden,
Van kruinen, ribben, schenkels, tanden
65[regelnummer]
Gelyken alzoo wel van stieren,
En bokken, als bereende dieren:
Gelyken alzoo wel van fielen,
Of ongesaaligde, als gesaalgde zielen.
Ghy braght se, seght ghe, mee van Romen,
70[regelnummer]
Se konden ook, van Tunis koomen.
| |
[pagina 437]
| |
Wat zou ons niet in twyffel stellen?
Wy sien geen bul, noch tuignisvellen,
Van Paus, noch Bischop, noch prelaaten,
Gebruiklik, by zoo heilge vaaten.
75[regelnummer]
Ghy schynt lichtvaardigh dan te speelen:
Maar 't strekt, om Godsdienst voort te teelen.
Verliest ghe, daar is niets verlooren.
Uw liegen lykt ook, naa behooren.
Want loogens, list, bedrieghlikheeden,
80[regelnummer]
Om beste wille, zyn geleeden.
Zoo heeft die saalge hoer geloogen,
En Jericho deurtrapt bedroogen,
Als sy de spieders opgeslooten,
Uit 't heir, van Jakobs erfgenooten,
85[regelnummer]
Missaakte, en 't lieve leeven spaarde.
Uw streeken zyn van hooger waarde,
Met sorge voor de ziel van 't leeven.
Den winner werd een spoor gegeeven,
Dewyl syn aandacht raakt, in 't midden,
90[regelnummer]
Van al die heilgen, om te bidden.
Als die een kruis, of beeld ontmoeten,
Dat met ontdekten hoofde groeten.
Want aansien doet ons saaken weeten,
Die ongesien licht zyn vergeeten.
95[regelnummer]
Verwint ghy eens, of meerdermaalen,
Ghy kont er reisgelt uit betaalen.
Zoo werd de geldhaaf toegelaaten,
Maar anders, als den dood, te haaten.
En wien ghe silver hebt ontstreeken,
100[regelnummer]
Bedankt ghe, voor een liefde teeken,
Met toesegh, uw gedachtenisse
Hem reeknen zal, in d'eerste misse.
Is 't zoo niet heilge Kapucynen,
Die heilger, binnen 't Pausdom schynen,
105[regelnummer]
Dan d'allerheilighste persoonen,
Die onder geestlike ordens woonen?
|
|