Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 538]
| |
[318] Op den Herstelden Leeuw.aant.Keer.De Saturnyner bergh, waar op
Het hof stond, naa een dooden kop
Genoemt, was met Amiklis steen,
Van Angerones swyghsaamheên,
5[regelnummer]
Ommetselt, als een goude muur.
Al wat d'Ausooner Raadsgebuur,
By duisend ooren, daar besloot,
Dat bleef, of 't niemand hoorde, dood.
Behalven dat Valerius
10[regelnummer]
Ons erfde, hoe dat Fabius,
Van Rome gaande, naa syn land,
Aan Krassus, dien hy keerend vandt,
En meinde meede een leedemaat
Te weesen, van den ouden Raad,
15[regelnummer]
Voordachtloos sei, men nu, voor 't lest,
Uitrooyen wou Karthagoos vest.
Wes, schoon de misslagh eerlik leek,
Den Raad hem heevigh ooverstreek.
| |
Teegenkeer.De vyverbergh, in 's werrelds dorp,
20[regelnummer]
Heeft, oover waater, wyd een worp,
Een Ierlands hof, voor worm, voor spin,
En rottingh onvervaart: waar in
Een saal is, door Architas hand,
Met Dodons koopre konst bewandt,
25[regelnummer]
Vry luider dan syn raatelwerk.
Wanneer, in dit groen laakenperk,
Vol prysbanieren, al de staat
Van Neerland, sonder Prins, hiel raad,
Om 's Leeuwen ziel, in flaauwte toen,
30[regelnummer]
Met eendrachts artseny te hoên:
| |
[pagina 539]
| |
Zoo was de Leeuw noch pas herstelt,
Of daadlik las de leek, om geld,
Ja, vrind, en vyand, wat er waar,
En hoe beraadslaaght, in twee jaar.
35[regelnummer]
Maar wie straft hier den klapper van?
Wie doet den Keiser in den ban?
| |
Toesangh.Naa sluiten van beraad, in swaare saaken,
Die 't Vaaderland, en haare staaten raaken,
Zoo seegle een Raadsheer, met een rink,
40[regelnummer]
Het Raadsboek, en syn tongeklink.
Het stille swaard kreegh Kooningen gevangen,
Eer iemand, naa den aanslagh, kon verlangen.
Maar wie 't geheimslot, van 's Lands saal,
Voor 't graauw ontsluit hoort, als Tantaal,
45[regelnummer]
Gestraft te zyn. Zoo bouwt men 't paard van Trooijen,
Waar vyanden mee, op den staat, tornooijen.
|
|