Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 182]
| |
[107] Ter eere van de fonteine Nieuwe Geronster of Klein Tonneken.aant.Arm Tonneken dat uit Rechon, vol harde dennen,
Geensins, maar eik, en boekloof bront,
Gelyk een siende pot, waar langs de waagens mennen,
En 't voetpad gaat, dicht by den mond
5[regelnummer]
Van Donderberghs Fontein, ik drink Sabinus stroomken,
Dat uit Belhai vliet, en het Spa,
Nu schaars, vernoeghder met uw swaaveliger boômken,
Ook beeter dan Gerons te staa.
Al raadt Galenus Gaan, met voor, en achter oogen,
10[regelnummer]
Het af, als sorgelyk bestaan,
Wyl Heers ervaarentheit ook swyght van uw vermoogen,
Ik dar het spoor van andren gaan.
Ik die uw deughdsaamheit, voor andren leerde kiesen,
Zal meester zyn, en hy schoolier.
15[regelnummer]
De straxsche gall'ge stoel, de slym, en kiemge vliesen,
Uit aaders, en 't rood gruisich nier,
In 't waaterglas geset, verbeelden oopen werkingh.
Indien de swaavel 't leeverbloed
Verbrandt, Geronster salft het weer. Ghy geeft versterkingh,
20[regelnummer]
Tot wat de maagh verduuwen moet.
O troostelyke bron genees my van myn quaalen,
Ghe staat zoo arm dan, als ghe staat,
Uw gebuurin mach, met Dinants bros marmer, praalen,
Op Bourghdorps milde beurs, om baat,
25[regelnummer]
Aan hem geschonken, ter gedachtenis verheeven,
Daar werd in d'ongebooren tyd,
Licht ook van 't Hof Berlyn, dat uit u zal herleeven,
Uw deuchd een tempel toegewydt,
Door netter Fidias van Italjaans albaster.
30[regelnummer]
Waar elke sieke een taafereel,
Van wormeloos cypres, of stoffe noch veel vaster,
Bemaalt met een verguldt penceel,
Van syn geneesen leed, voor erven, zal toonneelen.
Dus braaf schreef 't artsloos Griekenland
35[regelnummer]
Geheelde siekten, met de middlen, om te heelen,
| |
[pagina 183]
| |
't Zy bron, of myne, of wat men plant.
Waar uit de Koër, Prins, en Moses der geneesers,
Geleerd het eerst geneespapier
Gereegelt saamenbracht, tot oeffeningh der leesers,
40[regelnummer]
Belust te weesen syn schoolier.
Zoo myn voorseghsche pen hier in mocht feilen, echter
Zult ghy, die, met de waatren, twist,
Van Helikon, om eer, geen eenigh haair te slechter
Den dagh verduuren, gevernist
45[regelnummer]
Van Hollands Poësye, op eeuwiger papieren,
Gedicht, toen 't weerbaar Valencyn
Beleegert door den Held Tureen, door storremvieren,
Van Mars Joan, by starreschyn,
Zoo los brak, dat die krak gansch Vrankryk deede kraaken.
50[regelnummer]
Zoo dwinght 's Araabers jaagertoorts
De Leeuwen brullende hun prooi, en nest te slaaken,
En naajaaght, en vernieltse voorts.
|
|