Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 658]
| |
[386] Heemelvaardssangh. Op de wyse van den 68. Psalm.aant.Myn ziel verhoogh sich, deesen dagh,
Blymoedelyker, dan se plagh,
In heilige gedachten:
Sy volgh den doodsheir waar hy vaar,
5[regelnummer]
In syn triomf, ten Heemel, daar
Hem Serafims verwachten.
Hoe springht de bergh en 't olibosch?
Wat riekt men hier al soomerblos?
Wat glinsteren al straalen?
10[regelnummer]
Den Heemel oopen juight, en bromt,
Nu sy Gods soon verwellekomt,
Vol seegens, in haar saalen.
Het helheir huilt, de dood die krocht,
Gesleept, aan boeijens, door de locht,
15[regelnummer]
Voor 's ooverwinners voeten.
Hy steight almachtigh, met den palm,
Wyl dat hem heerelyke galm,
En speelen schoon ontmoeten.
Een wolk die sluit de heemelpoort,
20[regelnummer]
Wyl d'aarde noch de snaaren hoort,
En keelen vroolik daalen.
't Verheeven oogh werd kykens moe,
Maar noch zoo kykt de ziele toe,
Hoe Englen God onthaalen.
25[regelnummer]
De schaapenharder Isais soon,
Van Samuel, tot Iudaas kroon
Gesalft uit d'olihooren,
Naa hy de Filistynen sloegh,
Wanneer syn volk de bondkist droegh,
30[regelnummer]
Ter woon van God gekooren,
Hiel wel een feest, en hoogen dagh,
Met sangh, basuin, en trommel slagh,
Om, binnen Salems paalen,
Die in te wyden, maar zoo veel,
| |
[pagina 659]
| |
35[regelnummer]
Als God, van menschlik, heeft verscheel,
Verscheelt dat seegepraalen.
Die heilge kooningh, naa Gods ark
Gestelt was, in 't gespannen perk,
Sprak, in Gods naam, den seegen:
40[regelnummer]
Hy schonk aan 't volk, zoo vrouw, als man,
Een brood, wat rundbraads, en een kan,
Uit druiven, vol gekreegen.
Maar Davids soon, des Heemels soon
Gekoomen, in syn vaaders throon,
45[regelnummer]
Schenkt stroomen van genaaden,
Uit voller macht, aan die hem vreest:
Hy voedt het lyf, en meest den geest,
Om eeuwigh te versaaden.
Myn ziel, werd nimmer kykens moe,
50[regelnummer]
Maar staroogh, naa den Heemel toe,
Met bidden, en met waaken:
Hoe als uw saalicheit, om hoogh,
Op wolken voer, zoo zal myn oogh
Haar daalen haast genaaken.
55[regelnummer]
Sy komt, sy komt, van Engelsch licht
Omheirt, rechtvaardigh, in 't gericht,
Voor leevenden en dooden,
Door 't al doorklinkend gebasuin,
Uit graf, uit zee, uit dal, en duin
60[regelnummer]
Ten oordeel op ontbooden.
|
|