Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 455]
| |
[269] Op een boetsenmaaker.aant.Pier Pierse, een kluchtge, drollge haan,
Van 't siekbed, naa een langh vermaan
Van kou, van brand, van drooghte, en dorst,
Ontstaan, in 't eelste van syn borst,
5[regelnummer]
Al reeds geneesen, deur Krispyn,
Een gaauwen kaalen Medicyn,
Die echter visiteeren quam,
En elk bezoek noch zoo veel nam,
Ontboo, want dit viel Pier te duur,
10[regelnummer]
Een andren dokter, teegen d'uur,
Dat d'omkomst van de voorste was.
Die omgekoomen, daar van pas,
Verwondert syn kollega siet.
Krispyn die vraaght wat dit bediedt.
15[regelnummer]
Men heer, seit Pier, ik ben nu wel,
Myn drankjes zyn nu muskadel:
Dies riep ik dien geleerden heer,
Op dat ik, met hem, consulteer,
Wat raad, of middel, dat men leest,
20[regelnummer]
Die my van u versoek geneest.
|
|