dan nog blijkt hij er hier en daar in zijn gedichten niet voor terug te schrikken dat publiekje op de proef te stellen door het uiterste van zijn inzet bij het lezen te vergen.
Ook hier geldt echter dat de aanhouder wint en, wat meer is, dat hij wordt beloond voor zijn inspanning. Six van Chandeliers dichtwerk heeft zeer veel te bieden voor degene die zich de moeite getroost erin door te dringen. Zijn bijzondere poëzie verdient het een veel grotere bekendheid te krijgen dan ze nu bezit.
Het is de doelstelling van de commentaar bij deze editie de lezer behulpzaam te zijn bij zijn interpretatie van de gedichten. Six van Chandelier schrijft, als gezegd, vaak moeilijke, duistere poëzie en daarom is in deze editie bewust gekozen voor een uitgebreide commentaar, waarin ernaar gestreefd is (zoveel als maar mogelijk is binnen het bestek van een teksteditie) al die tekstplaatsen van een uitleg te voorzien die problemen voor de lezer zouden kunnen opleveren. De rechtvaardiging van de relatief grote omvang van het commentaargedeelte in deze editie is dus gelegen in de aard van Six van Chandeliers poëzie. Zijn gedichten vragen nu eenmaal veel uitleg.
Op deze plaats past een woord van dank aan degenen die mij tot steun zijn geweest bij mijn werk aan deze editie.
In de eerste plaats ben ik zeer veel dank verschuldigd aan mevr. M.A. Schenkeveld-van der Dussen. Het was op haar instigatie dat deze teksteditie tot stand is gekomen en zij heeft mij bij al mijn werk aan de uitgave begeleid.
Mijn dank gaat ook uit naar de beide andere leden van de begeleidingscommissie van dit editieproject, L. Strengholt † en E.K. Grootes.
Bij mijn dagelijks werk aan de editie heb ik vele passages uit Six' poëzie kunnen bespreken met mijn collega van het Bureau Basisvoorziening Tekstedities A.M.Th. Leerintveld. Hij verdient veel dank.
Met een vermelding van hun naam in de hier volgende lijst, die in haar alfabetische ordening geen recht kan doen aan mijn bijzondere dankbaarheid voor hun onderscheidenlijke bijdragen aan de editie of voor hun steun bij mijn werk, wil ik (op het gevaar af iemand ongenoemd te laten) mijn erkentelijkheid betuigen aan: N. van der Blom, J. den Boeft, F.C. Bos, F.G. Brouwers O.Praem., A.R.A. Croiset van Uchelen, O. Dijkstra, W.Th.M. Frijhoff, W.P. Gerritsen, T. Haan, H. Janssen, J.L.V. Janssen-Spoel, E. de Jongh, C.I. Kamsma-Klützow, A. Kets-Vree, H. Luijten, G. Middag, P.C.A. van Putte, L. Rijnen, J. Salomons, W. Vermeer, H.T.M. van Vliet en H. de Vries.
Ik heb gebruik kunnen maken van de collecties van vele instellingen en ik bedank de medewerkers van deze instellingen voor hun hulpvaardigheid: de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, de Universiteitsbibliotheken van Leiden, Amsterdam, Utrecht en Gent, de Gemeentelijke bibliotheken van Haarlem en Rotterdam, de Collectie Six te Am-