Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina XI]
| |
Inleiding | |
[pagina XIII]
| |
1. De tekst en de editieDe tekstoverlevering van de gedichten van J. Six van Chandelier is niet erg ingewikkeld. Wanneer ik mij beperk tot de teksten en de tekstversies uit de periode vóór het overlijden van de dichter in 1695, de enige die door hem geautoriseerd kunnen zijn, dan is zij zelfs tamelijk eenvoudig te noemen. Het overgrote deel van de gedichten van Six van Chandelier is overgeleverd in slechts één versie, de bundeling van zijn gedichten uit 1657: Poësy Van J. Six van Chandelier. Verdeelt in ses boeken, en eenige opschriften. Te Amsterdam, Voor Joost Pluimert, Boekverkooper, op den Dam, in Seneka. 1657.Ga naar voetnoot1 Van een klein aantal gedichten uit deze bundeling van eerder ontstaan werk zijn één of meer eerdere gedrukte versies bekend. Van een eveneens gering aantal teksten die niet in deze bundel voorkomen, zijn één of meer gedrukte versies bekend en van een enkel tienregelig gedichtje is alleen één handschriftelijke versie overgeleverd.Ga naar voetnoot2 Voorts verscheen in 1674 een berijming van de psalmen van Six' hand, waarvan in 1690 een tweede druk uitkwam die ‘seer grooteliks verbeetert’ is. In 1758 werd deze tweede druk met een nieuw voorwerk opnieuw uitgebracht (als zgn. titeluitgave).Ga naar voetnoot3 De drie bekende brieven van Six van Chandelier hebben alle betrekking op deze psalmberijmingen en zijn gericht aan theologen.Ga naar voetnoot4 Andere handschriften of drukken van teksten van Six van Chandelier zijn mij niet bekend, maar het is niet uit te sluiten dat er nog teksten of tekstversies van zijn hand boven water zullen komen. Deze editie omvat alle bekende gedichten van Six van Chandelier, met uitzondering alleen van zijn psalmberijming en de daarmee samenhangende teksten (waaronder bijvoorbeeld ook een drempeldicht). Op enkele uitzonderingen na zijn Six van Chandeliers gedichten dus alleen overgeleverd in de bundel Poësy van 1657. Ik wil mij hier daarom eerst concentreren op die uitgave, teneinde de aard van deze bron vast te stellen. Daarna wil ik nog terugkomen op de gedichten die een andere overleveringsgeschiedenis hebben. | |
[pagina XIV]
| |
De in octavo uitgegeven bundel Poësy van Six van Chandelier telt 631 dichtbedrukte bladzijden tekst, voorafgegaan door een titelblad en een blad met de inhoudsopgave en gevolgd door een tweetal pagina's met Drukfeilen. Dit lijstje bevat correcties op de katernen a tot en met oo van de bundel. Er zijn geen correcties genoemd op de katernen pp, qq en rr, de laatste drie katernen van het boek. Men kan hieruit opmaken dat deze laatste drie katernen niet door de samensteller van het lijstje gecorrigeerd zijn, al is het uiteraard ook mogelijk dat de katernen pp en qq volgens die corrector in het geheel geen correctie behoefden. Het rr-katern kan niet gecorrigeerd zijn met een vermelding in dit lijstje, want het lijstje is in dit katern zelf afgedrukt en maakt onderdeel uit van zowel zijn buiten- als zijn binnenvorm.Ga naar voetnoot5 Schenkeveld neemt aan, afgaande op de aard van de correcties in het lijstje, dat Six zelf zijn bundel heeft gecorrigeerd.Ga naar voetnoot6 Hij heeft kennelijk de gelegenheid van de zetfoutencorrectie te baat genomen om ook auteurscorrecties aan te geven. Wanneer ik nu aanneem dat de volgorde van de katernen in de bundel ook de volgorde is waarin ze gedrukt zijn, zal zich het volgende hebben afgespeeld. Nadat de vellen van de katernen a tot en met oo afgedrukt waren, heeft de drukker ze, in porties of ineens, in een enkel exemplaar van elk katern aan Six ter hand gesteld. In de tijd die deze besteedde aan de correctie, ging de drukker verder met het afdrukken van de katernen pp en qq. Six gaf hem zijn lijstje met zetfouten- en auteurscorrecties en de drukker kon toen ook het rr-katern met de Drukfeilen-lijst afdrukken. Hiermee is een tamelijk hoge autorisatiegraad van deze druk aannemelijk gemaakt: Six van Chandelier heeft zich kennelijk persoonlijk bemoeid met de uitgave en hij heeft de afgedrukte teksten op enkele katernen na ook zelf gecorrigeerd. Is hiermee elk exemplaar van de druk van 1657 ook een geheel betrouwbare basistekst voor een editie geworden? Helaas niet. Het is immers niet uit te sluiten dat de drukker tijdens het afdrukken een fout of vermeende fout in het zetsel heeft gesignaleerd en dat hij die fout vervolgens op de pers heeft gecorrigeerd. Hij kan Six daarna een vel van de verbeterde of juist van de nog foute versie ter hand hebben gesteld en Six kan die versie, met of zonder fout, bij het corrigeren hebben gesanctioneerd, terwijl er nog een andere versie afgedrukt lag die hij niet onder ogen had gekregen. De drukker kan vervolgens besloten hebben de al afgedrukte vellen met de fout gewoon te verkopen. Dan zouden er dus exemplaren van de druk in de winkel hebben gelegen die in deze tekstpassage verschil vertoonden: in het ene was de perscorrectie aangebracht en in het andere nog niet. | |
[pagina XV]
| |
De rol van de dichter kan bij zulke perscorrecties wel bijna uitgesloten worden. Six zou de tekst anders immers twee maal hebben gecorrigeerd: de eerste keer ter drukkerij, de drukgang stoppend om de correctie te laten aanbrengen, de tweede keer aan de hand van de al door hem ter perse gecorrigeerde vellen, de drukker vragend en overhalend ook nog een lijstje met Drukfeilen toe te voegen. Dit is wel zeer onwaarschijnlijk en daarom meen ik te kunnen concluderen dat eventuele perscorrecties alleen de corrigerende hand van de drukker zullen laten zien, niet die van de dichter (al kan die, zoals gezegd, de wijzigingen van de drukker hebben goedgekeurd bij de correctie). Er bestaat dus de mogelijkheid dat de overgeleverde exemplaren van Six van Chandeliers Poësy onderling verschillen vertonen. Welnu, zulke verschillen blijken inderdaad voor te komen. In het ene exemplaar staat het paginanummer van p. 288 aan de rechterzijde bovenaan de pagina (terwijl dit dus een verso-zijde is), in het andere staat het op de goede plaats, aan de linkerzijde bovenaan (respectievelijk in bijvoorbeeld de exemplaren ub Leiden 1174 g 4 en kb 841 d 22). De drukker bemerkte tijdens het afdrukken van deze drukvorm dat het paginanummer verkeerd stond en verbeterde dit ter perse. Een andere perscorrectie: in het ene exemplaar staat op p. 414 het onjuiste paginanummer 441 (bijvoorbeeld in ub Leiden 706 g 11), in het andere het juiste, gecorrigeerde nummer (bijvoorbeeld in ub Leiden 1174 g 4).Ga naar voetnoot7 Twee bij toeval door mij ontdekte perscorrecties dus in respectievelijk de buitenvorm van het s-katern en de binnenvorm van het cc-katern. Bovendien blijkt er in sommige exemplaren een cancel te zijn aangebracht.Ga naar voetnoot8 Six' bundel is verdeeld in een zestal boeken en die afdelingen hebben ieder een eigen titelblad, dat steeds onderdeel uitmaakt van het katern en dat ook meetelt met de paginering (al ontbreekt in alle gevallen aan beide zijden van zo'n blad het paginanummer). Fol. [t2] is zo'n titelblad, het titelblad van het vijfde boek van de bundel, maar in sommige exemplaren presenteert dit blad zich als het titelblad van de vierde afdeling. Deze fout is opgemerkt en men heeft het blad weggesneden uit het katern met achterlating van een kimmetje. Aan dit kimmetje plakte men een los blad met de juiste lezing, een cancel. In sommige exemplaren is dit cancel aanwezig (bijvoorbeeld in ub Amsterdam 2407 e 37), in andere is alleen het kimmetje te zien: het losse blad is daar niet aangebracht of het is later losgeraakt en verdwenen (bijvoorbeeld in ub Utrecht 333 k 26) en in nog weer andere is het oorspronkelijke, onjuiste blad aan het mes ontkomen (bijvoorbeeld in kb 841 d 22). | |
[pagina XVI]
| |
Waarom nu al deze aandacht voor een gecorrigeerd foutje in een titelblad en een paar correcties van paginanummers (terwijl toch de paginering nog zoveel, zeker nog twaalf, ongecorrigeerde fouten laat zien)? Omdat deze toevallige vondsten aantonen dat er inderdaad correctie op de pers en cancelling heeft plaatsgevonden. De met het cancel verbeterde fout heeft Six misschien zelf nog wel opgemerkt. Misschien vond de drukker zo'n fout toch wat al te dwaas om in een lijstje met Drukfeilen af te doen. Het kan echter ook zijn dat deze fout pas na Six' correctie en na het afdrukken van het laatste katern met het correctielijstje gesignaleerd is, bijvoorbeeld pas toen men de vellen ging inbinden. Hoe dan ook, er blijkt cancelling en correctie op de pers toegepast te zijn en het is mogelijk dat er ook op andere plaatsen in de tekst gecorrigeerd is volgens deze methoden. Dit betekent dat de editeur eigenlijk alle bekende exemplaren van Six' bundel in hun geheel met elkaar zou moeten vergelijken voordat hij een betrouwbare tekstversie als basistekst voor de editie uitkiest. Er kunnen zich in de exemplaren overal kleine en misschien zelfs wel minder kleine verschillen voordoen. Zonder een volledige collatie is er dus geen volkomen betrouwbare tekst te kiezen. Een partiële collatieGa naar voetnoot9 kan nooit de gewenste zekerheid geven dat alle eventuele verschillen gesignaleerd zijn. Ook een gespecialiseerd bibliograaf als Verkruijsse heeft echter opgemerkt dat een volledige collatie van alle bekende exemplaren van een druk veelal ‘een onmogelijke opgave’ zal zijn.Ga naar voetnoot10 Echt veel exemplaren van Six' Poësy zijn mij niet bekend,Ga naar voetnoot11 maar bij een bundel van deze dikte wil ik me toch graag bij de woorden van Verkruijsse aansluiten. Totale collatie van een zo omvangrijke bundel is mijns inziens een te ver gelegen ideaal, tenzij de exemplaarvergelijking geautomatiseerd zou kunnen worden. De mogelijkheden voor een dergelijke automatisering schijnen dichterbij te komen,Ga naar voetnoot12 maar voor deze editie heb ik nog afgezien van totale collatie. Deze keuze acht ik ook verantwoord, omdat de misschien bij totale exemplaarvergelijking nog aan te treffen verschillen naar alle waarschijnlijkheid alleen de correcties van de drukker-zetter te zien zullen geven, niet die van de auteur. Alleen in het geval van andere cancels zou de auteur misschien de hand in die correcties gehad kunnen hebben, maar andere cancels ben ik nog niet tegengekomen. Cancels ontdekt men nu eenmaal tamelijk snel, maar perscorrecties zijn | |
[pagina XVII]
| |
eigenlijk alleen maar volledig te inventariseren door middel van een totale collatie. Ik heb nog wel de beide opgemerkte perscorrecties opgevat als indicatoren voor mogelijke andere correcties in de drukvormen waarin ze voorkomen. Men was in de drukkerij immers toch al aan het corrigeren in die vormen en het kan dus zijn dat men daarin toen ook andere wijzigingen heeft aangebracht.Ga naar voetnoot13 Ik heb de desbetreffende vormen in de onderling verschillende exemplaren uit de ub in Leiden en de kb daarom geheel gecollationeerd, maar ik heb moeten constateren dat de gecollationeerde vormen in die exemplaren geen enkel ander verschil vertonen. Daarmee is weliswaar nog niet aangetoond dat er geen andere verschillen in deze vormen bij weer andere exemplaren aan het licht zouden kunnen komen, maar deze bevinding kan wel worden beschouwd als een indicatie dat er maar een geringe kans is op verrassingen door het ingrijpen van een drukker. De aan totale collatie te besteden tijdsspanne moet hier worden afgezet tegen de verwachtingen over de hoeveelheid en de aard van de misschien nog aan te treffen verschillen. Men kan nu eenmaal niet onevenredig veel tijd besteden aan onderzoek dat naar verwachting weinig en ook nog weinig betekenend materiaal zal opleveren. Ik acht de door mij gekozen oplossing daarom verantwoord: ik heb één exemplaar van de bundel, dat der Koninklijke Bibliotheek (signatuur 841 d 22), als basistekst aangemerkt en ik heb verder afgezien van collatie van dit exemplaar met een ander. Iedere eigenaar of gebruiker van een ander exemplaar van Six' Poësy kan dan vaststellen of zijn exemplaar nog verschillen vertoont ten opzichte van het door mij gebruikte.
Op dit exemplaar van Six' Poësy in de Koninklijke Bibliotheek is dus deze editie gebaseerd, maar zij volgt het exemplaar niet overal precies. Als editeur heb ik bepaalde aanpassingen en wijzigingen aangebracht die de tekst hebben gemaakt tot de leestekst die in het tekstdeel van deze editie wordt aangeboden.Ga naar voetnoot14 Ik heb bijvoorbeeld een regelnummering aangebracht, maar dit is niet de enige wijziging. De gedichten zijn voorzien van een volgnummer tussen vierkante haken (‘teksthaken’), teneinde de aansluiting van de commentaren in het commentaardeel bij de teksten in het tekstdeel duidelijker te laten uitkomen. In de oude druk is de titel van een gedicht soms geheel of gedeeltelijk cursief en vaak uit letters van uiteenlopende corpsgrootte gezet. In het tekstdeel van deze editie zijn de titels van de gedichten geheel in romein gezet en zijn de lettercorpsen teruggebracht tot één formaat kapi- | |
[pagina XVIII]
| |
taal. De woorden en namen die in de titels van de oude druk geheel in kapitalen zijn gedrukt, hebben in het tekstdeel een grotere kapitaal als eerste letter gekregen. In de bundel begint elke eerste regel van een gedicht met een grote initiaal, gevolgd door een kapitaal als tweede letter. Ik heb deze typografische conventie niet overgenomen. In het tekstdeel begint elke eerste regel met een kapitaal, gevolgd door een kleine letter. Een enkele maal kan zo'n tweede letter echter oorspronkelijk (dwz. in de kopij) bedoeld zijn als kapitaal, dat is niet uit te maken (bijvoorbeeld: O Heilge Pieter of O heilge Pieter in de eerste regel van gedicht no. [262]). Ik heb in dat geval gekozen voor een tweede letter in onderkast en vermeld in de commentaar de mogelijkheid van de kapitaal. In de druk is hier en daar de regelmaat van de wel en de niet inspringende versregels wat in het ongerede geraakt (bijvoorbeeld door de grote initiaal die de eerste twee regels naar achteren dringt of door een zetfout). Ik heb deze regelmaat steeds aan de rest van het gedicht aangepast zonder dit apart te verantwoorden. De zetter heeft verschillende malen een afkortingsteken gebruikt (bijvoorbeeld in gedicht no. [39], r. 1: spreekē). Ik los dit afkortingsteken altijd op (spreeken), eveneens zonder dit apart te verantwoorden. Van lange s-en maak ik op dezelfde wijze gewone s-en. De lijst met Drukfeilen uit de bundel, die dus zetfouten- èn auteurscorrecties bevat, heb ik ingevoerd in de teksten en ik heb daar steeds melding van gemaakt in een rubriekje volgend op de Annotatie bij het gedicht waarin de correctie voorkomt. Op grond van mijn interpretaties heb ik ook gemeend hier en daar emendaties te moeten aanbrengen in de teksten. Emendaties verantwoord ik, met opgave van de oorspronkelijke lezing, aan de voet van de desbetreffende bladzijde in het tekstdeel. De volgorde waarin de gedichten in het tekstdeel worden aangeboden volgt de volgorde in de bundel Poësy.
Er zijn, zoals gezegd, echter ook gedichten van Six van Chandelier waarvan de tekstoverlevering geheel of gedeeltelijk buiten de bundel Poësy ligt. De gedichten die in het geheel niet voorkomen in die bundel, zijn in een chronologische volgorde afgedrukt aan het einde van het tekstdeel, achter de laatste afdeling van de bundel van 1657.Ga naar voetnoot15 In de meeste gevallen zijn deze gedichten in slechts één versie overgeleverd. Van het drietal uitzonderingsgevallen (de gedichten no. [608], no. [609] en no. [610]) zijn twee versies bekend, maar de tweede versie van deze gedichten is een slaafse nadruk (met enkele storende drukfouten) van de eer- | |
[pagina XIX]
| |
ste, zodat die tweede versie in deze editie verder buiten beschouwing is gelaten.Ga naar voetnoot16 Van een beperkt aantal gedichten dat in de bundel Poësy is opgenomen, zijn één of twee eerdere versies bekend.Ga naar voetnoot17 Deze eerdere versies worden behandeld in een afdeling Varianten onder de Annotatie bij de desbetreffende gedichten. Bij geringe verschillen tussen de versies zijn de varianten vermeld in een gelemmatiseerd apparaat, waarin alleen ‘substantiële’ verschillen zijn opgenomen. Dit betekent dat per versregel alleen de verschillen tussen de versies worden aangegeven, waarbij verschillen uitsluitend in spelling of interpunctie buiten beschouwing blijven. Indien de verschillen tussen de versies ingrijpend zijn, wordt de oudere versie in haar geheel afgedrukt in de rubriek Varianten. In de Toelichting bij het gedicht wordt ingegaan op de overlevering van de eerdere versie. Een titelbeschrijving van de eerdere versie is bovendien opgenomen in de Lijst van geraadpleegde werken.
Indien men deze editie van gedichten van Six van Chandelier wil plaatsen in de door Kanzog voorgestelde en door vele editeurs en editietheoretici aangehouden vierdeling van editietypen (Archiv-Ausgabe, historisch-kritische Ausgabe, Studienausgabe, Leseausgabe),Ga naar voetnoot18 dan is zij vooral te karakteriseren als een studie-uitgave, als een teksteditie waarin de nadruk ligt op de (interpreterende) commentaar. Toch biedt deze editie ook, voorzover die mogelijkheid bestaat, inzicht in de ontwikkeling van de opeenvolgende versies van de teksten en zij mag in zoverre ook een historisch-kritische editie genoemd worden. De aard van de tekstoverlevering en de omvang van de geboden commentaar doen hier de balans echter wel zwaar naar één kant hellen. Deze editie is een studie-uitgave, waarin echter de presentatie van de ontwikkeling in de weinige overgeleverde tekstversies niet veronachtzaamd is. Kanzog verbindt aan zijn typologie ook een zeker waardeoordeel. Een historisch-kritische editie zou niet zozeer geplaagd worden door de subjectiviteit van het handelen van de editeur. Een studie-uitgave daarentegen, meent hij, ‘ist zeitbedingten Tendenzen unterworfen und bei aller philologischen Gewissenhaftigkeit Ausdruck dieser Zeit’.Ga naar voetnoot19 Een editeur van een wetenschappelijke editie zou er goed aan doen geen ‘interpretatorische Kommentare’ te schrijven.Ga naar voetnoot20 Een historisch-kritische editie zou dus een wetenschappelijke editie zijn en een studie-uitgave zou dit in veel mindere mate of niet zijn. De historisch-kritische editie | |
[pagina XX]
| |
zou zich richten tot de beoefenaars der wetenschap, de studie-uitgave tot de studenten.Ga naar voetnoot21 Ik zou dit onderscheid niet meer zo streng willen maken. Ricklefs heeft erop gewezen dat ook de editeur van een historisch-kritische uitgave subjectief is in zijn handelen.Ga naar voetnoot22 Ook een historisch-kritische Ausgabe is dus ‘zeitbedingten Tendenzen unterworfen’ en is dus ook ‘Ausdruck dieser Zeit’. Deze editie van de gedichten van Six van Chandelier mag dan een studie-uitgave zijn, zij is toch in de eerste plaats bedoeld voor een publiek van gespecialiseerde beoefenaars van de literatuurwetenschap en zij heeft wetenschappelijke pretenties. Op de commentaar en de daaraan toe te kennen status wil ik in het volgende hoofdstuk ingaan. |
|