28 |
een giftigh vuur: ‘een bliksemschicht’ (metaforisch voor: de boze plannen om Amsterdam aan te vallen) |
29 |
een vinnge donderstraal: metaforisch voor: de plotselinge ziekte en dood van de Prins |
30 |
hoovenpraal: luister van de hof |
31 |
Omslongh: Omverwierp (vgl. de annotatie bij r. 14) |
31-32 |
van [...] Voorts: die van ... vervolgens tot ... waren geworden |
32 |
niet een bit: niemendal (wnt ii, i, 1345, deze plaats) |
33 |
Noordens Oceaan: de Noordzee |
34 |
als met plaaten aan, Van silver: als het ware bezet met zilveren platen (schubben) |
35 |
riem, en stuur: dwz. vin en staart |
36 |
van vrouw Natuur: ‘en dat van nature’ |
37 |
Aalweeligh: Dat dartel was (wnt i, 29) |
|
het stil safier: het kalme saffierheldere (blauwige) water |
38 |
Bootseeren: Maken, Vormen |
39 |
loddre: vriendelijke (wnt viii, ii, 2542, deze plaats) |
|
loegh: lachte |
41 |
uit den waaterdans: op boven de dans van het water (de golving) |
42 |
't baakren: de koestering |
43 |
Zoo als: Toen was het, dat |
|
schierlik: eensklaps |
44 |
Den afgrond: De diepte |
45 |
oopen balch: gapende muil (wnt ii, i, 915) |
|
geschaapen op: die van nature was toegerust voor |
46 |
peeklig: zilte |
48 |
toogh: trok, zoog |
49 |
Daar: Er |
50 |
Van zulk verscheiden pluim gesoomt: Die een verenpak droeg van zo verscheidene veren |
52 |
bloemboket: bloemboeket (de spelling is in Six' tijd niet ongewoon, wnt iii, i, 573) |
53 |
vergaart: bijeengeplukt |
54 |
-aard: -aarde, -grond |
56 |
moedigh: onbevreesd, welgemoed |
58 |
den schalken vangers schalk: het vangtoestel van de sluwe vogelvanger. Het zelfstandig naamwoord schalc betekent oorspronkelijk ‘knecht’, en: ‘Het woord wordt overgedragen op bepaalde voorwerpen, die den dienst van een knecht verrichten’ (mnw vii, 260-261). Een ‘vangersschalk’ zou dus een hulpmiddel van een vogelvanger kunnen zijn (een val, een lijmstok, een strik enz.). Of is er sprake van een verdubbeling van het bijvoeglijk naamwoord (‘de sluwe vogelvangers met al hun listigheid’)? |
59 |
Zoo als: Toen was het, dat |
60 |
Onnoosel: Zonder het te beseffen |
|
raakt: raakte |
61 |
stiksiend: eigenlijk: bijziend, kortzichtig (wnt xv, 1678), maar in verband met ‘op zijn stik lettend’ (wnt xv, 1660) hier waarschijnlijk beter weer te geven met: waakzaam, op zijn taak berekend |