Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
[69] Aan Florencen.aant.De mond van alle man weet niet genoegh te looven
De goude vryicheit, heel sorgeloos in swangh,
Voor wie uw land bewoont, of door den ommegangh,
Syn vremde reisen neemt, van ondren, en van booven.
5[regelnummer]
Maar vryheit is de bron van alle quaad der hooven,
Meest soo se lyk een paard mach hupplen sonder dwangh.
Sy is een weel'ge boom, die van geen mes in langh
Besnoeit, maar schaaduwen, voor vruchten kan belooven.
Sy dartelt op uw grond, en lydt noch toom, noch wet,
10[regelnummer]
Gelyk ten tyde van aaloude Tiberynen,
Van 't weelich Asien, in vrye vree, besmet.
Men siet, Florencie, dees Son niet lange schynen,
Indien dat speelwyf, aan geen halsband, werd geset,
Maar eer uw heerlikheit, dan die van Room, verdwynen.
|
|