[285] Op de verdronken Diemermeer, aan den reiser (p. 473)
toelichting |
Bij springvloed en hevige noordwestenwind brak op 5 maart 1651 de Diemerdijk door: de Diemermeerpolder, in 1629 drooggelegd, stroomde vol. Ook de in die polder gelegen buitenplaats ‘Ceulen’ van Six' grootmoeder Catharina Jeheu liep schade op. Na de overstroming werd een bedrag van 2000 guldens voor herstelwerkzaamheden aan dit buiten uitgegeven ‘ten behoeve van Jan Six van Chandelier’ (Kruizinga, 1948, p. 128). Ruim een jaar na de overstroming was de polder weer drooggemalen. Op 15 juli 1652 trok een feestelijke optocht door de Diemermeer (Kruizinga, 1948, p. 58-61). Het gedicht staat op p. 352-353 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
2 |
Op dat ... besiet: dwz. Om het noord-westen van Europa te leren kennen |
3-4 |
En ... biedt: En die, als u de Amstel en het IJ ziet, aan hen de kroon zult geven, eerder dan aan de Tiber en aan de Spaanse rivieren |
5 |
wild: ‘ongedwongen’ (niet langer door de dijk weerhouden?) |
6 |
flus: onlangs, kort geleden |
7 |
toef wat, slechts: dwz. u hoeft slechts even te wachten |
|
wyl de weiden braaken: nu de weiden ongebruikt liggen, niet beweid worden (wnt iii, i, 1006, deze plaats) |
8 |
seght: zult zeggen |
|
|