| |
[286] Op de reise door Tirool, met Michiel Soetens schilder: aan den selven (p. 474)
toelichting |
In het voorjaar van 1651 was Six van zijn reis door Frankrijk, Spanje en Italië teruggekeerd, maar in de herfst van dat jaar reisde hij opnieuw naar Italië, nu door Duitsland en over de Alpen. Hij werd bij die reis vergezeld door de schilder Michiel Soetens. Over deze Soetens zijn mij niet veel bijzonderheden bekend. Hoogewerff noemt hem een schilder uit Den Haag. Hij zou in 1626 zijn geboren en in de leer zijn geweest bij Alexander Petit. Van 1650 tot 1656 zou hij in Rome zijn geweest, waar hij in de schildersbent zou zijn opgenomen met het alias ‘Spreeuwbek’, al voorziet Hoogewerff deze laatste bewering van een vraagteken (Hoogewerff, 1950, p. 92-94; Hoogewerff, 1952, p. 143). Kennelijk heeft hij zich, niet zeer precies, op Six' gedichten gebaseerd. De gelijkstelling Soetens-‘Spreeuwbek’ zal zijn ingegeven door gedicht no. [468], r. 51, maar daar behoeft Soetens in het geheel niet bedoeld te zijn. Het genoemde jaar van Soetens' afscheid uit Rome zal teruggaan op deze gelijkstelling. Soetens' geboorteplaats en zijn leermeester Petit worden genoemd in het hier behandelde gedicht (r. 5 en r. 205). Hoe Hoogewerff aan Soetens geboortejaar is gekomen kan ik niet zeggen. In datzelfde jaar 1626 zou een ‘Michgyel Soetens’ een bedrag van twintig stuivers hebben betaald aan het Sint Lucasgilde in Den Haag (Obreen iv, 1881-1882, p. 319). Deze ‘Michgyel’ zal een familielid (de vader?) van Six' reisge- |
| |
| |
|
noot zijn geweest. Het door Bredius bij de veiling Van Pappelendam (1889) bestudeerde kinderportret met de signering ‘M. Soetens (?) 1634’ kan van diens hand zijn (Bredius, 1889, 604-606). Six' reisgenoot zal het niet geschilderd hebben, anders had Six hem in dit gedicht van 1651 geen jonge schildergeest (r. i) meer kunnen noemen. Voorzover ik weet is er verder geen werk van een Michiel Soetens bekend. Uit Worps aantekeningen bij zijn uitgave van Huygens' gedichten is mij een Cornelis Michielsz. Soetens bekend geworden, die penningmeester van Delfland was en in Scheveningen ‘eene kleine villa’ bouwde. Hij heeft in 1662 een rol gespeeld bij de voorbereidingen voor de aanleg van de ‘Zeestraat’ van Den Haag naar Scheveningen. Worp noemt hem ‘een zoon van den schilder’ (Huygens viii, p. 44, noot). Dit gedicht staat op p. 353-359 van Six' Poësy. In een later geschreven sonnet (no. [86]) neemt Six veel terug van de waarderende woorden die hij hier wijdt aan Tirool. |
|
annotatie |
|
|
1 |
schildergeest: vernuftige schilder |
2-3 |
In ... Geoeffent: Vaardig in ‘beeldwerk’, maar bovenal in landschapswerk. Met ‘beeldwerk’ bedoelt Six waarschijnlijk ‘afbeeldwerk’, portretkunst, maar het is ook mogelijk dat Soetens werkte naar (kopieën van) Antieke beelden. |
3 |
dies: met het oog daarop |
|
landery: landstreken |
4 |
het Y: Amsterdam |
5 |
den hoofschen Haagh: de hofstad Den Haag |
6 |
graagh: ernaar uitziende |
7-8 |
van ... veranderingh: uit het verschil tussen de ene en de andere streek de gevarieerdheid van de aarde af te lezen |
9 |
dat leeven: die levendige variaties |
|
soet en eel: fraai en edel |
10 |
Te bootsen: Na te bootsen |
|
braaf: kunstig |
11 |
op Duitsch viergevoet: op Duitse (huur)paarden |
12 |
oovervloedt: overvloeit |
13 |
dartelheit: overmatige pracht |
14 |
eer heerschster: vroeger de heerseres, nl. in de tijd van het Antieke Rome |
|
binnen leit: in gelegen is |
15 |
Noch heerschster: Nog altijd heerseres, meesteres |
|
meest: vooral |
|
het hart: nl. van het hart van degenen die Rome willen bereizen, in casu Soetens |
16 |
Waardeerster van het schilderbard: Zij, die het schilderpalet bemint (wnt xiv, 668, deze plaats), of: het schilderij, de schilderkunst (via bard: ‘paneel’, vgl. r. 77)? |
17 |
Aanhoudster van: Zij, die ... bij zich houdt, die ... aan zich bindt (vgl. wnt i, 178) |
|
die konstge bend: die schildersbent (vgl. de Toelichting bij gedicht no. [260]) |
| |
| |
18 |
De seilsteen: De magneet |
|
ment: dwingt te gaan (en wel te paard) |
20 |
En keurt dat mee niet voor uw school: En waarom beschouwt u die landstreek niet eveneens als een leerschool voor u als schilder |
21 |
loot: loodstift of potlood |
22 |
Te leesen: Een verzameling indrukken vast te leggen (vgl. lezen: vergaren). In woordspel bedoelt Six ook: als in een leerboek te lezen (vgl. school). |
|
in den herrefst tyd: al is het dan herfst (vgl. lezen: ‘bloemen plukken’) |
23-25 |
Wat [...] Van bergen, meenigh schoon gesicht: Hoevele fraaie berggezichten, berglandschappen |
24 |
Nu bar, dan groen, weersyds een heg: Nu eens kaal, dan weer met groene begroeiing aan weerszijden |
26 |
Dat wis veel schilders heeft verplicht: Waaraan vele schilders vast en zeker veel te danken hebben |
27 |
daar: nl. in Rome |
|
d'aaloudheit: de Antieke oudheid |
28 |
En grootsche nieuwheit: Evenals de trotse moderne tijd |
28-29 |
op gehaalt Ten Heemel: naar de hemel omhooggebouwd (wnt xi, 779), hetgeen Rome voorstelt als een tweede Babel |
29 |
hof: paleis |
30 |
van konstge stof: met kunstig bewerkte materialen gebouwd |
31-34 |
Of zyn [...] Alleen weergaaloos daar gestelt: Komen ... soms alleen daar voor, zonder elders hun weerga te hebben? |
31 |
op dien boôm: in dat land |
35 |
Vermaakelyk: Heerlijk |
|
hoe!: wat nu? |
36 |
wellustigh: prachtig, maar ook: met wellust gevuld |
|
dit: nl. deze bijzondere lof voor Rome |
37 |
Lydt dat: Kan ... dat verdragen |
37-38 |
des Hertoghs gaalery, En prachtige kapel: dwz. de Galleria van het Palazzo degli Uffizi en de Medici-kapel in de San Lorenzo (vgl. Frank-van Westrienen, 1983, p. 278-279) |
38 |
vry: stellig |
39 |
Trotseeren: Wedijveren met, Niet onderdoen voor |
40 |
Met landschappen, van steen, gewracht: Met hele uit steen gebouwde landschappen (die men zou kunnen vergelijken met de in r. 31 genoemde uitsichten) |
41-42 |
Alverwigh, uit der zee, en aard [...] vergaart: In alle kleuren bijeengebracht van de zeebodem en uit steengroeven |
42 |
Gelyk met een penceel vergaart: Alsof die landschappen met een schilderspenseel vergaart (samengesteld) waren |
43 |
Daar: Terwijl ... toch |
|
hof, en stad van Medicis: de regeringszetel der Medici, Florence |
44 |
Bonarottes handen: werken van Michelangelo |
45 |
zoo veel geesten: evenveel geleerden en kunstenaars |
|
heeft gevoed: dwz. heeft gehuisvest, binnen zijn poorten heeft gehad |
46 |
gebroedt: voortgebracht. Bedoelt Six dat Florence evenveel geesten heeft voortgebracht als de rest van Italië, of dat alle geesten van Italië in Florence vertegenwoordigd zijn door hun werken? |
| |
| |
47 |
onlykbre: weergaloze |
48 |
Om uw Kampaanschen vruchtbren throon: Wegens uw ligging in het vruchtbare Campania |
49-50 |
met ... klooft: staande op de kop van het hellebeest zijn kaken opengesperd houdt, dwz. gesitueerd bent bij de ‘mond van de hel’, de Vesuvius (vgl. gedicht no. [79], r. 10) |
51-52 |
Ghy ... hebt: Gij, die kastelen in de lucht hebt ‘ondergebracht’, èn: Gij, die ‘luchtkastelen’ op bergen hebt geplaatst. Six doelt op het op een hoge rots gelegen Castel S. Elmo, dat uitoorent boven de stad. |
52 |
het soute vocht: het water van de Middellandse zee |
53 |
Met soet ontsprongen nat vermeert: Vermeerderd met zoet bronwater. Napels had zelf geen bronnen, maar het water werd reeds in de Oudheid van buiten de stad aangevoerd door een uitgebreid netwerk van waterleidingen en aquaducten. De bijzonderheid van dit systeem zal Six hebben ingegeven het detail te vermelden. Volgens hem zou de waterleiding dus uiteindelijk in zee uitmonden (vgl. Beloch, 1890, p. 70-72). |
54 |
muur en oever: kademuur |
55 |
staage: durende. In Napels is het, naar Six' beoordeling, heel lang lente. |
56 |
Kristus lekkre traanen: de lekkere Lagrime Christi, de wijn van de Vesuvius |
57 |
Van Bacchus stok: Van de wijnstok van de wijngod |
59 |
granaat: granaatappel |
60 |
duure wormen: nl. rupsen die dure zijde opleveren |
|
saad: de eieren van de rupsen |
61 |
gemarmert: met marmere gebouwen volgebouwd |
62 |
Laat ghy aan Innocent den prys: Staat u toe dat paus Innocentius x met de eer gaat strijken? |
63 |
Daar: Terwijl ... toch |
63-64 |
van Titiaan, En Cimabu: wegens het werk van Titiaan en van Giovanni Cimabue. Werk van Titiaan is bijvoorbeeld te vinden in de S. Domenico Maggiore in Napels. In de Loffredo-kapel in de S. Maria Donna Regina zijn fresco's aangebracht door (leerlingen van) Cimabue. Welke van de vele Napolitaanse kloosters Six op het oog heeft kan ik niet zeggen. Mogelijk waren daar in zijn tijd ook nog (later verloren gegane of verplaatste) werken van Cimabue en Titiaan te zien. Blijkens het metrum is Titiaan hier tweelettergrepig. |
64 |
gaaloos: weergaloos, uniek |
65 |
seit: heeft ... (hierop) te zeggen |
|
de goude en syde Stad: de stad van de goudsmederij en zijdeproduktie, Milaan |
66 |
rysbre landen vlak, en plat: vlak platteland dat rijst oplevert (vgl. wnt xiii, 403). Frederiks, 1883, p. 261 wil dit rysbre opvatten als ‘reisbare’, maar geeft daarbij geen nadere toelichting (vgl. ook wnt xii, iii, 1750, deze plaats: ‘Geschikt om er door of over te reizen, bereisbaar’). In de omgeving van Milaan werd inderdaad rijst verbouwd. |
67 |
zoo sorgloos sterk gevaart: zo geruststellende zware versterking. Six bedoelt het kasteel Sforza (het Castello Sforzesco), een fort in het noordwesten van de stad. |
68 |
van duisenden bewaart: door duizenden soldaten bewaakt |
| |
| |
69 |
Die Spaans beminnen, voor het Frans: Die meer van het Spaans dan van het Frans houden. In de zestiende eeuw was Milaan onder Spaans-Habsburgs bewind gekomen, maar de Franse koningen meenden dat Milaan hun toekwam wegens hun afstamming van de Visconti's, de heersers over Milaan tot in de vijftiende eeuw. In de stad moest men dus waakzaam blijven, om niet bij verrassing bij Frankrijk ingelijfd te worden. |
70 |
Braggeerende, op een hoogen trans: (haar [...] gevaart), Dat praalt met een hoge toren (wnt iii, i, 991, deze plaats) |
71 |
Die met het oogh, naa stad, gewendt: (een hoogen trans), Die, met de voorzijde naar het centrum van de stad gekeerd. De toren staat aan de zuidoostelijke zijde van het fort. De oorspronkelijke toren was in 1521, bij een buskruitontploffing, in de lucht gevlogen en daarom zal Six de toren bedoelen die gebouwd is door de Spanjaarden bij de ingrijpende verbouwingen van het fort in de zestiende en zeventiende eeuw (Visconti, 1937, p. 435). De huidige toren, gebouwd in 1904, is een reconstructie van de oorspronkelijke, bij de ontploffing verwoeste toren. |
72 |
met koopre toomen ment: dwz. aan zich onderwerpt met ‘koperen tomen’ (metaforisch voor: kanonnen) |
73 |
Die met den rugh naa d' Alpen kykt: waarschijnlijk met de implicatie: ‘Maar die niet beseft hoezeer zijn luister wordt overschaduwd door de zoveel hogere en indrukwekkender Alpen’. De voorzijde van het Castello Sforzesco was (en is) dus duidelijk gebouwd in de richting van het centrum van Milaan. Six zal dit feit zo nadrukkelijk hebben vermeld, om daarmee duidelijk te maken dat uit de bouw van het fort al bleek dat het niet slechts een verdedigingswerk tegen aanvallen van buitenaf was, maar dat het zeker ook (en waarschijnlijk zelfs eerder) een dwangburcht voor Milaan was, wat inderdaad de bedoeling van de oorspronkelijke bouwers was geweest (Visconti, 1937, p. 330). |
75 |
Werd dat bekent: Wordt dat dan beaamd, dwz. Zoudt u dan toegeven dat Rome uitsteekt boven de andere steden (vgl. r. 27-34) |
76-77 |
Van ... papier: Die toch verrijkt bent met de panelen en tekeningen van Caravaggio en Correggio. In de Pinacoteca Ambrosiana te Milaan hangt een fruitstuk van Caravaggio en in de schilderijenzalen van het Castello Sforzesco is een aantal werken van Correggio ondergebracht, maar ik weet niet of Six juist deze werken bedoelt. Van Correggio zijn ook werken in de Pinacoteca di Brera te Milaan, maar dit museum werd eerst in de Napoleontische tijd gebouwd. Van tékeningen van Caravaggio of Correggio (in een particuliere collectie of in de Biblioteca Ambrosiana?) is mij niets gebleken. Het is merkwaardig dat Six juist deze kunstenaars met Milaan verbindt. Caravaggio was dan wel dicht bij Milaan geboren, maar werkte te Rome en Napels en Correggio was veel duidelijker verbonden met Parma. Vreemd genoeg laat Six Leonardo da Vinci hier onvermeld. |
78 |
Ook loochent dat de Ligurier: Ook de inwoner van Ligurië (de streek rond Genua) ontkent dat |
80 |
Toen: de hoofdzin volgt eerst in r. 93. |
81 |
uw knie, of halven ringh: uw gebogen, enigszins komvormige kustlijn |
| |
| |
82 |
Van wit arduin: dwz. Bebouwd met wit-marmeren huizen. De haven van Genua wordt door de stad in een halve cirkel omsloten. De belangrijkste gebouwen in de stad zijn merendeels opgetrokken uit het vermaarde blanke Ligurische marmer. |
84 |
schuiner slinks: links meer langs hellingen |
85 |
Langhs 't omgemuurt geberghte: Tegen het gebergte op, dat de stad als met een muur omgeeft |
85-86 |
schoon Opgaande: (en) dat fraai oploopt |
86-87 |
en ... vrucht: en dat veel tuinen en boomgaarden met een veelheid aan vruchtsoorten aaneenvlecht als tot een krans (boven de stad) |
88 |
begeurend met een lucht: die geuren laten overwaaien naar |
89 |
dat: nl. die geur (vgl. wnt viii, ii, 3112, lucht: ‘een enkele maal onz. gebruikt’) |
90 |
uit het aardevat: uit het wierookvat dat de aardbodem dan wel lijkt |
91 |
Ontsteeken: Opgewarmd (door de zon), en, in verband met de metaforiek van offert en aardevat: ‘Aan het gloeien gebracht’ |
|
gluurt: gloeit (vgl. wnt v, 169: ‘De oorspronkelijke beteekenis: gloeien, en daarna: glimmen, glinsteren was [...] in de 17de eeuw nog niet geheel vergeten’ en vgl. ook Six' samenstelling scharlakengluur in gedicht no. [241], r. 25) |
93 |
Zoo: Toen (vgl. r. 80) |
96 |
Bevond ik Kooninglyk de stad: Scheen mij de stad wel een koninklijke hofstad toe |
97 |
van veel: met toch (vgl. beknopt) vele rijkdommen |
99 |
net bemaalt: fraai beschilderd |
|
self: zelfs |
|
Urbyn: Rafaël (da Urbino) |
100 |
Bekkafurn: Domenico Beccafumi (1486-1551). De spelling van de naam is geen eigenaardigheid van Six' tekst alleen: Van Mander, 1604, fol. 142 recto noemt de schilder ‘Beccafurni’, hoewel het register van het Schilder-Boeck ‘Beccafumi’ leest. |
103 |
looft: zal het erop houden, dat ... (looft: gelooft), of: zal met lof verkondigen, dat |
|
de moeder van geluk: Vrouwe Fortuna |
104 |
seevenmaal een wonderstuk: zeven wonderwerken, dwz. alle wereldwonderen, maar dan te Genua samengebracht |
105-106 |
Al ... oogh: Hoe fraai en hoogverheven de Romein ook pronkt, elke plaats heeft wel iets dat in het oog springt (vgl. wnt x, 2281, oog: ‘Uitzicht, voorkomen van iets dat waargenomen wordt’) |
107-108 |
De ... konst: Zij die alle dingen en (uiteindelijk toch ook) kunst voorbrengt, dwz. De natuur |
108 |
sonderlingh: speciaals, aparts |
110 |
al het schoonst: alle allermooiste dingen |
110-112 |
niet ... hoek: niet (exclusief) voor één landstreek bestemd en niet binnen de nauwe grenzen van één landstreek gehouden |
112 |
een verstand: één begaafd wezen |
114 |
Den grysen Leeuw: De oude stad Venetië (met de leeuw van Markus in zijn wapen) |
115 |
Bekryght van Turken ongenaa: Aangevallen door de haatdragende Turken |
| |
| |
116 |
Om: Omwille van |
|
't hondertsteedigh Kandia: het ‘honderdstedige’ eiland Kandia (Kreta). De Turkse invasie op Kandia had in 1645 plaatsgevonden. De daaropvolgende oorlog zou nog tot 1669 duren en aflopen met een overwinning voor de Turken. Reeds bij Homerus (Ilias ii, 649) heet Kreta '∊καιόμπολις (‘honderdstedig’). |
117 |
In zee sien: In de lagune zien liggen |
|
als een Halcioon: als een halcyoon, een zeezwaluw (een op een drijvend nest broedende stern). Ovidius' Metamorphoses xi vertelt het verhaal van de in een zeezwaluw veranderde Alcyone. ‘Halcyoon’ wordt ook wel gebruikt als aanduiding voor de ijsvogel. |
118 |
een: één |
|
maar veele: maar op vele nesten. Venetië is gebouwd op meer dan honderd eilandjes. |
121 |
sint Mark: nl. Venetië (naar Markus, de patroon van de stad) |
122 |
syn trotse kerk: de San Marco |
124 |
Van kleurge glaasjes saamgelascht: ik denk dat Six bedoelt: ‘Uit kleurige stukjes glazuurwerk samengesteld’ en dat hij dus niet de glas-in-loodramen, maar de befaamde mozaieken van de San Marco op het oog heeft (vgl. ook glaase in r. 179, hieronder) |
125-126 |
aan [...] verlet: tijd laat besteden aan, laat gaan over |
125-126 |
Tintoret En Palmaas schilderkonst: Tintoretto en de schilderkunst van Giacomo Palma (il Vecchio, 1477-1528), of Giacomo Palma (il Giovane, 1544-1628). Werk van deze kunstenaars is op vele plaatsen in Venetië te vinden. Van Tintoretto zijn in de Scuola di San Rocco niet minder dan 56 werken te zien, waaronder ook plafondschilderingen en fresco's (die zich daar in Six' tijd dus al bevonden). De mozaieken in de San Marco zijn voor een deel gemaakt naar cartons van Tintoretto's hand. Van Palma de Oudere is in de Santa Maria Formosa een heilige Barbara te zien en in de Raadszaal van het Dogepaleis zijn behalve vele schilderingen van Tintoretto en andere kunstenaars ook werken van de jongere Palma aangebracht. Ik noem deze plaatsen slechts als voorbeelden: ook elders in de stad zijn vele werken van de drie schilders te bezichtigen. |
127 |
teiknen: tekenen |
128 |
't volleert penceel: dwz. de schilderkunst van de volleerde kunstenaar. Six kon zich bij deze voorstelling van zaken beroepen op Carel van Mander, die in zijn Den grondt der edel vry schilder-const (1604) voorschrijft: ‘Brengt van Roome mede teyckenen zedich, En 't wel schilderen van de stadt Venedich, [...]’ met als aantekening in de marge: ‘Te Roome leertmen teeckenen ende te Venetien schilderen’. Miedema ziet deze passage bij Van Mander in verband met ‘de controverse tussen de Tosco-Romeinse opvatting (“disegno”) enerzijds en de Venetiaanse (“colorito”) anderzijds’ (Van Mander, 1973, i, p. 96 en ii, p. 415). |
129-141 |
Daar naa [...] Daar zal [...] Niet min behaagen: Daarna ... zal daar ... (u) niet minder bevallen |
129 |
het vorder pad: de verdere weg (nl. van Venetië naar Rome) |
130 |
vordren: vervolgen |
132 |
Uitbronnende: Die ... doet ontspringen |
|
den kleinen Rhyn: nl. de Reno |
| |
| |
133 |
de hende muuren: de nabije (dichtbij de Apennijnen gelegen) stadsmuren (wnt vi, 481, deze plaats) |
134 |
Waar in: Waarbinnen |
|
woelt: bedrijvig is (of: zich opstandig gedraagt, bijvoorbeeld tegenover de pauselijke regering van Bologna? De stad was voorheen een republiek geweest.) |
135 |
vet: vruchtbaar |
135-136 |
om boogh, En laagh: langs hellingen en in dalen |
|
en binnen boogh, aan boogh: en, binnen de stad, de opeenvolgende bogen (boogh, aan boogh is, samen met 't vet landtapyt, subject bij zal [...] Niet min behaagen, r. 135-141). Six doelt op de overdekte galerijen in de straten van de stad. Deze arcades golden als een bezienswaardigheid van Bologna (Frank-van Westrienen, 1983, p. 299). |
137 |
roo gebakken steen: rode baksteen |
|
waar op: waarboven |
138 |
klimmen, in het top: zich verheffen |
139 |
Waar onder: En waaronder (vgl. waar op) |
|
ieglyk drooger gaat: eenieder geheel droog kan lopen |
140 |
oopen straat: dwz. het onoverdekte deel van de straat. De arcades waren dus aan weerszijden van de straten aangebracht. |
141-142 |
met het koor Van sint Dominikus: evenals het koor in de S. Domenico in Bologna |
142-143 |
door Een gaauwen Paap: door de vaardigheid van een monnik |
143 |
eel: edel |
144-145 |
een houten tafereel, Uit Kristus boek: dwz. een met hout ingelegde bijbelse voorstelling. De koorbanken zijn door Fra Damiano (zestiende eeuw) met verschillende gekleurde houtsoorten ingelegd (in zgn. intarsiawerk). |
145 |
dat: vat zoo (r. 143) op |
|
seeker vorst: nl. Karel v, die het inlegwerk voor een schildering hield en het daarom aan een proef met zijn dolk onderwierp. Ik vond de anecdote vermeld in Hentzner, 1612, p. 244. |
146 |
schrabben dorst: er niet voor terugschrok er iets af te schrapen (wnt xiv, 978-979, deze plaats) |
147-148 |
na ... Franciaas: naar het werk van Francesco Primaticcio en Francesco (of diens zoon Giacomo) Francia. Van de Francia's zijn nog vele altaarstukken in Bologna te bezichtigen (bijv. in de S. Giacomo Maggiore en de S. Cristina), maar van Primaticcio kon ik in Bologna slechts één werk terugvinden, een schilderij in de Pinacoteca aldaar. Blijkens het metrum is Franciaas hier tweelettergrepig. |
149 |
wat verswygh ik: hoeveel laat ik nog onvermeld! |
149-150 |
dees bei Godinnen: deze beide godinnen, nl. Venetië (r. 113-128) en Bologna (r. 129-148) |
150 |
in den seevenrei: in het koor van zeven godinnen (behalve deze steden dus: Rome, Florence, Napels, Milaan en Genua) |
151 |
Van veele Nimfen opgewacht: Die worden opgewacht door vele nimfen, dwz. Die zich voegen bij de groep van vele (andere) steden |
152 |
min: minder |
153 |
Dees belgen 't sich: Dezen zullen boos zijn |
| |
| |
154 |
haar: hen |
|
kleinachtende: geringschattend |
156 |
die haast dween: die binnen korte tijd verdwijnt (wnt iii, ii, 3742, deze plaats) |
157 |
zoo: als |
|
in het herssenvat: dwz. slechts in het vat van uw herinnering |
158 |
Die weesens: De aanblik van die steden en hun schatten |
|
afgeteikent bad: had vastgelegd (dwz. had opgeslagen) |
160 |
Dat eeuwen duurt, 't geheugh versterft: Hetgeen (‘In een afbeelding die’) eeuwen blijft bestaan, terwijl de herinnering afsterft (wnt iv, 858) |
162 |
verdrietsaam: tot uw verdriet |
163-164 |
't ooverloopen ... Mein: de genoeglijke bootreis over de Rijn van Keulen tot aan de Main (tot aan Mainz), die u weinig bewust hebt gedaan (ooverloopen kent beide aspecten: ‘over iets heengaan’ en ‘ergens vluchtig aan voorbijgaan’, wnt xi, 1866) |
165 |
Gelyk het morgen byten zal: Zoals het (nl. 't Berouw) morgen nog feller zal knagen |
166 |
Ten einde: Aan 't einde, Bij het verlaten |
167 |
soet: lieflijk |
167-168 |
werd ons [...] opgedaan: zullen we ... zien liggen (‘zal ons ... geopenbaard worden’, wnt xi, 438) |
167 |
Bolsaan: Bolzano |
168 |
laagh: in de diepte, in het dal |
169 |
rype: Soetens en Six reizen immers in de herfst |
169-170 |
tuschen hei 't Geberght: nl. tussen de Sarnthaler Alpen en de Dolomieten. Tussen deze gebergten stroomt de Eisack, of Isarco, waaraan Bolzano ligt. |
170 |
dat weinigh leedigh lei: die er zeer welbegroeid bijliggen (vgl. wnt viii, i, 1220, ledig: ‘Van terreinen. Onbebouwd’). Hoogewerff, 1950, p. 93 leest hier (met een emendatie?): dat weinigh leegher lei en annoteert: ‘lager is gelegen’, maar dit lijkt mij in strijd met de feiten: het gebergte ligt wel degelijk lager dan de Brander. |
171 |
den Brander: de Brenner |
171-172 |
booven bleek, Met sneewge kruinen: die van boven wit is met besneeuwde toppen |
172 |
achterweek: achter ons is komen te liggen |
173 |
op: omhoog |
174 |
langs 't bedende top: langs de met dennen begroeide helling |
175 |
Wat: Hoevele |
177 |
spiegelt sich [...] daar in: schittert ... in die waterval (sich spiegelen in verzwakte betekenis) |
178 |
dat veelverwigh tin: die veelkleurige daken van de huizen (wnt xvii, i, 173; het tin hier als collectivum) |
179 |
Der glaase pannen: Bestaande uit geglazuurde dakpannen |
181 |
bult: uitsteeksel (wnt iii, i, 1886), nl. toren |
184 |
doolhooft sich: slingert ... zich in de vorm van een doolhof (de afleiding niet in het wnt) |
185-186 |
Hier ... hoogh: Hier kan men naar de eis van de kunst een schilderij maken met enkel ‘gehoogde’ en ‘gediepte’ partijen. Six bedoelt de schil- |
| |
| |
|
derkunstige termen ‘hogen’ (met lichtere verf accentueren) en ‘diepen’ (met donkerder tinten doen terugwijken, wnt iii, ii, 2572 en vi, 1029), maar maakt daarbij een toespeling op het hoogteverschil in het landschap. |
187 |
den Arn: de Arno, waaraan Florence ligt |
|
den Eridaan: de Eridanus of Padus, de Po |
188-189 |
na 't goud getraan Des Taags: dwz. naar het water van de Taag, dat gouddeeltjes bevat |
189 |
Betis boorden: de oevers van de Guadalquivir (de Antieke Baetis) |
190-191 |
oover Rhyn gereên, En Donauw: via de Rijn en de Donau ... gereisd. Een deel van de reisroute door Duitsland kon men dus varend over deze rivieren afleggen. |
191 |
naa den hrugh der In: naar Innsbruck |
192 |
Ghy zult verandert zyn van sin: Dan zult u uw mening gewijzigd hebben |
193 |
met: evenals |
195 |
slechter: lelijker (Tirool is dus zeker niet het lelijkst) |
196 |
Begreep dit Soetens lust: Als deze redenering het verlangen van Soetens kon beïnvloeden (‘Als dit vat kon krijgen op Soetens verlangen’) |
|
hy liet: dan zou hij ... laten |
197 |
van achter, sonder haair: ‘die geen haar op zijn achterhoofd heeft’, dwz. waarop men geen vat meer kan krijgen als hij voorbij is. Vgl. de iconografie van ‘Occasione. Gelegentheyt’ in Ripa, 1644, p. 146: ‘[...] een naeckte Vrouwe [...] met hayren die haer over 't voorhoofd gespreyt hingen, sulx dat de necke gantsch kael en ontbloot was [...]’. |
198 |
maar nam het voorhoofd waar: maar zou de kans waarnemen en zijn aandacht richten op ‘het voorhoofd van de tijd’ (de tijd van nu; letterlijk: het ogenblik) |
199 |
wyl: nu (de hoofdzin volgt eerst in r. 207) |
|
niet te suimen hoopt: hoopt zijn tijd goed te kunnen besteden (niet in de zin van r. 196-198, maar door zo snel mogelijk naar Rome te reizen) |
200-202 |
Maar ... winnen: Maar hoopt een edele bijnaam te verwerven, zonder dat dat een gunstbewijs zal zijn, in de stad waar men alle schilders een naam (een alias) geeft (vgl. de Toelichting bij gedicht no. [260]) |
202 |
door geleerde kunst: maar met kunst die blijk geeft van zijn verworven meesterschap (dit als uitleg bij sonder gunst) |
203 |
Als Uitrechts Bot: Zoals de Utrechtse schilder Jan Both (± 1615-1652) of zijn iets minder bekende broer Andries (1612- ± 1641), beiden van ongeveer 1635 tot 1641 in Italië. Andries is in Venetië verdronken (Blankert, 1978, p. 109-115). Hun bentnamen zijn niet overgeleverd (Hoogewerff, 1952, p. 132-133). |
|
als Haarlems Laar: zoals ook de Haarlemmer Pieter van Laer (1599-na 1642), mogelijk reeds in 1625 in Rome. Hij keerde in 1639 terug in Haarlem. Zijn bentnaam luidde, naar zijn gestalte, Bamboots of Bamboccio, ‘onbeholpen pop’ (Hoogewerff, 1952, p. 138; Blankert, 1978, p. 92-94). Six' vermelding van juist Bot en Laar houdt kennelijk ook verband met de toevalligheid van hun betekenisdragende achternamen, die op zichzelf al bentnamen lijken (vgl. bijvoorbeeld de bentnamen Zeehaan, Pekelharing, Den Eikenboom en Rozelaar in Hoogewerffs catalogus van bentvogels: Hoogewerff, 1952, p. 131-147). |
| |
| |
204 |
Als Krabbetje den Yenaar: Zoals de Amsterdammer Jan Asselijn (±1615-1652), tussen de jaren 1635-1644 in Italië. Zijn bentnaam luidde Krabbetje, omdat zijn linkerhand klauwachtig vergroeid was. Uit archiefmateriaal blijkt dat hij afkomstig was uit ‘Diepen’, wat volgens sommigen zou slaan op Dieppe, volgens anderen op Diemen (waarbij men wijst op het ‘Nieuwe Diep’ of misschien zonder meer ‘Diep’ nabij die plaats). Blankert merkt op: ‘In dit verband lijkt het ons ook van betekenis dat Six van Chandelier in zijn Poësy, uit 1657, melding maakt van Asselijn als Krabbetje den Yenaar [...]’ (Blankert, 1978, p. 129-131). Six' aanduiding kan uiteraard ook alleen slaan op Asselijns woonplaats. |
205 |
En als Petit, mee van den Haagh: En zoals Alexander Petit of Le Petit, die ook (nl. net als Soetens) uit Den Haag afkomstig is. Volgens Hoogewerff waren Petits jaartallen 1612-1659 of 1660. Op grond van archivalia dateert hij zijn verblijf in Rome in de jaren 1635-1637, maar meldt elders in zijn boek: ‘Het staat niet vast dat hij Italië bezocht’. Zijn alias is niet bekend. Van zijn werk is slechts ‘een heroïsch landschap in den trant van Jan Both, n. 59 van de “Schlossgalerie” te Bamberg, gesigneerd Alexander Petyt f.’ teruggevonden. Bredius vermeldt Petit als schilder van kleine landschappen. Hij heeft een ‘Schüleratelier’ gehad (Bredius, Künstler-Inventare v, p. 1549-1575; Hoogewerff, 1952, p. 88-89 en p. 141). |
206 |
Syn Meester, tot het schildren traagh: Zijn leermeester, die zelf maar moeizaam tot schilderen komt (?) |
207 |
Zoo seegen hem: Mag ... hem tot een zegen strekken (vgl. de annotatie bij r. 199) |
208 |
onbevreest: zonder zorgen (bepaling bij heen, en weerreis) |
209 |
de beste hand: de grootste schilder |
|
|