|
plank waarop het papier voor een tekening werd vastgezet. De gelijkenis van de handtekening overtrof dus zelfs het waarheidsgetrouwe van de tekeningen van Hendrick Goltzius (1558-1617) en Joachim von Sandrart (1606-1688). |
21 |
Dies: Daarom |
|
de Burgerheeren: de magistraat |
22 |
't weeghhuis: de Waag |
22-23 |
vereeren, Een eer: huldigen met een eerbetoon |
24 |
Een tuchtich leersaam speeltooneel: Een verheffende leerzame toneelopvoering (tuchtich uiteraard ook in een toespeling op de tuchtiging) |
25 |
op staaken: op een stellage, een podium |
26 |
't afgebrand stadhuis: het oude stadhuis was in de nacht van 6 op 7 juli 1652 afgebrand (vgl. gedicht no. [305]) |
27 |
een blydaard: een vrolijk personage (vgl. wnt ii, ii, 2831, deze plaats), nl. de beul |
28 |
droevigh volk: een ‘koor’ van bedroefden (de veroordeelden). Voor een ‘justitiedag’ spaarde men een aantal gevallen op (Van Eeghen, 1954 a, p. 121). |
29 |
Die: vat zowel blydaard als volk op (vgl. het getal van lachte en treurden, r. 30) |
|
gebeurden: gebeurde |
30 |
Verbeelden: Uitbeelden |
31 |
gispte: geselde (wnt iv, 2391) |
|
brandde: brandmerkte |
32 |
des rechters klingh: het zwaard van de scherprechter |
33 |
schouburgh: toneel, podium (wnt xiv, 958) |
|
maakelaar: handelaar (in obligaties) (vgl. wnt ix, 109) |
34 |
den baakelaar: de laurier, lauwertakken (wnt ii, i, 878 noemt het gebruik van het woord hier ‘Oneigenlijk, en minder nauwkeurig’), vgl. lauwerkrans (r. 4) |
35 |
gekruifden: gekrulde |
36 |
draaisel van de hennipvlok: ineengedraaid vezelmateriaal van hennep, dwz. het touw van de strop |
37 |
Van 't hoofd af: Van bovenop zijn hoofd naar beneden. De ‘lauwerkrans’ was de gehuldigde dus als het ware over de oren gezakt. |
38 |
galgestaal: de dwarsbalk van de galg (vgl. staal: steel, wnt xv, 44)? Of is galgestaal een zetfout voor galgestaak (vgl. wnt iv, 173)? |
|
geschooten: gegooid |
39 |
noch op grond: nog tot op de grond. De straf bestond er dus uit, dat de dader met de strop om de nek werd tentoongesteld. |
40 |
om dat hy 't schrift zoo wel verstond: Omdat zijn grote vaardigheid in het schrijven daarmee in overeenstemming was |
41 |
Wan: Als |
|
beeter zal begrypen: nog beter zal leren (dwz. nog eens zal doen) |
42 |
een heerlik gypen: een verheven omslag in zijn omstandigheden (misschien sluit deze passage nog aan bij de toneelmetaforiek en doelt Six op een wel zeer resolute peripetie, vgl. wnt iv, 2343). Gijpen betekent naast ‘omslaan, veranderen’ ook ‘sterven’ of ‘zieltogen’ (wnt iv, 2344, deze plaats). |