toelichting |
Op 20 april 1656 werd de eerste steen gelegd voor het Weeshuis van de Nederduitsche Gereformeerde Diaconie (op de hoek van de Amstel en de Zwanenburgwal). Voor het einde van 1657 was het gereed (Wagenaar ii, 1765, p. 321). Volgens Frederiks, 1883, p. 252 heeft Six' gedicht ‘wel een kleinen familietrek van een ouden bekende’. Hij doelt waarschijnlijk op Vondels Op ons Weeshuis van ongeveer 1634 (wb Vondel iii, p. 414). Vondel schreef zijn opschrift voor het Burgerweeshuis (het huidige Historisch museum). Het gedicht staat op p. 412 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
2 |
Der armen Vaader: De Vader van de arme wezen |
2-3 |
in ... Vaader: de rijkste Vader die zij in hun ellende kunnen hebben (evenals bij Huisheer en Vaader, r. 2 denkt Six hierbij aan God) |
3-4 |
van ... doet: van zijn vermogen iets ‘tegen onbepaalde rente’ overdoet (dwz. wegschenkt) |
5 |
Strykt: Zal ... ‘opstrijken’, Zal ... krijgen |
|
op het hondert vyf, noch ses: geen vijf of zes procent rente |
6 |
self den Heemel: de hemel zelf |
|
tesch: buidel (vgl. voor de gedachte: i Timotheüs 6:17-19) |