Gedichten (2 delen)
(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
[74] Aan Pieter Klaaver.aant.Indien het ruwe berd, met rym, u toegeschreeven,
Zoo braaven eer verdient, van een beleefde Swaan,
Wat hoort ghy 't nu de schaaf daar oover heeft gegaan,
Noch schroomich voor meer lichts, eens braaver eer te geeven?
5[regelnummer]
Self huiden was 't niet waard zoo roemryk, op te heeven,
Noch min, toen minder brein haar werkingh had gedaan:
Maar 'k neem uw goede gunst, voor 't fraaije lofdicht, aan,
Dat, om myn beesich, heeft syn eigen roem geweeven.
Ik sond u weederom half welbesteeden tyd
10[regelnummer]
Des aavond stonds, die koop, en wandel heeft verbooden,
Maar 'k wil geen lofgetuit myn needrige ooren byt.
Men kitt'le kitt'ligen, men pluimstryk Spaansche Gooden,
Of naadre, nu geeërt, met 't harte vol van spyt.
Maar zal ons Y dien hoon begraaven met den dooden?
|
|