11 |
maar van my selve: slechts van mijzelf (en niet van een vrouw) |
12 |
Behoef geen: Heb er geen behoefte aan |
|
te keuren: uit te kiezen, te nemen |
13 |
de baan: het perk |
14 |
een trouwrink af te steeken: een trouwring ‘weg te schenken door die aan een vinger te steken’. Samen met baan (r. 13) alludeert het beeld waarschijnlijk op ‘ringsteken’. |
15 |
Maar afgeraân, of self 'k weet niet waarom: Maar of het nu kwam doordat het mij werd afgeraden, of doordat het door mijzelf kwam, ik weet het niet, maar... |
17 |
de kans: het gunstige lot |
18 |
En: En als de kans mij toen ... had |
|
met palm, en mirtekroonen: met de bijbehorende feestversieringen van palmtakken en mirtekransen (vgl. wnt xii, i, 233-234) |
19 |
Vereert: Vergund, Bedeeld met |
|
zoo: dan |
|
nu onbelaân: die nu niet ‘beladen’ ben (nl. met de takken en kransen en uiteraard: met het huwelijk) |
20 |
hoe dartel: hoe wulps die ook is |
|
verschoonen: verre houden |
21 |
de jeuchd: mijn jonge jaren |
|
smuikend vier: smeulend vuur |
22 |
Te licht: Maar al te gemakkelijk |
|
musketkruid: buskruit voor een geweer |
24 |
dan: nl. als hij die peper in de neus heeft |
|
veersen: jonge koetjes (‘wijfjes’) |
25-27 |
U ... Gebeurt: Voor u, die uit de oogjes en van de rode wangen van uw engel (uw geliefde vrouw) een zon met een ‘zomerende’ aanblik ontvangt. Met soomerend zal Six doelen op de achternaam van Sprangers vrouw. Was zij familie van Six' kennis Arnoud van Someren (vgl. de gedichten no. [166], no. [336] en no. [351])? Vgl. ook de kleuraanduiding ‘Engels rood’. |
27 |
en zoo genoodt, van Venus raad: en die aldus door Venus' aandringen uitgenodigd wordt |
29 |
Past beeter: Voor u (vgl. r. 25) is ... passender |
|
wel geweert: goedgewapend |
30 |
kooker: pijlkoker |
31 |
Sulks: Zodat |
|
scheut: schot |
|
uw kabinet: uw ‘prijzenkastje’ |
|
vermeert: zal vermeerderen |
32 |
van een kleine minnestooker: dwz. van Cupido |
33 |
de spoor: de prikkel |
35 |
Daar: Terwijl ... daarentegen |
|
verselt: combineert |
|
den eisch: de huwelijkse plicht |
36 |
en gestreel doet leevend stroomen: en terwijl gij warme (‘echte’) strelingen doet vloeien (of is leevend hier ‘levenwekkend, vruchtbaar’ en staat het zo in nog duidelijker contrast met ydel, r. 34?) |