Gedichten (2 delen)(1991)–Joannes Six van Chandelier– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] [46] [Op het blanketten van 't vrouwvolk in Spanje.] VI.aant. Zoo dan misschien uw bed van jonge Schaapen, De vrucht des echts, begroet werd met een lach, Aan Vaader en de Moeder, met den dagh, En Moeder slaapt niet, waar se plagh te slaapen: 5[regelnummer] Wat wist ghe voor de lammers die daar gaapen, Slecht om en om, en jonghst een reegenslagh, Myn Moedertje, myn moeder schreijen, ach, Ach, wat voor troost wist ghy hen op te raapen? Dat naar gehuil spookt in de Leedekant. 10[regelnummer] De wurm die u de zielaâr af wil steeken, Schoon lyveloos, groeit binnen 't ingewand. Nu merkt ghy eerst, wat vat ghe quamt te breeken, Sleipscherven voor 't vermoen van lastertand, Om uw geslacht, als Basterds, aan te spreeken. Vorige Volgende