10 |
echt: echt van bloede: mijn eigen kinderen |
|
wel te moede: tot mijn genoegen |
11 |
Door: Via |
12 |
Van geesten, waar ik langh mee gingh: Van grote dichters met wie ik lang verkeerde (en door wie Six dus via zijn ogen als het ware bevrucht werd) |
16 |
Ik baarde, als ik te passe bracht: Ik baarde gedichten al naar het mij uitkwam. De gedichten kunnen dus onvoldragen blijken te zijn, wil Six ook zeggen. |
17 |
myn herssenvoore: de groef tussen mijn hersenkwabben (waarin het zaad van de grote dichters als in een vore gezaaid was) |
18 |
Minerve: Minerva werd geboren uit het hoofd van Jupiter |
19 |
is: zal ... zijn |
20 |
myn geslacht: mijn nakomelingen, mijn poëzie |
21 |
eenen: één van mijn nazaten |
|
sien ik welgekoomen: dwz. zal, denk ik, welkom zijn |
22 |
oover schouders aangenoomen: met laatdunkendheid ontvangen (wnt xiv, 940, deze plaats) |
23 |
seit: zal zeggen |
|
fatsoen: uiterlijk, voorkomen |
24 |
loen: lomperik (wnt viii, ii, 2558, deze plaats), nl. lomp geval van een boek (?) |
27-32 |
Tien ... hongh: Arens, 1961, p. 128 wijst bij deze regels op de overeenkomst met Persius' eerste satire, 58-60. |
27 |
Tien zyn er: Er zijn (in zijn bundel) wel tien gedichten |
28 |
Van achtren: Achter hun rug, Heimelijk |
|
een vingertrek: een knip van de vingers |
30 |
als naa domme dooren: alsof ze zich tot naieve dwazen richten |
31 |
tongh: hierbij is Op steeken (r. 30) samengetrokken |
32 |
Als [...] hongh: Alsof die ... hing |
33 |
krielt: wemelt, krioelt (uit de woordkeus blijkt de ironie) |
|
wysen: nl. oordeelkundigen, die Six' fouten kunnen aanwijzen |
34 |
laaci: ach, helaas! |
37 |
O tydverdryf! o soet vermaaken!: Six zal hier zowel op het maken als op het lezen van zijn gedichten doelen (vgl. r. 35-36). |
38 |
u: nl. u, rymen |
|
van elk: door eenieder |
39 |
werd: wordt |
|
herssendrek: als beeld voor de rymen (die weer zijn als een verf, waarmee geschilderd wordt) |
40 |
sommigh gouden trek: hier of daar wel een gulden haal (een waardevolle passage). Six zal in deze laatste regels toespelen op het latijnse spreekwoord ‘aurum in stercore quaerere’ (goud in de drek zoeken) (vgl. Otto, 1890, p. 202). |
|
correctie |
Op p. 148 van de bundel van 1657 staat in r. 24 van dit gedicht grootste. In de lijst met Drukfeilen achterin de bundel is dit gewijzigd in grootse. |