[180] Op den tooren te Middelburgh (p. 315)
toelichting |
Volgens Frederiks, 1883, p. 239 doelt Six hier op de Abdijtoren in Middelburg, maar ik heb geen bevestiging kunnen vinden van het hellen van die toren (vgl. r. 12). Bedoelt Six misschien de dikke stompe toren van de Oude of St. Pieterskerk, de in 1843 afgebroken hoofdkerk van Middelburg (Unger, 1943, p. 68-71 en p. 91)? Het gedicht is waarschijnlijk tot stand gekomen in het voorjaar van 1649, toen Six via Walcheren (vanwaar zijn reisgenoot Abraham Grenier hem vergezelde) naar Frankrijk reisde, aan het begin van zijn grote reis naar Spanje en Italië (1649-1651). Het gedicht staat op p. 235 van zijn bundel. |
|
annotatie |
|
|
1 |
Jupyn: Jupiter |
|
den grysen dagh: de grijze ouderdom |
3 |
Bekommert: En toen hij bezorgd werd |
4 |
's Heemels bouw: de hemelkoepel |
5-6 |
Zoo ... Geraân: Achtte hij het, net als alle goden, raadzaam |
7 |
eer: voordat |
|
liep: zou lopen |
8 |
het einde: het einde van de wereld |
|
waar: zou zijn gekomen |
| |