19 |
Der schorbevloende baaren: Van de golven die de schorren (de buitendijkse weidegronden) overstromen |
20 |
Syn ... blaaren: De bladen over Christus in Gods boek(?) boden hem een herdersstaf tegen de wolven (wnt xiv, 3039). Mogelijk denkt Six hierbij aan Petri's veelvuldig herdrukte Den Evangelischen Arend, een driedelige verklaring van het Johannesevangelie (Vos, 1903, p. 366-367). |
21 |
alzoo: op die wijze |
|
kooijen: kuddes (wnt vii, ii, 5320) |
22 |
heur: hen |
23 |
speelen: muziekmaken |
24 |
graase steelen: grashalmen (wnt v, 584, deze plaats: ‘Eenigszins zonderling is bij six v. chand het gebruik van graze; men weet niet of men het als een verbogen vorm, dan wel als een afleidsel van gras moet beschouwen’) |
26 |
Van seevendubble waaterspruiten: Uit een zevenledig samenstel van waterrietpijpjes. Een dergelijk herders- of panfluitje bestaat uit zeven verbonden rietjes (wnt xii, i, 281). |
28 |
Vry schooner: Nog veel fraaier |
|
dan waar op, dat: dan het geluid van de schalmeien, waarbij |
|
Isrel: het volk Israël |
|
plach te reijen: reidansen danste (vgl. bijvoorbeeld i Kronieken 13:8) |
29 |
deunde: liet een liedje klinken (wnt iii, ii, 2461, deze plaats) |
|
lichte: lichtzinnige |
|
Fillis: Fillis is (evenals Amaryllis) de naam van een herderin in de arcadische poëzie |
30 |
minsaame: lieflijke |
31 |
heur: hen |
|
koosen: het hof maken |
32 |
Omlammert: Temidden van de lammetjes (wnt viii, i, 949, deze plaats) |
33 |
heilge harders halmen: de rietfluit van de godvruchtige herder, David |
34 |
lieden: liederen. Six doelt misschien speciaal op Petri's Scherm en schilt der Kinderen Godes, Voorghestelt in Geestelijcke Meditatien, Over den Eenende-tnegentigsten Psalm, waarvan in 1644 reeds een zevende druk was verschenen (Vos, 1903, p. 364). |
35 |
Zoo: Zo ook |
36 |
't Gevry van Kristus: in contrast met het koosen van de herders (r. 31) |
|
syn bruid: nl. de Kerk van Christus. Six zal hier verwijzen naar Petri's 't Lof onses Heeren Jesu Christi (1624, vijfde druk in 1649) en zijn 't Lof der Kercke ende Gemeente Jesu Christi (1629), werken met verklaringen en toelichtingen van de ‘Ghelijckenissen’, de ‘Cier-namen’ enz., waarmee Christus en Zijn Kerk in het Oude en Nieuwe Testament omschreven zijn (Vos, 1903, p. 365-366). |
|
met bloedkoraalen: door haar een bloedkoralen halssnoer te schenken (als geschenk voor een bruid). Six doelt op de door Christus vergoten bloeddruppels. |
37 |
sulken: zodanige |
38 |
voorsorgh: zorg |
|
dryver: veehoeder |