toelichting |
Six' boer Jacob overleed in de jaren veertig van de zeventiende eeuw. Dit gedicht staat op p. 176-178 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
3 |
d'ydle Son: het nietige zonlicht |
5 |
laci: achl |
7 |
opgedraagen: bevolen, geboden |
8 |
Vergeefs weemoedigh, en verslaagen: bepaling bij r. 5 |
9 |
schent [...] uw haairen: doet ... u de haren uitrukken |
10 |
geheele baaren: hele stromen |
12 |
hongrigh, dorstigh loopen: eten noch drinken |
13 |
bepaalen: beperken, terughouden |
15 |
laat af van: minder, matig |
16 |
willekeuren: soevereine besluiten |
17 |
syn geschaapen: Zijn schepsel, geschapene (Van Es, 1953, p. 183 verklaart hier: ‘Schepsels’ en ‘geborenen, kinderen’, maar dit lijkt mij in strijd met verkooren, r. 18) |
|
uw gebooren: uw boreling, kind |
18 |
Ook lief, en liever heeft verkooren: dwz. Evenals u en zelfs meer dan u als beminde heeft uitverkoren (Jacob was dus een lieveling van zijn moeder, maar God had hem nog liever) |
19 |
tak: nl. van de familieboom |
20 |
leste: laatste |
|
leeden: takken, vertakkingen |
22 |
Uw disch, noch, als olyven, kroonen: Bekronen de tafel (van uw gezin) nog, als olijfplanten (vgl. Psalm 128:3) |
23 |
Gewassen: Groene loten |
|
naa goede tuchten: na een degelijke opvoeding met discipline |
24 |
goude, en silvre vruchten: Six doelt kennelijk op materiële welstand |
25 |
En welkers bloed: En waarvan het bloed |
27 |
Ook troost het: Ook is het een troost, dat |
|
durven: behoeven, of: mogen |
28 |
heellyk: volstrekt |
|
zy: is |
29 |
ruifde maar syn ziel van veeren: ontdeed zijn ziel slechts van het verenpak (zoals een vogel in de rui, wnt xiii, 1806, deze plaats), nl. in de verwachting dat zijn ziel bij de opstanding met een nieuw lichaam bekleed zal worden |
34 |
Des Dryineenheits: Van de Drieëenheid (Die Drie in Eén is) |
35 |
onbegreepe: nooitgehoorde, onvatbare |
36 |
Zaalige Engel: aanspraak aan de overleden Jacob |
|
flus gevangen: die onlangs nog gevangen was (wnt iii, iii, 4592) |
40 |
Naa sien: Naar uitzien |
|
of hooren naa te wenschen: ‘of beter: waarnaar zij behóren te verlangen’ |
41 |
uw vreedsaam ryk: het rijk van vrede (de hemel), waarin u verblijft |
|
uw staaten: de toestand waarin u verkeert |