[274] Grafschrift, op Aris Elbertse Snoek (p. 460)
toelichting |
Aris Elbertsz. Snoeck was een touwslager: in 1639 huurde hij van de Amsterdamse burgemeesters voor onbepaalde tijd een stuk grond buiten de Haarlemmerpoort, om daarop een lijnbaan aan te leggen (Van Dillen, Bronnen, iii, 1974, p. 230-231, no. 440). Ik weet niet in welk jaar Snoeck overleed. Zijn vader, Elbert Goykens, was in 1608 bakker op de Nieuwendijk. Zijn broer, ‘Goyken Elbertsz., genaamd Snoeck’, was een voornaam koopman. In 1654 werd deze broer ‘Commissaris Superintendent van 't Touwwerk’ (Elias, Vroedschap ii, p. 626-627). Volgde hij misschien toen zijn overleden broer op? Dit gedicht staat op p. 346 van Six' Poësy. |
|
annotatie |
|
|
1 |
gaauwe: schrandere (en, binnen de vis-beeldspraak: vlugge) |
2 |
hoek: haak |
4 |
Hielp stuuren: nl. door het touwwerk voor die schepen te leveren |
|
langhs het waaterspoor: bij hun vaart, op hun vaarroute |
5 |
de visch Remoor: vgl. de vis-metaforiek in r. 1-2. Over de remora, of zuigvis ging het verhaal dat hij zich aan een schip vasthechtte en het daardoor tot stilstand kon brengen (wnt xii, iii, 2229). |
6 |
Stryk schippers, laat uw vlaggen sleepen: Laat uw vlaggen halfstok zakken, schippers, en laat ze door het water slepen (als rouwbetoon, vgl. wnt xiii, 1504, rouwvlag) |
|
|